Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse: Hoe legdy nu en slaept.
WAer ligdy Ga naar margenootanu en slaept
So vast in schijn van droomen
Eer u de doot betraept
So vliet de Ga naar margenootbsonden toomen
Verlicht ws levens staet
Vernieut Ga naar margenootcin gheest en leven
Coemt tot de Ga naar margenootdAdvocaet
Die ons God heeft ghegheven.
Hy is selve voorwaer
De Ga naar margenooteversoeninghe onser sonden
De Ga naar margenootfhoecksteen of pilaer
Die vast blijft onverslonden
En voor hem Ga naar margenootgen slaet gheen macht
T'ghewelt Ga naar margenoothmoet voor hem wijcken
Hy verwinnet door zijn cracht
Des Duyvels boos practijcken.
Hy sal u wel ontfaen
Wildy Ga naar margenootial tot hem comen
Van allen last Ga naar margenootkontlaen
Hy heeft op hem ghenomen
Onser Ga naar margenootlschulden groot ghetal
Naer Esaias schrijven
Hy heeft ons groot en smal
Ghemaect met siele en lijven.
Die nu den mensche maect
Sal hem Ga naar margenootmoock voetsel gheven
Dus alle sorghe Ga naar margenootnslaect
En zijn doch eerst ghedreven
Na Gods gherechticheyt
Zijn Ga naar margenootorijcke soect t'allen stonden
Wat u dient ter behoefticheyt
Sal u toe zijn ghesonden.
Bidt God Ga naar margenootpom broot, hy sal
| |
[Folio 323r]
| |
V dat broot vrywillich gheven
Dat ons hier in dit dal
Gheeft dat eewich leven
Dat en is dat Ga naar margenootqManna niet
Dat sy inder woestijnen aten
Want sy storven oock siet
En moeste de doot smaken.
Want die dit broot wel smaeckt
Dat oock Christus sal gheven
Is vander doot ontwaeckt
Want Ga naar margenootrhy sal eewich leven
Bidt God om u behoet
Die sal de siele spijsen
Al met zijn woorden soet
Daer in wilt verjolijsen.
Der valscher leeraers broot
En mach ons niet versaden
Want tis wt, door boosheyt groot
Als caf Ga naar margenootsdoor onghenaden
Dat woort Gods is voorwaer
Een Ga naar margenoottvyer dat sal bederven
Dat caf der leeringhen swaer
Daer de siele door moet sterven.
Want hy Ga naar margenootven wilt de doot
Des sondaers niet, noch t'sneven
Maer dat hy bekeere bloot
Tot God, en hael daer t'leven
Want hy is neder ghedaelt
En ghebacken t'onser vramen
Met t'vyer der liefden doorstraelt
Aent Ga naar margenootxcruyce voor ons al t'samen.
O Prince Goddelick keest
Wilt ons wt liefde schencken
Vwen Ga naar margenootyheylighen Gheest
Wilt ons vyanden krencken
Dat niemant ons en mach
Letten in gheender zijden
Want u hoocheyt vermach
Ons Ga naar margenootzte ghebenedijden.
|
|