Spiegel der Letteren. Jaargang 4
(1960)– [tijdschrift] Spiegel der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Klanksymboliek in een gedicht van Karel van de WoestijneIn dit opstel zullen we trachten na te gaan in hoever de fonemen, door hun akustische waarde of door de aard van hun artikulatie, bijdragen tot de verfijning van de poëtische gestalte in ‘Ik vraag den vrede niet’, een gedicht van Karel Van de Woestijne (Uit de bundel De modderen man). Om een klankanalyse mogelijk te maken, is het echter noodzakelijk enige algemene beschouwingen over de inhoud, het beeld en een paar niet-akustische vormelementen van het gedicht, te laten voorafgaan. Een van de hoofdkenmerken van Van de Woestijnes poëzie is de onvoldaanheid, het verlangen. De reden of het voorwerp van dit gevoelen is niet altijd nauwkeurig omschreven. Soms verlangt hij naar de dood, dan weer koestert hij heimwee naar het verleden of wenst hij bevrijd te zijn. In dit gedicht spreekt Van de Woestijne zijn verlangen uit naar rust. Niet naar een absolute rust, een vrede die toch onbereikbaar is, maar naar de korte verpozing in de stille, kalmerende intimiteit van het avondlijke huis. In het eerste kwatrijn overheerst het verlangen: Ik vraag den vrede niet; ik vraag alleen de rust.
- o Tedere avond-glans der lippen en der lampen,
als de êle nacht ontrijst aan lage dage-dampen:
wanneer wordt aan uw zuivren gloed mijn angst gesust?
In het tweede kwatrijn is het de verbeelde beleving van deze rust: De schroeiige ogen koel tot kalmen droom gekust;
geblust het zwoele bloed van 't dagelijkse kampen;
en, waar ter slaap de laatste zorgen trager tampen,
de liefde en 't leed verzoend tot één weemoed'gen lust...
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de eerste regel van de eerste terzine is het weer het verlangen: - o Tedere avond-glans der lampen en der lippen...
Daarop volgt de terugplooiing op eigen hardheid: - Maar gij, mijn harde geest, die stoot aan alle klippen
vergééfs een onwil, waar geen genster aan ontschampt...
In de tweede terzine is het weer het verlangen, dat blijft bestaan: - Ik vraag den vrede niet: ik vraag alleen te pozen;
ik vraag alleen de rust die, maagdelijke roze,
gelijk de maan den moeden dag ontrijst, die dampt...
Het hele gedicht is derhalve zacht van elegisch verlangen naar rust, met in het tweede kwatrijn de warme beleving van die rust, en in regel 10 en 11, in tegenstelling met het zachte geheel, de bittere klacht over eigen ontoereikendheid. Zelfs de beleving van zijn rust in het tweede kwatrijn, blijft nog zacht en als 't ware elegisch; de dichter weet dat deze beleving geen werkelijkheid is, maar dat ze slechts in zijn verbeelding bestaat.
De aard van de rust die hij nastreeft, is ons na de eerste lezing reeds duidelijk. En toch heeft hij ze niet uitdrukkelijk genoemd. Er zijn slechts twee woorden die ons op het spoor kunnen brengen, nl. ‘lippen’ en ‘lampen’. Volgens de impressionistische techniek laat hij licht vallen alleen op die elementen die de kernen zijn van zijn psychologische geladenheid of de dragers van de poëtische atmosfeer. Dit zijn, voor het logisch ontleden, niet altijd de belangrijkste elementen, maar wel zijn het de rijkste voor de subjektieve zintuiglijkheid van de dichter. De rust wordt opgeroepen door de glans van de lippen (van de hem vertrouwde persoon) en van de lampen (in de schemerige kamer), met heel hun rijke, maar zeer individualistische achtergrond. Deze lampen en lippen verschijnen in zijn verbeelding als een tere glans, een zuivere gloed. Hun aanwezigheid kan hem rust brengen zoals de koele avond de rust doet neerdalen over de moede aarde, wanneer de maan als een maagdelijke roos boven de mistige landen opstijgt.
