Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse: De Marcgrave die voer over rijn, met etc.
REcht God die den Ga naar margenootacrijch alleen aengaet
Bewijst en heeft bewesen
Door menich wonderlicke daet
Dat de victorie niet en staet
In crijchs rusting ghepresen.
Dus Ga naar margenootbvreest gheensins den Midianijt
Al is Gedions macht cleene
Treckt Ga naar margenootcop teghen den Ben Iamijt
Want God voor wiens eere ghy strijt
Acht zijn doen gantsch onreene.
Die bevreest zijn, sterckt met Godes woort
Wat Ioab spreect van vrede
Of wat Ga naar margenootdRabsake u brengt voort
Gheen smeecken noch oock gheen dreygen en hoort
Doet so Ezechias dede.
Als Ga naar margenooteGoliaths ghelijcke coemt
Sijnde om strijden bequaeme
Hoe hy u verclaecht en verdoemt
Werpt met David den steen en roemt
Gods heylighe cracht en name.
Sebach met Ga naar margenootfSalmana hem verfraeyt
Sy hopen te beerven
De steden daer Gods baniere in blaeyt
Daer in God van zijn zaet ghezaeyt
Veel vruchten siet verwerven.
| |
[Folio 284r]
| |
Daerom bidt God met herten reyn
Ghy zijn trouwe dienaren
Dat hy de steden daer hy alleyn
Is aengheroepen van groot en cleyn
Met zijn hant wil bewaren.
Als God met zijn handt hoogh gheacht
Bewaert die hem recht eeren
Holofernes Ga naar margenootgseer vol van pracht
Oock Sisera is haest omghebracht
Senacherib moet hem keeren.
Hoe veel dat Gods vyanden zijn
Wilt u doch niet vertsaghen
Laet God den gantschen legher dijn
Altijt vinden, als Ga naar margenootheen man fijn
Dat sal hem wel behaghen.
Wilt vry Ezechias Ga naar margenootitroost ontfaen
En int bidden volherden
Een vyerich ghebedt tot God ghedaen
Brengt meer te weghe so wy verstaen
Dan bussen, schilden, en sweerden.
Des Heeren Ga naar margenootkooghe en can certeyn
[Gheen] arch noch boosheyt lijden
[Daerom] wat boos is in dit pleyn
[Dat] moeten de Christenen alghemeyn
Naer haer vermoghen mijden.
Dus wie moetwillich boosheyt doet
Straft hem sonder ghenade
Anders sult ghy Gods toorne onsoet
Over u halen, zijt dies wel vroet
En zijns woorts loop doen schade.
Het werck welck God door Ga naar margenootlIonathan
Dede, can wel betoonen
Dat eenen Godvreesenden man
Veel beter is in u heyr dan
Duysten boose persoonen.
|
|