| |
Charles Ducal
Ridder van de droevige figuur
Zij noemt mijn jas een merkwaardig restant
en de snit van mijn broeken een schande.
Zij wil mij herkleden, modieus, elegant.
Ik vrees dat zij mij wil veranderen,
mijn schouders rechten, mijn voeten beslaan
met de zwierige tred van jonge soldaten.
Zij wil aan mijn arm door de menigte gaan
als een die iedere nacht wordt beslapen.
Gelukkig heb ik nog mijn oude pyjama
met spannende pijpen en doorhangend kruis.
Die trek ik aan als de vrouw is gaan slapen.
Ik hang er de droevige ridder in uit.
Uit: ‘Het huwelijk’ (1987).
| |
Le chevalier a la triste figure
Elle appelle ma veste un débris remarquable,
une honte la coupe de mes pantalons
et veut me rhabiller à la mode, impeccable,
me changer, je le crains, en un autre garçon,
redresser mes épaules, me faire marcher
au pas guilleret des petits soldats
et traverser les foules à mon bras
comme si chaque soir on se mettait coucher.
Une veine que mon pyjama soit le vieux,
jambes au moule et baîllante ouverture,
j'y fais glisser, quand la femme est au pieu,
le chevalier à la triste figure.
Traduit du néerlandais par Liliane Wouters.
| |
| |
| |
Charles Ducal
Misverstand 3
Mijn vrouw is getrouwd met een dichter,
al had zij de zaak heel anders gepland.
Zij dacht aan een vader, een minnaar, een man.
Hij schrijft. Verder zijn er geen plichten.
En zelden is meer dan zijn lijf in bed,
mager en bleek in zijn eenzaam verlangen.
Soms staat hij op om een woord te vervangen,
verandert ‘geliefde’ b.v. in ‘slet’;
en likt zich de lippen, zelfvoldaan.
In gemeenschap wordt niets ondernomen.
Wel mompelt de vrouw af en toe in haar dromen,
ontregelde praat, door geen mens te verstaan.
Uit: ‘Het huwelijk’ (1987).
| |
Quiproquo 3
Ma femme est mariée avec un poète,
elle imaginait sa vie autrement,
attendait un homme, un père, un amant.
Il écrit. C'est tout ce qu'il a en tête.
Souvent il ne laisse au lit que son corps
maigre et blanc dans son désir solitaire.
Pour changer un mot parfois il se lève,
il écrit ‘traînée’ au lieu de ‘trésor’;
et puis se pourlèche, pas mécontent.
Que font donc ensemble, ces deux personnes?
Parfois en dormant la femme marmonne
des mots décousus que nul ne comprend.
Traduit du néerlandais par Liliane Wouters.
| |
| |
| |
Charles Ducal
Vader 1
Nacht. De hoeve gesloten.
Waakhonden hielden het erf in bedwang.
In de stal werd een ketting verschoven,
een kras op de stilte. Ik luisterde bang.
Alles scheen in zichzelf te geloven,
de kamer kwam los uit het grote verband.
De nacht bewoog. Ik kon het niet horen.
Vermoedens hielden de ruiten zwart.
Toen stak een stem het donker over,
vrolijk geblaf beet de stilte kapot.
Ik zag, de ogen gesloten:
hij waterde, wijdbeens, standbeeld van God.
Uit: ‘De hertog en ik’ (1989).
| |
Père 1
Nuit. La ferme fermée à clef.
Les chiens surveillaient l'héritage.
Dans l'étable une chaîne bougeait,
marquait le silence. J'écoutais, craintif.
Tout semblait sûr de soi. La chambre
sortait du contexte profond.
La nuit vivait. Je ne pouvais l'entendre.
Les vitres étaient noires de soupçons.
Une voix traversait l'obscurité.
Le silence brisé d'abois joyeux.
Mes yeux clos, je voyais: les jambes écartées,
il pissait, statue de Dieu.
Traduit du néerlandais par Liliane Wouters.
| |
| |
| |
Charles Ducal
De hertog en ik 2
Twee mannen trokken een kar door het bos,
door de modder van lichtschuwe wegen,
in dienst van een vrouw die verdeelde
en heerste. Hun lust, hun last stond zij
naakt boven hen, de zweep in de hand,
trots, door geen man ooit bezeten
dan in het offer van een gespleten
bestaan. De ene man ik, de ander gezant
van de nacht die zijn angst door mij joeg.
Wij trokken samen, de hertog leidde,
hij kende het bos in al zijn geheimen.
De vrouw zag het onderscheid. Sloeg.
Uit: ‘De hertog en ik’ (1989).
| |
Le duc et moi 2
Deux hommes tiraient une charrette
sur la boue de chemins photophobes, valets
d'une femme à qui revenaient parts et règne.
Nue au-dessus d'eux, leur fardeau, leur
désir, elle tenait en main le fouet,
fière, jamais par un homme possédée
sauf dans le don d'une vie éclatée.
Le premier homme, moi, l'autre envoyé
de la nuit qui m'imposait son angoisse.
Nous tirions ensemble, le duc menait,
il connaissait du bois tous les secrets.
La femme mesurait l'écart. Frappait.
Traduit du néerlandais par Liliane Wouters.
|
|