De atmosfeer, door deze beelden opgeroepen, is niet zwoel zoals dit in vele van zijn vroegere gedichten het geval was. Zij is zuiver. Die lippen en lampen zijn als 't ware ontdaan van alle stoffelijkheid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zij moeten hem zelfs helpen zich van alle zwoelheid te zuiveren, zoals hij in vers 6 zegtGa naar voetnoot1. Evenals in andere sonnetten van Karel Van de Woestijne, blijft er hier van het klassieke sonnet niets over dan de uiterlijke vorm: twee kwatrijnen en twee terzinen. Geen spoor van de volta in de terzinen; ze zijn een gedeeltelijke herhaling van het eerste kwatrijn. Evenmin is dit sonnet een vrucht van het intellekt, zoals men dat in de Renaissance-sonnetten aantreft; het is een kind van het gevoel alleen. De jambe is overal goed waarneembaar; en toch brengt ze geen eentonige regelmaat mee, want ze wordt zacht overspoeld door een ritme, dat, al kent het niet de ordeverbrekende hoogtepunten van een sterke, losgebroken drift, toch overal voelbaar is. Dit is wel duidelijk de weergave van Van de Woestijnes bijna gelaten, maar toch intens verlangen naar rust, bezonken liefde en avondlijke atmosfeer. Hij weet dat hij zijn doel niet kan bereikenGa naar voetnoot2, en toch kan hij niet berusten. Dit gedicht is slechts één van de vele uitingen van zijn verlangen. Dit verlangen bestond vroeger - vandaar de plotse aanhef - en het zal blijven bestaan, wat duidelijk tot uiting komt in de late cesuur van de veertiende regel, die de indruk wekt dat het gedicht voortgaat. Het is een open gedicht. Het ritme sluit het niet af. Ook in dit opzicht wijkt Van de Woestijne hier weer af van de klassieke bouw van de sonnetten, die een afgesloten geheel vormen en die na de veertiende regel, ook dank zij de volta, werkelijk àf zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De klankenReeds bij een oppervlakkige lezing valt het op, dat er veel lange aa en ee-klanken voorkomen in dit gedicht. Ook de korte a's zijn talrijk en op een bepaald ogenblik treffen ons de oe en de u (van rust). Of | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deze indruk aan de werkelijkheid beantwoordt, zullen we aan de hand van een grafische voorstelling van het aantal klinkers in beklemtoonde positie trachten uit te maken.
We komen dus tot de volgende statistiek over de klinkers: op de 84 metrisch beklemtoonde lettergrepen, zijn er 19 met aa, 15 met a, 13 met ee, 8 met oe, 6 met u, 5 met oo, 4 met ij, 3 met i, 3 met ie, 3 met e, 2 met o, 2 met doffe e, 1 met ui. Enkele van deze volgens het metrisch schema beklemtoonde lettergrepen, kunnen echter bij ritmisch lezen geen klemtoon hebben. En omgekeerd zijn er ook een paar lettergrepen die in dit geval wel een klemtoon krijgen, of wier klinker toch op de voorgrond treedt. In de tabel werden de eerste tussen ronde haakjes gezet, de tweede tussen vierkante haakjes bijge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voegd. Het verbeterd totaal geeft dan de statistiek van dit ritmisch schemaGa naar voetnoot3. Om uit te maken in hoever bepaalde klinkers karakteristiek zijn voor een bepaald gedicht, plaatsen we in de volgende tabel, de beklemtoonde klinkers van ‘Ik vraag den vrede niet’ (door A aangeduid) naast die van ‘Lied’Ga naar voetnoot4, een ander gedicht van dezelfde dichter (door B aangeduid). Onder I staat het totale aantal der klinkers met hun percent, onder II het aantal metrisch beklemtoonde met hun percent en onder III het aantal der ritmisch beklemtoonde. Bij deze laatste werd het percent weggelaten omdat het verschil met de voorgaande reeks onbeduidend is.