Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse: Die ooghen om sien hebben, moghen aenschouwen.
TOt u O mijn Heer
Mach ick wel droevich claghen
Als ick sie hoe seer
Datmen Ga naar margenootau Bruyt gaet jaghen
Die niemant yet
Misdeet, is nerghens vry
Die leeft in vreed'
Vervolghen Ga naar margenootbsy.
Wildy salich zijn
O Bruyt Ga naar margenootcmijn erfghenamen
Druct Ga naar margenootdu neer, lijt pijn
En wilt u dit niet schamen
| |
[Folio 302v]
| |
Ick heb om dy
Des Ga naar margenooteSathans hooft vertreen
Daerom steect hy
Dus Ga naar margenootfin u zeen.
Eylaes O mijn Heer
Sathan steect my ter neere
Als een Ga naar margenootgvrouwe teer
Die baert in pijnen seere
Oock als een roos
Onder den Ga naar margenoothDooren op wast
Ben ick altoos
Des lijdens gast.
Noch Ga naar margenootieen weynich lijt
O Bruyt, t'sal nemen keere
Als de werelt crijt
En Ga naar margenootkroept berghen valt neere
Dan suldy staen
En Ga naar margenootlblincken als de Son
Een Ga naar margenootmwit cleet aen
O Bruyt Sion.
Ghenadighe Heer
Wanneer sal dit ghebeuren
Na Ga naar margenootnu langt my seer
Sathan Ga naar margenootowilt my verscheuren
Mijn eyghen vleys
Doet my so dick ghewelt
Mijn sondich ghepeys
My oock seer quelt.
Eens Ga naar margenootpChristens leven es
Op aerden niet dan strijden
Aengrijpt Ga naar margenootqmijn woort, dat mes
Verwint tot allen tijden
In mijn aenvanck
Had ick Ga naar margenootrgheen plaets noch huys
Den Ga naar margenootskelck ick dranck
En droech mijn cruys.
Neemt toch Ga naar margenoottwech van mijn
Ist moghelick O Heere
Desen kelck der pijn
Valt my te swaer ick teere
| |
[Folio 303r]
| |
Mijn Ga naar margenootvvleesch is cranck
Mijn gheest willich bereyt
Na Ga naar margenootxder slachtbank
Te zijn gheleyt.
Ick help u O Bruyt
En Ga naar margenootyroep u met u name
Wijct Ga naar margenootzten strijt niet uyt
Ick u Ga naar margenootaHooftman bequame
Sal voor u staen
In Ga naar margenootbwater en in vuyr
En u Ga naar margenootcontfaen
Als een kint puyr.
Als ickt perijckel denck
Inder Ga naar margenootdwoestijne langhe
Bitter water drenck
En Ga naar margenootebijten vander slanghe
So Ga naar margenootfsorch ick seer
Dat ick u Name groot
Versaeck O Heer
Sterckt my in noot.
Niet een Ga naar margenootghayr en sal
Van uwe hooft afglijden
Of t'belieft my al
Ick stae tot uwer zijden
Haest u treet voort
Met Iosua na t'lant
Door Ga naar margenoothd'enghe poort
Spijt u vyant.
Sijt Ga naar margenootighenadich Heer
Mijn vyants die my haten
Haer hert ommekeer
Dat sy t'vervolghen laten
Sy Ga naar margenootkweten niet
Wat sy quaets doen, O Godt
Helpts wt verdriet
Bid ick int slot.
|
|