Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– Auteursrechtvrij
[Folio 317v]
| |
Na de wijse: De Nachtegael die sanck een Liet.
WEl salich zijn sy op der aerden int leven fijn
Wiens Ga naar margenootasonden vanden Heere hier vergheven zijn
Wiens misdaet en bevlecktheyt, bedect leyt
Salich is hy, die God stelt vry
En gaen in gheen bedectheyt.
Doen ick van God door Ga naar margenootbmijn sond' versteken lach
Tsy of ick sweech, of schreyde seer, nacht ende dach
Tghebeente my versmachte, onsachte
Viel my u hant, dor als verbrant
Werde mijn sap en crachte.
Doen ick voor nam te kennen Ga naar margenootcen tverconden bloot
Teghens my voor God alle mijne sonden groot
En sprack: ick sal mijn seelen, niet heelen
Siet God terstont, van al mijn sondt
Quijtschelding ginck wtdeelen.
Daerom allen begaefden met heylsaemheyt
Sullen den Heer Ga naar margenootdaenroepen ter bequaemheyt
Als hen des lijdens smaken, ghenaken
Die sulcx doet, gheen storm noch vloet
Hem schaden sal noch raken.
Ghy Heer dan zijt Ga naar margenootemijn toevlucht en stercte vast
Die my beschut voor allen noot die my aentast
So dat nu onbeswaret, verclaret
Mijn siel met vliet, sanc een dancbaer liet
Van dat ghy my bewaret.
Coemt al tot my die dit begeeren te verstaen
Ick sal u Ga naar margenootfonderwijsen ende doen verstaen
Te gaen op rechte weghen, te deghen
Zijt niet van Ga naar margenootgaert, als Muyl of Paert
Die gheen verstant en pleghen.
| |
[Folio 318r]
| |
Die men nochtans met toomen dwingt ende beleyt
Dus verwerpt niet dees leere, maer ghebruyckt bescheyt
Want Ga naar margenoothstraffen en veel plagen, sal dragen
Den mensch voorwaer, Ga naar margenootidie blijft sondaer
En na dees leer niet vraghen.
Maer die zijn hoop op God vroech en spade staeckt
Zijn barmherticheyt ende zijn genade smaect
So wilt dan alle ghy vromen, niet Ga naar margenootkschromen
Maer inden Heer, met blijtschap seer
Verheughen Ga naar margenootlende roemen.
|
|