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze tabel - vooral dan de reeks in beklemtoonde positie - toont duidelijk aan dat in gedicht A het percent van sommige klinkers hoger ligt dan in gedicht B, en omgekeerd. Hetgeen in gedicht A gewonnen wordt op klinkers die - zoals de doffe e - geen klemtoon (kunnen) hebben, gaat naar a, aa, ee, u en oe, niet naar oo en e (van men); terwijl het in gedicht B vooral naar oo en ee en verder naar aa en e (van men) gaat, maar niet naar a, oe of u. Hieruit mogen we besluiten dat het overwicht van bepaalde klanken niet aan de dichterlijke taal als dusdanig, en zelfs niet noodzakelijk aan de poëtische taal van een bepaald dichter, eigen is. Om uit te maken in hoever nu een bepaalde klank karakteristiek is voor een gegeven gedicht, kan een vergelijking met de klankstruktuur van de gewone taal, de gebruikstaal, revelerend zijn. Voor deze vergelijking kunnen we steunen op een onderzoek dat J.P.M. Eggermont een paar jaren geleden instelde over de klank-frekwentie van het NederlandsGa naar voetnoot6. Eggermont, die de klanken van het gesproken Nederlands telde, geeft in zijn tabel ook de resultaten van het onderzoek van Huizing, die, in samenwerking met A. Moleman-Bijl, de klankfrekwentie van het geschreven Nederlands had onderzocht. In de tabel die nu volgt, staat onder I het percent van Eggermont, onder II dat van Huizing, onder III dat van ‘Ik vraag den vrede niet’ (op het totaal der klanken - klinkers en medeklinkers - d.i. 490) en onder IV dat van ‘Lied’ (ook op het totaal der klanken d.i. 252). De volgorde der klanken is die van Eggermont.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hieruit blijkt dat het overwicht van deze of gene klinker zelfs nog merkbaar is wanneer alle fonemen geteld worden; dit is althans het geval voor de aa, de oe, de u en de ee in gedicht A en voor de oo in gedicht B. Haar volle betekenis krijgt de klankstatistiek echter bij de vergelijking van de beklemtoonde posities. Deze alleen immers zijn voor de poëtische ervaring van belang. En ook al houdt men rekening met het feit dat de klemtoon bij voorkeur op een lange klinker zal vallen, dan nog blijft de afwijking die er bestaat tussen gedicht A en gedicht B, welsprekend. In gedicht A ligt dan het percent van aa en ee nog hoger en wordt ook dat van oe en u belangrijk, terwijl in gedicht B de percenten van aa en ee en ook van oo en e (men) gevoelig stijgen. Het is hier niet de plaats uit te maken in welke zin aan de klanken als dusdanig, bepaalde betekenissen, gevoelens, enz. mogen toegekend wordenGa naar voetnoot7. Ook al zal er nooit een noodzakelijk verband tussen klank en betekenis bestaan, dan nog zal wel niemand ontkennen dat bepaalde klanken, om een of andere reden, meer geschikt zijn voor de weergave van déze betekenis dan voor de uitdrukking van een andere. Deze geschiktheid of aanlegGa naar voetnoot8 zal echter alleen dan gevoeld worden wanneer de betekenis er zich ook werkelijk toe leent. In zulke ‘gelukkige’ gevallen spreekt men van klanksymboliek. Zijn ‘geschiktheid’ voor een bepaalde betekenis, dankt de klank o.m. aan zijn akustische waarde (de klank zoals hij gehoord wordt) en aan de aard van zijn artikulatie (de klank zoals hij gevoeld wordt). Veel vaker zal echter - zonder de twee voorgaande mogelijkheden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
