Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse: Den lustelicken Mey is nu inden tijt
STerckt my O God mijn toeverlaet
Een Ga naar margenootastrijt heb ick van binnen
De vyant my als Ga naar margenootbeen leen omgaet
Soeckt mijn siele te verslinnen
Hy heeft zijn schut op my ghestelt
Om my te dooden met ghewelt
O Heer helpt my nu strijden
In Ga naar margenootcdese quade tijden.
Mijn Ga naar margenootdvleesch ghelust teghen den gheest
O Heer ick moet u claghen
Want het alle tijt voor lijden vreest
En wil u Ga naar margenootecruys niet draghen
Want het bemint den Ga naar margenootfdoot veel meer
Dan t'leven by u O Heer
Dat doet mijn hert doorsnijden
In dese Ga naar margenootgquade tijden.
Och wie sal my Ga naar margenoothellendich mensch
Van desen vleesch ontladen?
Het wil altijt na zijn eyghen wensch
Met my in cromme paden
O Heer Ga naar margenootiwijst my u rechte baen
Mijn vleesch wil ick te buyten gaen
En stellen zijn raet bezijden
In dese Ga naar margenootkquade tijden.
O vleesch oft ick volchde uwen raet
Mijn Ga naar margenootlvleesch sou moeten sterven
Veel liever Ga naar margenootmkies ick te zijn versmaet
En met Gods volck te swerven
Want Ga naar margenootnhaer droefheyt sal verandert zijn
In vreuchde, maer de ander in pijn
Die haer met de werelt verblijden
In dese Ga naar margenootoquade tijden.
O vleesch, oft ghy eens op Ga naar margenootpEsau docht
| |
[Folio 289v]
| |
Die zijn eerste gheboorte vercochte
Hoe wel hyse na met Ga naar margenootqtranen socht
Gheen plaets hy vinden en mochte
O vleesch ghy en sult niet volghen hem
Ick wil na t'nieuwe Ga naar margenootrIerusalem
Al soudt ghy daerom lijden
In dese Ga naar margenootsquade tijden.
O Heer wilt toch mijn Leytsman zijn
Na dese Ga naar margenoottstadt van vrede
De wech is seer Ga naar margenootvsmal, dat duncket mijn
Ghelijck eens menschen trede
Aen beyde zijden water en vyer
Bewaert Ga naar margenootxhaer die hem wandelen hier
Dat se u voor de Ga naar margenootywerelt belijden
In dese Ga naar margenootzquade tijden.
O valsche werelt schoon int ooch
Adieu ick wil u derven
O appel der weelden verheven hooch
Die van u eet, moet sterven
Hierom O Ga naar margenootaEva weder ghebaert
Wacht u doch voor der slanghen aert
Sy is Ga naar margenootbbevaen met nijden
In dese Ga naar margenootcquade tijden.
Tserpent hem als Ga naar margenootdeen leeu nu spoeyt
O Heer om u thuyn te breken
Want hy so lieffelick stont ende bloeyt
Als aen de Ga naar margenootewaterbeken
Maer de wilde Ga naar margenootfverckens onvroet
Die hebben hem omme ghewroet
Dat hem zijn spruytkens ontglijden
In dese Ga naar margenootgquade tijden.
O Heer ons Ga naar margenoothclaghen toch verhoort
Na vrede wy seer verlanghen
T'Ierusalem Ga naar margenootidaer plach te zijn u woort
Daer woonen nu Ga naar margenootkdraken en slanghen
Daer zijn oock Ga naar margenootlHeydens in ghegaen
Die uwen Tempel in stucken slaen
En zijn heylichdom Ga naar margenootmontwijden
In desen Ga naar margenootnquade tijden.
O Heere sent Ga naar margenootoghetrouwe arbeytslien
| |
[Folio 290r]
| |
Die uwen thuyn recht weder bouwen
Die hem bemueren met Ga naar margenootplevende stien
Die hem Ga naar margenootqzaeyen met Goddelicke rouwen
En die de Ga naar margenootrcleyne voskens vaen
En Ga naar margenootst'knagende vee verslaen
Die hem bijt aen alle zijden
In dese Ga naar margenoottquade tijden
O Prince God, een Ga naar margenootvrechte Wijngaerdenier
Wy bidden u ootmoedich
Plant doch uwen wijnberch Ga naar margenootyaen een rivier
Dat se vrucht Ga naar margenootzbrengt overvloedich
En maeckt daerom een stercke muer
Ghetrouwe Ga naar margenootadienaers tot u huer
En Ga naar margenootbgheeftse u sweert aen haer zijden
In dese Ga naar margenootcquade tijden.
Oorlof aen alle Ga naar margenootdrancxkens teer
Ick Ga naar margenootegroet u alle hier mede
Die staen op den Ga naar margenootfgront des Apostels leer
Vruchtbaer na Christus zede
V handen tot den Heer Ga naar margenootgoprecht
En bidt voor uwen swacken knecht
Dat hy de valsche leer mach mijden
In dese Ga naar margenoothquade tijden.
|
|