Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse: Wie sint Iacobs broeder zijn wil.
WIe de ellendicheyt voldoen wil wel
Die stae ras op, en wandele snel
Al op Gods Heeren straten
Gheloof en Ga naar margenootaghedult behoeft hy wel
Soud' hy de werelt verlaten.
Den wech diemen hier wandelen moet
Is vol ellents en Ga naar margenootbteghenspoet
Neemt dit doch wel ter herten
Ieucht en vreucht verswemt als een vloet
Tis maer al pijn en smerte.
Tvleesch dat verschrickt en het siet om
Oft eenich vyant hem na com
Die het soude willen aenveerden
Door tvallen Ga naar margenootceens blats so wort het stom
Meynt tzy ghevanghen op der eerden.
Als nu het vleesch sterven gaet
En dat de doot dan voor hem staet
Noch blijft Ga naar margenootdden gheest vry boven
En toont ons dan de werelt quaet
Die ons Ga naar margenootelanghe heeft bedroghen.
Staet dan Ga naar margenootfde Pelgrim opt quaet lant
So langt hem God zijn trouwe hant
Gaet hem den Ga naar margenootgwech recht wijsen
Gheen noot schaet hem t'allen cant
Want de gheest wil hem spijsen.
Den rechten Ga naar margenoothstrijt gaet dan eerst aen
Alsmen wilt wandelen op dees baen
Want der vyanden zijn vele
Bloet en vleesch can niet bestaan
| |
[Folio 321r]
| |
Moeten wel stil swijghen hele.
Waer ons Ga naar margenoothhooftman dan niet bereyt
Wist niet te helpen met goet bescheyt
So waert schoon al verloren
Coemt Ga naar margenootial tot my die roept en schreyt
Zijt ghy wt Ga naar margenootkGod gheboren.
Nemet Ga naar margenootlt'cruys op t'alder stont
Ick heb met u ghemaect een verbont
Hangt daer aen u betrouwen
Blijft dan stantvastich, te Ga naar margenootmrugge niet comt
So en salt u niet berouwen.
Ick ben den Ga naar margenootnwech en de Ga naar margenootodeur bly
Hier boven coemt gheen mensch tot my
De Vader Ga naar margenootpmoet hem dan trecken
So groot macht isser op deerd' niet vry
Oft mijn tooren canse verschricken.
Swerelts Ga naar margenootqvreese laet varen altijt
Staet na gheen goet noch Ga naar margenootrydel profijt
Ghy moet het al verlaten
Lijf en leven wech gheven subijt
Dat heet Ga naar margenootshem selfs recht haten.
Hebt seer goet acht en wel toesiet
Dat ghy in desen loop doolt niet
Wilt doch hier af niet wijcken
Int Enghels cleet u de Duyvel aensiet
Temteert Ga naar margenoottu met alle practijcken.
Dan moet de mont toeghehouden zijn
Wacht u voor allen Ga naar margenootvboosen schijn
Maer s'Vaders Ga naar margenootxstem wilt aenhooren
Doet ghijt, so sult ghy wel gaen fijn
Wacht u voor s'Vaders tooren.
Als ghy schier coemt aent leste ent
Dan begint eerst pijn en torment
Noch moet ghy u daer toe begheven
Den wech Ga naar margenootyis glat quaet onbekent
Met vyer en water omgheven.
Dan gaet benautheyt en beven aen
T'vleesch moet dan inde Ga naar margenootzproeve staen
Gheen troost isser dan te vinden
Dan Gods sterck hant can seer bequaem
| |
[Folio 321v]
| |
Alle Ga naar margenootaperijckelen wel minderen.
Maer de gheest is dan so bereyt
Dat hem niemant van Ga naar margenootbGodt en scheyt
Gheen Ga naar margenootcsweert vier noch leven
Draecht ghy tot het eynd' Tcruys en leyt
Gods Ga naar margenootdRijck sal u worden ghegeven.
Aldaer Ga naar margenooteis d'eewighe ruste soet
Geen avont noen, noch morgen goet
Maer tis een eewich leven
Wat ghy ons belooft hebt, Heer dat doet
Ghy sullet ons certeyn gheven.
O eewighe God u prijsen wy
Die ons hier hebt door ghenade vry
Geleert uwen Heyligen Name
Ga naar margenootfNeemt ons in vreed' O Heer by dy
Door Iesum Christum, Amen.
|
|