Spiegel der Letteren. Jaargang 3
(1959)– [tijdschrift] Spiegel der Letteren– Auteursrechtelijk beschermdEen kostbaar werkinstrument bij de rederijkersstudieWoordenboeken horen niet thuis op het terrein van de literatuurgeschiedenis of literatuurwetenschap. Toch zou het onverantwoord zijn in dit tijdschrift het verschijnen onvermeld te laten van het Rhetoricaal GlossariumGa naar voetnoot1 dat Dr. J.J. Mak zopas in het licht heeft gegeven. Het is een boek, waarnaar ieder die zich met de studie der rederijkers bezighoudt sedert jaren met spanning heeft uitgekeken en dat weldra voor dezen een onmisbaar werkinstrument zal zijn. Hiermede is meteen gezegd dat Dr. Mak de in hem gestelde verwachtingen niet heeft beschaamd. Het glossarium bevat de verklaring van een achtduizendtal woorden die exclusief rhetoricaal zijn en derhalve ontbreken in het MNW en het WNT. In aanhangsel worden voorlopige lijsten gegeven van woorden, die als zodanig in een of meer betekenissen in de literatuur voor het laatst en voor het eerst in rederijkersteksten worden aangetroffen, en van zulke, die in de literatuur uitsluitend gedurende de rederijkerstijd werden gebruikt, maar niet exclusief-rhetoricaal zijn. Opgelegde tijdsduur en voorgeschreven omvang van het werk hebben ook de andere principes bepaald die aan het glossarium ten grondslag liggen. Zo werden b.v. geen bijvormen of vervormingen van algemeen gangbare woorden opgenomen, terwijl hyperindividuele vormen, zoals | |
[pagina 291]
| |
o.m. humoristische of satirische uitdrukkingen ook werden uitgesloten. Gestreefd werd vooral naar het verzamelen van het gemeenschappelijke woordbezit en woordgebruik, waardoor spreekwoorden, waarvan de samenstellende delen niet typisch rhetoricaal zijn, alsmede bastaardvloeken, enz. ook achterwege moesten blijven. Onbesproken bleven ook alle schertsnamen. Zijn materiaal heeft Dr. Mak bijeengegaard uit een aanzienlijk aantal rederijkersteksten - in zijn bronnenlijst telden wij een tweehonderdtal nummers - die voor het grootste deel door de samensteller persoonlijk volledig geëxcerpeerd werden. In dit verband viel het ons op dat het excerperen van Den geestelycken ABC van C. Crul gebeurd is uit de verzameling De Bruyne (uitgeg. door Ruelens), terwijl dit gedicht met alle bekende varianten voorkomt in onze uitgave der Religieuze Poëzie van Cornelis Crul, waarin Dr. Mak toch alle andere gedichten onderzocht heeft. Waarom voor dit ene gedicht een uitzondering werd gemaakt is ons niet duidelijk. Welke methode heeft Dr. Mak bij het verwerken van zijn materiaal gevolgd? ‘De woordbetekenis’, schrijft hijzelf in zijn inleiding, ‘hebben wij laten prevaleren boven de woordafleiding. Ons doel was niet een woordenboek samen te stellen, maar een glossarium. Aan een voorlopig hulpmiddel tot het verstaan van rederijkersteksten was, meenden wij, dringender behoefte dan aan een verzameling etymologische studiën.’ Voor de etymologie wordt dan ook verwezen naar MNW en WNT, of naar Franck's Etymologisch Woordenboek der Nederlandsche Taal, tenzij de auteur er zelf een afwijkende mening op nahoudt. Bij het vaststellen der betekenis heeft Dr. Mak zich uitsluitend laten leiden door de contekst, wat voor zijn opzet o.i. de enig-juiste werkwijze is. Van volstrekt zekere betekenissen worden daarbij (alleen) de vindplaatsen opgegeven. In dubieuze gevallen wordt de opgegeven betekenis door volledige aanhalingen gesteund. Daar de dubia talrijk zijn, en ook de hapaxen bij de dubia gerekend worden, bevat het glossarium een voldoende aantal gegevens om de gebruiker toe te laten in vele gevallen zijn eigen conclusies te trekken. Op deze wijze wordt de wetenschappelijke eerlijkheid uitmuntend gediend, terwijl het hanteren van dit glossarium de lezer voortdurend zal prikkelen om eigen opvattingen aan de hier gebodene te toetsen en zo het wetenschappelijk onderzoek voort te zetten.
Dr. Mak heeft zelf het voorlopig karakter van zijn werk onderstreept. Achter heel wat gegeven betekenissen komt nog een vraagteken. Bij andere zal de gebruiker zelf af en toe een vraagteken plaatsen; drukfeilen komen in het boek ook nog voor (zo wordt b.v. gabbaert van p. 170 op p. 72 sub blanckaert in een aanhaling van hetzelfde vers als gabaert geschreven), maar wie zal de auteur hierom een verwijt durven maken? Hij heeft de moed gehad om een eerste stap te zetten op een terrein dat reeds velen | |
[pagina 292]
| |
heeft aangelokt, maar allen tot nu toe afgeschrikt heeft, een stap die men niet anders dan een reuzeschrede kan noemen. Waar wij Dr. Mak nu bewonderen om zijn grootse en geslaagde onderneming, zullen wij hem later vooral dankbaar zijn, omdat hij ons een werkinstrument heeft geschonken dat op de werktafel van ieder, die voor rederijkersteksten een wetenschappelijke belangstelling heeft, niet meer mag of zal kunnen ontbreken. Met dit boek heeft hij zijn faam als een der beste kenners van de rhetoricale literatuur voor goed gevestigd. Mechelen L. Roose |
|