als faktor van expressiviteit daarom uit te sluiten - deze geschiktheid in hoofdzaak moeten toegeschreven worden aan de geladenheid die een bepaalde klank in een bepaald gedicht krijgt. In die zin is in het gedicht dat we hier bespreken, de lange, egale toon - vooral die van de aa en de ee (denk aan ‘vragen’ en ‘vrede’), die samen 32 posities innemen uit het totaal van de 84 beklemtoonde - zeker geschikt voor de weergave van het elegische, berustende leed en het passieve verlangen. Daarbij komt nog dat de korte a zeer gauw, terwille van haar timbre, in de stemmingssfeer van de lange aa wordt opgenomen. Vooral in dit gedicht is dit zo daar de korte a, die 15 keer voorkomt, niet minder dan 12 maal gevolgd wordt door een nasaal of l-klank. Deze medeklinkers vertonen, in tegenstelling met bv. de stemloze okklusieven, neiging om het karakter van de voorafgaande klinker te verzachten en te verlengenGa naar voetnoot9. De aa, de ee en de a nemen dan samen, niet minder dan 47 uit de 84 posities in. De klankgestalte stemt dan ook volledig overeen met de algemene inhoud van het gedicht. Bij de lezing valt het echter op dat de oe- en de u-klanken hier niet dezelfde indruk maken. Zij schijnen niet dit berustend-elegisch en bijna passieloos karakter te hebben. Ze doen veel warmer, veel inniger aan (misschien dank zij de woorden ‘schroeiig, zwoel, bloed’ en ondanks ‘koel’, dat we in de samenhang waarin het woord voorkomt, helemaal niet als ‘koud’ voelen). En toch treffen we deze klanken aan in een groter aantal dan we volgens de klankfrekwentie van het normale Nederlands zouden verwachten. De oe achtmaal en de u zesmaal. Maar, zoals we reeds zagen, ontmoet men deze klanken vooral in de tweede strofe: de oe zesmaal en de u driemaal. De onmiddellijk voorafgaande versregel erbij gerekend, wordt het voor de oe zeven en voor de u vier. De indruk die de u maakt, wordt daarenboven nog versterkt door het feit dat ze eens in een opvallende echostand (gekust - geblust) en in rijmpositie voorkomt (gesust - gekust - lust). Het is nu niet zonder betekenis dat we juist in deze tweede strofe een andere inhoud hebben gevonden: niet het koudere, elegische verlangen naar, maar wel het warmere gevoelen van de verbeelde beleving van die rust, de zoete koestering van de voorstelling ervan. Voor dit gevoelen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nu schijnt ons de oe en de u wel expressief en weer stellen we een overeenstemming tussen klank en betekenis vast. Dat in deze strofe tenslotte, de aa en de a wel normaal vertegenwoordigd zijn, terwijl de ee in de eerste drie versregels volkomen afwezig is - hetgeen elders alleen in de laatste regel het geval is - heeft misschien ook zijn betekenis. Alleen de ee immers is palataal en gesloten, de andere zijn ofwel meer open (aa en a), ofwel mediaal en velaar (oe en u).
