Het boek van Sidrac
(1936)–Anoniem Sidrac, het boek van– Auteursrecht onbekend
[pagina XI]
| |
Inleiding en verantwoordingHet dertiende-eeuwse Franse prozawerk Le livre de Sidrac, dat in vele handschriften de ondertitel La fontaine des sciences draagt, werd in het eerste kwart der veertiende eeuw door een Antwerpenaar in het Diets (Middelnederlands) overgezet. Van verschillende zijdenGa naar voetnoot1) is op publicatie aangedrongen van het eigenaardige boek dat - volgens de juiste opmerking van wijlen dr. G. Penon - ‘de uitgave en de daaraan bestede moeite overwaard is. Niet alleen omdat we hier een werk hebben, dat in de Middeleeuwen zulk eene groote vermaardheid genoot, de geest van den tijd dus ook uit dat werk is te kennen en de eigenaardige wijsgeerige wereldbeschouwing veel aantrekkelijks heeft, maar tevens omdat wij uit hetgeen wij daarvan kennen zien, dat wij hier vrij goed Middelnederlandsch proza voor ons hebben, waarvan nog te weinig is uitgegeven; en eindelijk, omdat voor de geschiedenis der Nederlandsche letteren een onderzoek zeer gewenscht is naar den invloed, dien de Sidrac oefende op den schrijver van den Lekenspiegel en op hen, die later soortgelijke onderwerpen in onze taal behandelden’.Ga naar voetnoot2) Het doel van deze uitgave nu is voornamelijk: een tekst te verschaffen, die een geschikte grondslag levert voor verdere studies; en die waarborgen biedt, de inhoud der ‘oorspronkelijke’ vertaling, zoveel - voorlopig - mogelijk, nabij te komen. Dat het vaststellen van deze tekst talrijke moeilijkheden meebracht, zal voor geen enkelen Sidrac-kenner nadere uiteenzetting behoeven. Ik waag het dan ook niet te beweren, dat alle tekst-moeilijkheden zijn opgelost; maar waarom met een uitgave te wachten, levenslang, ter wille van decimering der betwistbare plaatsen? Professor Dr. F.A. Stoett verschafte mij een afschrift van het Hamburgse hs. (H), en lange tijd heb ik rondgelopen met het plan, H ten grondslag te | |
[pagina XII]
| |
leggen aan de uitgave. Maar voortgaande studie overtuigde mij er van dat deze tekst, hoewel betrekkelijk volledig op zichzelf, veel te veel afweek van de oorspronkelijke vertaling. Door een bepaald gedeelte in al de bekende Middelnederlandse Sidrac-hss. onderling te vergelijken ontdekte ik, dat er in deze handschriften twee redacties kunnen worden onderscheiden, zodat ze daarnaar zijn te groeperenGa naar voetnoot1). Groep I omvat 5 handschriften, welker tekst nauw aansluit bij de Franse; het zijn B, G, K, L en O. Maar de beide handschriften van groep II, namelijk H en C, vertonen een redactie die op talrijke plaatsen aanmerkelijk van de Franse teksten afwijkt, al gaan ze tenslotte terug op dezelfde vertaling als groep I. Nu weten we uit de berijmde proloog, die de Zuidnederlandse vertaler aan zijn werk heeft toegevoegd, dat hij zo nauwkeurig mogelijk de bewoordingen van zijn Frans voorbeeld volgde: Die ene materie zal zegghen wale
Van eenre tale in ene andre tale,
Hi zal den text legghen dan
Zo hi alre ghelijxt can.
Dit zal van rechte sijn sine zede
Also sinte Jheronimus dede,
Die de bible ende ander werc
In latine leide als een clerc
Uten griexen, also hi conste wale,
Ende oec uter ebreeuscher tale.
Hine deder toe no af
Anders dan die auctoer uutgaf.
Diet anders doen si doen quaet;
Elc wachts hem, dats mijn raet.
