Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse: Pandro vol van trouwen.
WIlt wt Ga naar margenootaden slaep ontspringhen
Elck die in sonden leeft
En wilt u vleesch bedwinghen
Eer u den tijt begheeft
Den dach die naeckt, daert al voor beeft
Alomme.
Siet Ga naar margenootbtoe, weest op u hoede
De wapen des lichts aencleeft
Eer u den Ga naar margenootcgrooten dach met list aencomme.
Den Ga naar margenootddach des Heeren vierich
Sal comen onbedacht
Ghelijck Ga naar margenooteeenen dief gierich
Is comende inder nacht
In welcke de Hemelen sullen met cracht
Bederven
De Elementen sullen
Dan Ga naar margenootfsmelten seer onsacht
Door den angst die elck dan sal verwerven.
Wanneer dien dach sal wesen
Dat Christus comen sal
Sullen de stercke Kesen
Dan Ga naar margenootg schreyen over al
Want desen dach wert een gheschal
Der tranen
Eenen Ga naar margenoothdach der tempeeste
En eenen duysteren val
So Iohels prophecien ons vermanen.
De menschen Ga naar margenootisullen weenen
| |
[Folio 313v]
| |
Door vreese, jonck en out
Haer bloet sal door t'vereenen
Verstorten menichfout
Haer Ga naar margenootkvleesch sal zijn als dreck bedout
Van drucke
Niet en sal haer beschermen
Silver, goet, nochte gout
In desen wreeden dach des onghelucke.
Al dees aertsche landouwen
Moeten door t'vyer voorwaer
Zijnder Ga naar margenootljeloerscher trouwen
Verteert zijn openbaer
Want hy salt al ten eynde claer
Beschicken
Met al die inden lande
Leven hier ende daer
Door zijn grammen moet, en swaer verschricken.
Nieu Ga naar margenootmHemel, en nieu Aerde
Verwachten wy divijn
Die hy met grooter weerde
Ons sal aenbiende zijn
Daeromme lieve broeders fijn
Wilt Ga naar margenootnwaken
Op dat ghy wert bevonden
Al voor zijn weerde aenschijn
Een wtvercoren Ga naar margenootovat in alle saken.
Keert u nu, t'wert u boetsel
Wt uwen Ga naar margenootpsondighen ganck
O ghy onsalich broetsel
Eer u dat oordeel stranck
Aen come, met een listich bevanck
Des Heeren
Soeckt hem nu inder eerden
De daghen ws levens lanck
Op dat ghy meucht ontvlien, alsulk onteeren.
Vreest den Heere. |
|