Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse: Van drie Brugghelinghen.
O Vleesch quaet van manierenGa naar margenoot+
Ghy valt my altijts rebel
Qualick can ick u bestieren
V torment en u ghequel
Waer ick ga, ghy met my gaet
Mijnen wille wederstaet
V boos begheeren, en valschen raet.
Soude ick altijt ghedooghen
Dat ghy my voor ooghen lecht
Ghy soudt my doen verdrooghen
Dunckt u dat te wesen recht
Mijn ghenoechte ghy benijt
Mijn sterven is u jolijt
Ghy bekijft my als ick ben verblijt.
Ghy en condt niet bevroeden
Dat des Ga naar margenootawerelts lust verdwijnt
En dat al haer goeden
Niet en zijn dat wesen schijnt
Want wat ist anders Ga naar margenootbdan hooghen moet
Lust der ooghen, die verdoet
De smake van dat eewighe goet.
Sy en zijn niet verloren
Al die rijck hebben gheweest
Abraham eerst al voren
Was Ga naar margenootcrijck, alsomen leest
Isaac Ga naar margenootden Iacob me
David hadde Ga naar margenooterust en vre
Wie triumpheert so Salomon de?
Dat waren al figueren
Van dat toecomende was
Die nu niet en wilt treuren
| |
[Folio 245v]
| |
In dees werelt broos als glas
Met Christo lijden verdriet
Die en sullen singhen niet
Dat Ga naar margenootseewich ghenoechelicke Liet.
Machmen niet blijde wesen
En God behaghende zijn
Moeten sy zijn verknesen
Druck, lijden, en swaer ghepijn
Die Gods Rijcke sullen ontfaen?
Dat en can ick niet verstaen
Hoe soudt met de werelt dan gaen?
O vleesch met uwen ooghen
Gods werck ghy niet mercken en cont
Ghy moet u anders pooghen
Dat zijnen Ga naar margenootgGheest in u woont
Daer u naeckt so swaren noot
Lijden Ga naar margenoothen tormenten groot
T'helsche Ga naar margenootivyer, en de eewighe doot.
Ghy soudt my wel doen rasen
Met uwen droevighen sanck
Het schijnt het zijn al dwasen
Die t'vleesch niet en maken cranck
Seyt Ga naar margenootkPaulus niet, wilt verblien
Met den blijen t'allen tien
Waerom mach dan geen vreucht geschien?
Dat en meucht ghy niet trecken
Tot uwen voordeel voorwaer
Men macht met t'woort niet ghecken
Want Ga naar margenootltis louter ende claer
Blijde zijn is Gods consent
Maer Ga naar margenootmniet met de werelt blent
Want sulcke Ga naar margenootnblijschap neemt quaden ent.
Ick en can niet begrijpen
Al t'ghene dat ghy my preeckt
Als mijn ooghen sijpen
Hopen, dancken, my ontbreeckt
Maer als mijn herteken verheucht
Al mijn leden zijn verjeucht
Ick dancke God dan wel van zijn deucht.
Ghy en cont God maer dancken
| |
[Folio 246r]
| |
Alst naer uwen wille coemt
Ten sy dat ghy de rancken
Afsnijt, Ga naar margenootodaer ghy u af roemt
En dat uwen lust versterft
V natuer en sin verderft
Gods rijc ghy nemmermeer Ga naar margenootpen verwerft.
Wilt ghy my nu doen sterven
Als mijn leven Ga naar margenootqmy wel lust?
De doot sal wel doorkerven
Mijn herte, dus weest gherust
Als die coemt, ick moeter an
Sterven sal ick ymmers dan
Daer en ontgaet, wijf, kint noch man.
Sterven, Ga naar margenootrdat moet ghy leeren
Eer de doot u overvalt
Want Ga naar margenootstis t'ghebodt des Heeren
Wee hem die daer teghen kalt
Swijcht snoo vleesch, stinckende mes
Christus Ga naar margenoottdie dat Leven es
Sterft selve om Ga naar margenootvonsent wille expres.
Mach mijn claghen niet baten
So wil ick rusten mijn hooft
Ende mijn beroemen laten
Want mijn macht vind' ick berooft
T'gaet met my anders dant plach
Dat ick Ga naar margenootxwille, ick niet en mach
Dus kies ick voor best een goet verdrach.
|
|