Kroniek
Codicologie en filologie XIII
Collatie
Wij willen de lezers van de Kronieken, in aansluiting bij wat reeds over paleografie gezegd is, en als inleiding tot een behandeling van ‘Paleografie en Filologie’, gaarne de resultaten voorleggen van een collatie van vier belangrijke Reynaert-redacties, namelijk A, F, B en D, zoals die gepubliceerd werden in de editio maior, waarvan het eerste deel, de Teksten, in 1952 bij Tjeenk Willink, Zwolle, verscheenGa naar voetnoot1. Het nut, in het kader van onze uiteenzettingen, is vooral gelegen in een aantal, op het eerste gezicht zonderlinge, leesfouten. Deze gaan terug op onvoldoende paleografische kennis; het zijn typische beginnersfoutenGa naar voetnoot2. Maar dit type fouten werd ook gemaakt door beroepskopiisten in de Middeleeuwen als zij oud schrift, of algemener: schrift waarmee zij onvoldoende bekend waren, moesten afschrijven. De, uit de aard der zaak weinig welkome ervaring uit eigen tijd, kan daarom bijdragen tot beter begrip voor sommige fouten uit veel ouder tijd in wat men dan wel corrupte bronnen noemt.
De term ‘collatie’ wordt hier dus gebruikt in de zin van controle van de lezingen van een mede-filoloog door vergelijking van zijn editie met door hem gebruikte bronnen. In deze zin is collatie een onderdeel van de filologische kritiek, een voorwaarde voor de voortgang van de wetenschap. In het wetenschappelijk bedrijf zelve verstaat men eronder de vergelijking van twee of meer redacties van een tekst, teneinde de varianten vast te stellen. Dit laatste geschiedt dan in de eerste plaats ten behoeve van de tekstgeschiedenis en de tekstkritiek. Het is gewenst zich rekenschap te geven van het gebruik van de term in deze dubbele zin. Voorwaarde voor collatie is in beide gevallen uit de aard der zaak kennis en ervaring op paleografisch gebied.
Wij danken de hier gepubliceerde collaties aan Drs. P.F. Obbema (A, F, B, D), Drs. Anna Kampstra (thans Mevrouw Panthaleon van Eck) (B), en Drs. J. van Oostrom (B). Het resultaat wordt gegeven in de eind-redactie welke werd opgesteld door Drs. ObbemaGa naar voetnoot3.
Amsterdam
w. gs hellinga
Den Haag
p.j.h. vermeeren