De keuze der medeklinkers schijnt even weinig willekeurig als die der klinkers. Onmiddellijk treffen ons de vele alliteraties. Men hoort ze bij de lezing en voelt ze vooral in de mond bij de uitspraak. Achtereenvolgens vinden we: v. 1: vr... vr... vr...; v. 2: (g)l... l... l...; v. 3: d... d...; v. 4: ...; v. 5: k... k... gek...; v. 6: bl... bl...; v. 7: tr... t...; v. 8: l... l... l...; v. 9: (g)l... l... l...; v. 10: g... g...; v. 11: g... g... g...; v. 12: vr... vr... vr...; v. 13: r... r...; v. 14: m... m... d... d... De funktie van de alliteratie was in de Oudgermaanse poëzie in de eerste plaats van formele aard; zeer vroeg kreeg het stafrijm echter een estetische betekenis, terwijl zijn formele funktie werd overgenomen door het eindrijm, dat door zijn klankherhaling niet alleen ons oor streelt, maar ook de verzen verbindt of afsluitGa naar voetnoot10. Van deze funkties is in dit gedicht zeer weinig overgebleven. Een derde funktie, nl. alliteratie als expressiemiddel, is hier veel duidelijker. Evenals de klinkers kunnen ook de medeklinkers expressief worden voor een bepaalde inhoud. Hier ook is het van ondergeschikt belang te weten of deze medeklinkers dank zij hun fonetische waarde die inhoud oproepen, dan wel of ze eerst, dank zij die inhoud zelf, uitdrukkingskracht kregen. Voor de estetische ervaring volstaat het te kunnen vaststellen dat zij werkelijk de gevoelens, gedachten of stemmingen beklemtonen. Want al kan een bepaalde klank van nature geschikt zijn om een bepaalde inhoud op te roepen, hij zal in vele gevallen eerst expressief worden voor die inhoud, in en door het gedicht zelf. Omdat hij ééns of een paar keer is voorgekomen in een zeker verband, krijgt hij - indien zijn fonetische natuur althans deze betekenis niet afwijst - als 't ware een aureool rond zich, een ‘halo’ van gevoelens en stemmingen. De alliteratie heeft in dit gedicht duidelijk tot doel, op die wijze, juist die woorden te beklemtonen waarin ze voorkomt: de aandrang van het vragen door de herhaling van de vr-groep, de zoetheid van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
glans der lippen en lampen door de herhaling der l; de innigheid van liefde en leed door dezelfde vloeiende l, enz. De waarde van deze alliteraties kan vergeleken worden met de werking van de klankecho's bij de klinkers; deze kunnen ook op de innige verbondenheid van twee woorden wijzen of de gemeenschappelijke gevoelsinhoud ervan beklemtonen. Dit is zeer duidelijk het geval in de zevende regel, in ‘gekust - geblust’ en vooral in ‘lage - dage - dampen’, waar daarenboven de derde a, dank zij de nasaal, als een rustige, omfloerste echo is van de tweemaal herhaalde veel scherpere lange aaGa naar voetnoot11. Ook in niet-stafrijmende herhalingen kunnen de medeklinkers een expressieve waarde hebben. We zouden zelfs mogen zeggen dat, evenals de assonantie bij de klinkers als expressiemiddel boven het rijm staat, ook deze minder opvallende herhaling van de medeklinkers, als uitdrukkingsmiddel meer verfijnd is dan de alliteratie. In die zin spelen de r- en vooral de l-klanken in dit gedicht een belangrijke rol, zelfs in die regels waar een andere medeklinker allitereert, zoals in het derde en vijfde vers, of waar geen stafrijm voorkomt, zoals in het vierde. Deze r- en l-klanken dragen voor ons bewustzijn, in het hele gedicht de gevoelssfeer die zij in de eerste regel hebben meegekregen, nl. die van vragen en rust, van lippen en lampen, de belangrijkste woorden wat inhoud en voorstelling betreft. Door bijna het hele gedicht zijn zij, voor ons luisterend oor of voor onze spraakorganen bij het lezen, de meest opvallende fonemen. Slechts een paar passages maken hierop een uitzondering. In de eerste plaats de 10e en 11e regel, waar de g, gesteund door de sch- en st-verbinding en door de h, sterk op de voorgrond treedt. En het is niet zonder belang dat het weer juist deze regels zijn, die, wat de inhoud betreft, ook volledig van de andere verschillen, zoals we hierboven hebben aangestipt. De ommekeer tenslotte die in de allerlaatste regel plaats grijpt, als de dichter minder subjektief spreekt in een vergelijking die uitgaat van een visuele waarneming, komt ook tot uiting in een nieuwe reeks van m's en d's en in de afwezigheid van opvallende r's en l's. Om uit te maken in welke zin deze indrukken aan de werkelijkheid beantwoorden, laten we hier ook een vergelijking volgen van het percentage der medeklinkers van het behandelde gedicht (III) en die van ‘Lied’ (IV) met de cijfers uit de klankfrekwentietabellen van Eggermont (I) en Huizing (II). De telling werd in sommige gevallen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wel bemoeilijkt door het feit dat fakultatieve rustpunten bij het lezen de toepassing van de sandhiregels onzeker maaktenGa naar voetnoot12.
