Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse: Ick hoorde een maechdeken singhen.
WAnneer sult ghy verlaten
Swerelts Ga naar margenootaliefde onghesticht?
De Ga naar margenootbduysternisse haten
Lief hebben dat Ga naar margenootcware licht?
Wanneer Ga naar margenootdsult ghy versmaden
Dit ydel onnut ghebras?
V saen laten Ga naar margenooteberaden
En van sonden Ga naar margenootfafstaen ras?
Hoe langhe sult ghy Ga naar margenootgdwasen
Haten de wetenschap reyn?
Ghy dulle sotten rasen
In boosheyt, naer Ga naar margenoothSatans treyn?
Wanneer sult ghy lust rapen
In de kennis soet, jolijs
En u, ghy arme schapen
Ommekeeren Ga naar margenootien worden wijs.
Hoe cont Ga naar margenootkghy liefde draghen
| |
[Folio 328v]
| |
Tot sulck een onnuten pleyt
Verganckelick, cort van daghen
Wiens bywesen Ga naar margenootlseer verleyt
Vileyn, niet om versellen
Sy heefter veel Ga naar margenootmvermoort
Haer huys neycht totter hellen
Is vol van confuys, discoort.
Wijct verre van haer palen
Naket niet de deur haers huys
Laet u hert niet Ga naar margenootndoorstralen
Haer liefde, het waer abuys
Als honich zijn haer lippen
Ghelat als oly haer keel
Wilt gheen solaes meer schippen
In sulcken snooden juweel.
Waect op, wilt t'slapen staken
Ghy edel reyn schoone spruyt
Wilt gheen Ga naar margenootoghemeynschap maken
Met sulck een so vuylen Bruyt
Alle die haer Ga naar margenootpaenhanghen
Die zijn een lichaem met haer
Laet u van haer niet vanghen
Maer neemt mijn vermanen waer.
De werelt met haer lusten
En wilt Ga naar margenootqgheensins hanghen aen
Sy Ga naar margenootrbrenghen niet tot rusten
Ghy weet wel dat sy Ga naar margenootsvergaen
Maer wilt Gods woort aencleven
Dat inder Ga naar margenootteewicheyt blijft
Daer in so is Ga naar margenootvdat leven
Vwe Ga naar margenootxooren niet verstijft.
Cont ghy haer niet Ga naar margenootyverfoeyen
Noch haer weghen worden sadt
Sal u niet flus vermoeyen
Der Ga naar margenootzsondaren raet en padt
Wanneer sult ghy u ooghen
Te deghen eens open doen
Gaen danckbaerheyt betooghen
Ende u tot Ga naar margenootaweldoen spoen?
Als ick (laes) u behaechde
| |
[Folio 329r]
| |
Werelt Ga naar margenootcveel sotter dan sot
Naer uwe vrientschap jaechde
Doen was Ga naar margenootdick vervreemt van God
Verdwaelt als ick u sochte
Bedroghen Ga naar margenooteals ick u vant
V liefde ick dier cochte
Bedroch was aen elcken cant.
V Ga naar margenootfwijsheyt is maer sotheyt
Vwe Ga naar margenootgglorie die is hoy
V wetenschap die is botheyt
V eere is enkel roy
V Ga naar margenoothrijckdom die is schadich
V toelachen is Ga naar margenootibedroch
V blijschap Ga naar margenootkonghestadich
V schoonheyt die stincket doch.
Ick was van God verscheyden
Als ick u diende onvroet
Ende my liet Ga naar margenootlverleyden
Met al u valsche ghebroet
Als ick (laes) met Ga naar margenootmu leefde
Doen was ick Ga naar margenootnin de doot
V liefde blent aencleefde
Wreet, schieloos, vol smerten groot.
Tfy, dat Ga naar margenootoick t'sulcken tijden
Op uwe liefde eens dacht
Onghemack, droefheyt, lijden
Creech ick te loone onsacht
Ick cost Ga naar margenootpmy niet versaden
In al u wellust ghemeyn
Ick moet uwen raet versmaden
Tis niet dan Ga naar margenootqmoeyte certeyn.
Alle Ga naar margenootrdie u beminnen
Verleyt ghy tot alder tijt
Sy hebben arme sinnen
Ghy en gheeft niet dat verblijt
Wilt, Ga naar margenootsydel, onghebonden
Ghy brenghet in grooter noot
V dienaers t'allen stonden
Vwen Ga naar margenoottloon dat is de doot.
Werelt ghy hebt Ga naar margenootvmy bedroghen
| |
[Folio 329v]
| |
Vliet met uwen listen boos
En valschelick gheloghen
Schalckheyt Ga naar margenootxis u handel loos
V blijschap Ga naar margenootyneemt een ende
Met droefheyt, tsy snoo ghespu
Die u te rechte kende
Sochte Ga naar margenootznoyt vrientschap aen u.
Of dit wel overdochte
Neerstelick Ga naar margenootaelck Christen let
Wel hem die haer noyt sochte
Met haer niet en is Ga naar margenootbbesmet
Maer Ga naar margenootcin de Wet des Heeren
Zijnen lust heeft, en verblijt
En hem tot God gaet keeren
Ende Ga naar margenootddient hem met jolijt.
O Heere laet u licht Ga naar margenooteluchten
In onslieder herten saen
De duysternis doet vluchten
V Ga naar margenootfMorghensterre opgaen
Om t'ongheloofs verdwijnen
Weert Ga naar margenootgvan ons den blentdoeck
Laet uwe Ga naar margenoothlicht claer schijnen
In desen donckeren hoeck.
Ghedanckt zijt Ga naar margenootiVader schoone
Onse God, Heere Ga naar margenootkvermaert
Die ons door uwen Ga naar margenootlSone
Vwe waerheyt hebt verclaert
O God lief hooch verheven
Onsen hoop, Ga naar margenootmen vrede fijn
Weer wy Ga naar margenootnsterven, oft leven
Laet ons niet ghescheyden zijn.
Soli Deo sit Honor & Gloria. |
|