Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse: Ick wilde ick waer een wilde Swaen.
WAerom bedroeft ghy u mijn hert
Becommert u ende Ga naar margenootalijdet smert
Al om het tijtlick goet
Betrouwet Ga naar margenootbuwen Heere God
Die alle dinck gheschapen hadt.
Hy can en Ga naar margenootcwilt u verlaten niet
Want hy weet wel wat u gheschiet
Hemel en aerde is zijn
Mijn Vader ende Heere God
Die my bystaet in aller noot.
Nu ghy mijn God Ga naar margenootden Vader zijt
V kint Ga naar margenootecont ghy verlaten niet
Ghy Vaderlick hert
Ick ben een armer Ga naar margenootfaerden cloos
Op aerden en weet ick gheenen troost.
De rijc Ga naar margenootgverlaet hem op zijn tijtlic goet
Maer ick wil u betrouwen mijn God
Oft ick wel Ga naar margenoothwerde veracht
So weet ick en gheloof vastelick
Wie u Ga naar margenootibetrout en ghebreeckt niet.
Helia wert erneert nu siet
Doen het Ga naar margenootkso langhe reghende niet
In so swaren dieren tijt
Een Ga naar margenootlweduwe wt den Sodomer lant
| |
[Folio 318v]
| |
Tot daer hy wort van God ghesant.
Doen hy lach onder den machandelboom
Den Ga naar margenootmEngel Gods vanden Hemel quam
Ende bracht hem spijs ende dranck
Hy ginck heel eenen wijden ganck
Tot aenden berch Horeb ghenaemt.
Des Daniels God oock niet en vergat
Doen hy Ga naar margenootnonder den Leeuwen sat
Zijnen Enghel sant hy daer heen
Ende liet hem oDan.13.33 spijse brenghen goet
Door zijnen dienaer Habacuc.
Ioseph in Ga naar margenootpEgypte vercoopet wert
Van Coninck Ga naar margenootqPharao gevangen hert
Omme zijne Godvruchticheyt
God maecte hem Ga naar margenootrtot eens grooten Heeren
Dat hy conde' vader en broeder erneeren.
Hy en verliet ooc niet de trouwe Godt
De drie mans Ga naar margenootsinden vyeroven root
Zijn Enghel Ga naar margenoottsant hy daerin
Bewarende hen, voor des vyeres gloet
En halp haer oock wt alder noot.
Och God ghy zijt noch huyden so rijck
Als ghy zijt ghewesen eewichlijck
Mijn betrouwen Ga naar margenootvstaet heel op u
Maeckt my aen mijnder sielen rijck
So heb ick ghenoech eewichlijck.
Der Ga naar margenootxtijtlicker eer wil ic geern ontberen
Maer willet my doch dat eewige bescheren
Dat ghy verworven Ga naar margenootyhebt
Door uwen swaren bitteren doot
Dat bid ick u mijn Heer en Godt.
Al wat daer is op dese welt
Het sy silver, gout, ofte ghelt
Rijckdom en tijtlick goet
Dat dueret Ga naar margenootzmaer een cleyne tijt
Ende helpt doch niet ter salicheyt.
Ick dancke u Christe o Godes Soon
Dat ghy my sulcx kennen laet doen
Al door u Ga naar margenootaGoddelick woort
Verleent my oock volstandicheyt
| |
[Folio 319r]
| |
Tot mijner sielen salicheyt.
Lof Ga naar margenootb ende prijs sy u gheseyt
Voor alle u bewijsende goetheyt
En bidde u ootmoedelick
Laet my niet van u aenghesicht
Verstooten worden eewichlick.
|
|