Uit deze tabel blijkt dat de toestand bij de medeklinkers enigszins anders is dan bij de klinkers. Bij deze laatste kon de indruk door een loutere telling van de fonemen in zekere zin gemotiveerd worden. Bij de medeklinkers echter schijnt dit niet zo te zijn. In kolom III kunnen we wel bij de l (lief) een zekere stijging vaststellen tegenover de frekwentietabellen; maar bij de r (rood) is daarvan niets te merken. Daartegenover staat het feit dat de g (dragen), die ons slechts in twee regels opgevallen was, haar percentage gevoelig ziet stijgen. Deze drie feiten zullen we trachten te verklarenGa naar voetnoot13. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De g komt 24 maal voor en toch valt ze slechts op in de 10e en 11e regel, waar ze resp. 2 en 3 maal aangetroffen wordt. Wanneer men nu de positie van de g, nader beschouwt, stelt men vast dat ze 15 maal op het einde van een woord of in het midden van een woord staat en daar telkens vóór een onbeklemtoonde lettergreep (bv. vraag den, maagdelijke, dage). Ze komt 9 maal voor in het begin van een woord; 3 maal staat ze hier weer in onbeklemtoonde positie vóór een doffe e (gekust, geblust, gelijk). Nu is het zonder meer duidelijk dat de karakteristieke uitspraak van de g als velare frikatief in zulke positie niet kan onderstreept worden. Eenmaal staat ze ook in de verbinding gl. De l, die de gelijkmatigheid van de luchtstroom der g zeer vlug wijzigt, belet eveneens dat de g in zulke verbinding als frikatief zou geaksentueerd worden. Aksentuering is alleen mogelijk waar de g vóór een klinker in beklemtoonde positie staat, wat slechts in de vijf overblijvende gevallen voorkomt. Dit zijn nu juist de vijf g's van regel 10 en 11. Een soortgelijke vaststelling, maar dan in omgekeerde richting, doet men bij de beschouwing van de l- en r-klanken. De r komt 34 maal voor. Het percent ligt niet hoger dan in gewoon proza, het ligt proportioneel veel lager dan dat van de d. En toch is de indruk die van de r's uitgaat, wel voor ieder lezer duidelijk. Hierboven hebben we reeds gewezen op de invloed van de sleutelwoordenGa naar voetnoot14 uit de eerste regel: vragen, vrede, rust. Maar er is meer. Karakteristiek voor de uitspraak van de r is immers de trillende beweging. De r-klank wordt voortgebracht ‘wanneer een van de veerkrachtige organen, die zich op de weg van de uitstromende lucht bevinden, vlug heen en weer beweegt en zo een trillend geluid voortbrengt’Ga naar voetnoot15. In 13 gevallen uit de 34 nu | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wordt deze karakteristieke uitspraak versterkt door een konsonantenverbinding (vr-, dr-, schr- en tr-). Daarenboven staat ze nog driemaal aan het begin van een woord vóór een beklemtoonde klinker, en hier éénmaal in alliteratiestand: rust - roze. Dus alles samen 16 maal in enigszins versterkte positie. Dezelfde vaststelling kan men doen bij de l-klanken. Haar percentage is op zichzelf reeds belangrijk. Daarenboven wordt de eigen aard van haar artikulatie nog versterkt door haar optreden in konsonantenverbindingen: driemaal gl- of chl- (door sandhi), tweemaal bl-, éénmaal sl- en éénmaal kl-. Ze staat 9 maal aan het begin van een woord, waar ze driemaal allitereert, éénmaal zelfs met drie l's. Dit is alles samen 16 maal een speciale positie op een totaal