Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse: Ick weet een Meulenarinne.
O Broeders looft doch den Heere
Wt gheheelder herten dijn
En wilt ophouden nemmermeere
Hem Ga naar margenootate lovene op elck termijn
Voor zijn goetheyt ghepresen
Die hy ons heeft bewesen
Al door dat bitter lijden zijn.
Want doen wy Ga naar margenootb lien in tbenouwen
Laghen, in groot verdriet
Quam hy, den God vol trouwen
Om onse sonden niet
De bitter doot hier sterven
Om dat Ga naar margenootcwy souden beerven
Met hem zijn Rijcke siet.
Ons sonden Ga naar margenootdende misdaden
Daer wy met waren belaen
Heeft hy Ga naar margenootewt zijnder ghenaden
Om niet gheheel wt ghedaen
Om dat wy door zijn lijden
Met hem souden verblijden
Ende zijn Rijcke oock ontfaen.
Den Ga naar margenootfdoot heeft hy verslonden
Al door zijn bitter lijden bloot
En heeft ons also ontbonden
Al van de eewighe doot
Daerom laet ons nu loven
| |
[Folio 262v]
| |
Den Heere God hier boven
Al van zijn liefde die is groot.
O broeders wilt nu doch prijsen
Met Ga naar margenootgsanghe Gods Name soet
Tot love laet doch nu rijsen
V stemme al metter spoet
Looft hem met gheheelder herten
Die ons van d'eewighe smerten
Verlost Ga naar margenoothhevet al door zijn vloet.
Prince God, o Heere machtich
Diet al regeerende zijt
Met Iesum u Woort seer crachtich
Alomme breedt ende wijt
Wilt tot u schepsel wenden
En uwen gheest ons senden
Die ons leere tot alder tijt.
|
|