Spiegel der Letteren. Jaargang 8
(1964-1965)– [tijdschrift] Spiegel der Letteren– Auteursrechtelijk beschermdEnkele aspecten van de studie der minnelyriek sinds 1945
| |
[pagina 38]
| |
ken. Ze bewegen zich dan ook veelal op het vlak der dialectiek, waar het wezen der profane minne vergeleken wordt bij of afgewogen tegen de mystieke caritas, waar de ‘moraal’ der minnedichters gevaloriseerd wordt vanuit een christelijk of ook een kerkelijk standpunt, of waar het ‘humanisme’ dat zich in de minneliederen openbaart, begrepen wordt als een emancipatie van de leek of zelfs een gewiekst anticlericalisme. Er is daarnaast ook die andere strekking: die welke buiten elke dialectiek om, poogt, het wezen der minne als menselijk gebeuren fenomenologisch te beschrijven. Of hierbij altijd voldoende onderscheid wordt gemaakt tussen ‘historische’ feitelijkheid en ‘literaire’ feitelijkheid is dan weer een andere vraag. Werken over het gehele gebied der minnelyriek worden met de dag zeldzamer. Men bestudeert veelal of de Provençaalse, of de Duitse. De Noordfranse lyriek blijft - met betrekking dan tot de studie van het wezen der minne - vaak geheel buiten beschouwing terwijl de Middelnederlandse (Veldeke), nu eens vecht voor een ‘Sonderstellung’, dan weer onder de Duitse wordt gesitueerd. Een en ander laat voorzien, dat eerlang een totaal nieuwe synthese zal worden uitgewerkt, die met de ‘oudere’ niet erg veel meer zal gemeen hebben. Op dit ogenblik evenwel lijkt dergelijke synthese nog niet veel meer dan een donkere, vage gestalte achter een veelkleurige sluier. |
|