van 29. Uit deze beschouwingen blijkt dat de klankfrekwentietabellen, zoals ze door Eggermont en Huizing werden opgesteld, wel voor de klinkers goede diensten kunnen bewijzen; maar dat ze, wat de medeklinkers betreft, zouden moeten aangevuld worden, indien ze de stilistiek willen van nut zijn. De positie en inz. de konsonantenverbinding is hier van wezenlijk belang. Toch hebben deze lange en saaie berekeningen wel bewezen dat onze indrukken in verband met het klankgebruik in het behandelde gedicht, niet ongemotiveerd waren. Dat men bij het ontleden van de klank niet in de eerste plaats moet uitgaan van de eigen fonetische waarde van de klanken zelf, hebben we reeds vastgesteld. De betekenis speelt hierbij een grote rol. Het zou echter verkeerd zijn te menen dat de klanken geen ‘eigen waarde’ zouden hebben. Sommige klanken zullen, dank zij hun akustische eigenschappen of - en dit is vaak duidelijker - dank zij hun karakteristieke uitspraak, expressiever zijn voor déze betekenis dan voor géne. In de tweede strofe hebben we daarvan een duidelijk voorbeeld. Deze strofe is - wat de inhoud betreft - niet aan de andere gelijk. We hebben vastgesteld dat men het kan horen in de klanken: er zijn meer oe's en u's. Het is echter niet alleen te horen, het kan ook gevoeld worden bij de uitspraak. Bij de lezing zullen we inderdaad voelen hoe, in de 4e, 5e, 6e en 8e regel, de lippen moeten vooruitgestoken worden. En het is treffend hoe, bij de uitspraak van deze verzen, omwille van de vele geronde klinkers (oe, oo, u en zelfs o), de mond de stand aanneemt die hij zou aannemen wanneer de dichter zijn zoet geluk beleeft of wanneer hij met ontroering aan dit geluk denkt. Stel u maar een ogenblik voor dat hij dan, zoals in vers 10 en 11, g's zou verbonden hebben met ee's. Het klankgebaar zou dan zeker | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de betekenis niet ondersteund hebben. Tellen we nu in de 4e, 5e, 6e, 7e en 8e regel de u-, oe-, ui-, o- en oo-klanken, dan komen we tot een totaal van vijftien geronde klinkers tegenover vijftien (of zelfs in het verbeterd totaal slechts dertien) andere, wat helemaal niet overeenstemt met het algemeen totaal van het gedicht, waar er vierentwintig (of 22) staan tegenover zestig (of 58). Niemand zal beweren dat al deze klankkorrespondenties bewust door de dichter zijn gekozen. Indien ritme en beeld in de dichter spontaan groeien, dan zal zeker de klank de vrucht zijn van een innerlijk proces, dat niet door de rede geleid wordt. Maar dit feit vermindert er de waarde niet van. Integendeel. We weten trouwens dat Van de Woestijne zelf er zich rekenschap van gaf dat de klank voor hem iets betekende. In een van zijn kritische opstellen heeft hij geschreven: ‘... het klank-gehalte, het klank-wezen van een gedicht kan mijn hoorende ooren brengen in een toestand van weelde, een sensueel geluk - geluk-in-smart soms -, die ik niet terug-vind bij een ander gedicht dat, woordelijker, zinlijker en voor sommigen “poëtischer” mag zijn’Ga naar voetnoot16 Dit korte onderzoek bewijst dat - althans in dit gedicht - het gebruik der fonemen niet willekeurig is en dat we de vormschoonheid ervan niet volledig kunnen smaken zonder gevoelig te zijn voor dit gebruik. We vatten de resultaten als volgt samen:
Kapelle-op-den-Bos Jozef Boets, a.a. |
|