(hs. K)
De conclusie ligt voor de hand, dat de teksten van groep I het meest de eerste vertaling benaderen. Bij onderzoek bleek, dat van de vijf handschriften der eerste redactie alleen L en O relatief volledig waren, zodat mijn keus tot deze twee werd bepaald. Nu is L een Noordnederlands en O een Zuidnederlands afschrift; en bedenkende dat de vertaler te Antwerpen woonde, gaf ik ten slotte met reden de voorkeur aan O als 't het meest voor publicatie in aanmerking komende. Tot mijn grote vreugde bleek het curatorium der Bodleian Library te Oxford op mijn aanvraag bereid, dit hs. te mijner beschikking | |
[pagina XIII]
| |
te stellen. Door deze lofwaardige welwillendheid, waarvoor ik hier gaarne mijn hartelijke dank betuig, werd ik in staat gesteld een afschrift te maken van de belangrijkste Nederlandse Sidrac-tekst. Zo ligt dus aan deze uitgave de tekst van O ten grondslag, die weliswaar talrijke hiaten, onduidelijkheden en schrijffouten bevat, maar altijd nog minder dan welke andere Nederlandse Sidrac-tekst ook. Opdat men zich althans bij benadering een voorstelling kan vormen van het werk van Boendale's tijdgenoot, heb ik mij niet bepaald tot het weergeven zonder meer van de O-redactie. Waar andere Nederlandse - of van deze afgeleide - teksten soms passages bevatten die in O ontbraken, heb ik die tussen [] ingelast, voorzover ze bevestigd werden door de Franse tekst; ook de vijf vragen van de Nederduitse redactie, die ongetwijfeld op een Nederlandse tekst teruggaan, doch in geen onzer nog bestaande hss. meer voorkomenGa naar voetnoot1), zijn op de hun toekomende plaats (met kleine letter) afgedrukt. Enkele blijkbaar onjuiste toevoegingen heb ik tussen () gezet. De hoofdletters en de noodzakelijkste leestekens zijn door mij aangebracht (alleen in Bijvoegsel III is het hs. ook in de leestekens nauwkeurig gevolgd); afkortingen zijn opgelost in overeenstemming met volledige schrijving elders. De Romeinse cijfers die de vragen nummeren heb ik door gewone cijfers vervangen; de nummering in het hs. is niet altijd juist. Teneinde het lezen van de hoofdtekst niet te zeer te hinderen en tevens om het raadplegen te vergemakkelijken, worden de varianten in een afzonderlijk boekje met drie bijvoegsels gegeven. In bijvoegsel I vindt men de varianten van het Koningsbergse hs. (K) bij het proza-gedeelte van onze SidracGa naar voetnoot2); echter zijn een aantal voortdurend terugkomende dialect- en spellingverschillen (welke vermeld zijn voorin het variantenboekje) niet aangegeven tenzij in verbinding met andere afwijkingen. Het bleek niet doenlijk ook de varr. van B te geven, daar het Brusselse hs. te vele afwijkingen vertoont; ik heb dan ook van B slechts die varianten vermeld die een bepaalde lezing kunnen verduidelijken. Tot dit doel dienen, naast citaten uit Haag of uit de Franse druk, soms ook plaatsen uit H, de Nederlandse druk, de Nederduitse (J) of de Nederrijnse (Kln) redactie; ze zijn aangeduid met een *. Bijvoegsel II bevat varianten bij rijm-proloog en rijm-epiloog, terwijl in het derde bijvoegsel de tekst van het Gentse fragment (G) gegeven wordt. | |
[pagina XIV]
| |
Uit de omstandigheid dat al de bestaande teksten op talrijke plaatsen bedorven zijn mag men terecht besluiten, dat het aantal handschriften van onze vertaling aanmerkelijk groter is geweest dan het achttal (waaronder gerekend het restantje van BRa) die er thans nog bestaan. Wanneer we daarbij bedenken dat de Nederlandse tekst van 1495-1564 elf drukken beleefde - dus nog meer dan de Franse Sidrac, die acht maal gedrukt werd -, dan durven we zonder vrees voor tegenspraak beweren, dat het Boek van Sidrac een der meest populaire werken geweest is in de Nederlanden gedurende de 15de en de eerste helft der 16de eeuw. Voor het overzicht van de belangrijkste problemen, aan de studie van de Sidrac verbonden, volgde ik in hoofdzaak het voortreffelijke werk van den uitstekenden Fransen geleerde wijlen Ch.-V. LangloisGa naar voetnoot3), en kon slechts hier en daar, in ondergeschikte punten, wijzen op feiten of omstandigheden, door vroegere schrijvers nog niet vermeld. |
|