Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse: Vande maecht van Ghent.
O God almachtich ghebenedijt
V gheschiede Ga naar margenootalof van alle monden
Voor dat ghy nu in onsen tijt
Ghetrouwe arbeyders hebt ghesonden
In uwen Ga naar margenootbougst Heere die seer groot
Was, en dat wt louter ghenaden
Op dat ghy de Ga naar margenootchongherighe in swerelts conroot
Naer u woort soudt versaden.
Van welcken Ga naar margenootdarbeyders een was genaemt
Andries Bertloos van Honscoten
Die oock u woort soot betaemt
| |
[Folio 238r]
| |
Te leeren niet en heeft verdroten
Maer buyten Aelst in Vlaenderen lant
Soot oock u Heer Ga naar margenootewas in uwen tijden
Is hem ghedaen groot wederstant
Van die u woort benijden.
Int Iaer alsmen tseventich schreef
October sevenentwintich daghen
Elck tyran zijn boosheyt bedreef
Om u kuddeken te verjaghen
So dat den Herder Ga naar margenootfwas ghevaen
In uwes dienstes wtvoeren
Van hen die alle tijt Ga naar margenootgvoorstaen
De Babylonischer hoere.
By hem quam daer hy in banden lach
Vol vanden Ga naar margenoothgheest der hypocrijten
Ghevanghen zijnde den sesten dach
Den Prior van den Carmelijten
Segghende, Andries berechtet my
Want u sententie coem ick melden
En of in staet van gratien ghy
V oock begheert te stellen.
Andries antwoorde onvertsaecht
Ick stae inder Ga naar margenootigratien state
Den Paep heeft selve noch eens gevraecht
Segghende daer en is gheen bate
Hy heeft hem somtijts voorgheleyt
En de sententie self ghegheven
Andries sprack ick ben bereyt
Tsy tot Ga naar margenootksterven oft tot leven.
So haest alst woort ghesproken was
D'officiers van der selver stede
Quamen, en seyden, op, gheras
Andries, want ghy moet mede
Dies men met lofsanghen seer soet
Hem hoorde Ga naar margenootlzijnen schepper prijsen
So dat elck diet hoorde, van zijn ghemoet
Int hert moeste verjolijsen.
Met Schriftuere heeft hy den Paep getoocht
Dat hy was vander selver bende
| |
[Folio 238v]
| |
Die Ga naar margenootmAntechrist boven God verhoocht
En die Ga naar margenootnleughens in waerheyt wenden
Maer dat viel den Paep om hooren swaer
En sprack ghy wilt Gods eere berooven
Toont ons als Ga naar margenootoElias een teecken claer
So sal ick u ghelooven.
Andries sprack en seyde siet
Altijts soeckt Ga naar margenootpteecken dit gheslachte
Ghy zijt my hinderlick Ga naar margenootqSatan vliet
Aen my en hebdy gheen machte
Dies wert hy ghebrocht al tot de mart
Om zijn offerhande te volbringhen
Daer hem van den Tyran verboden wart
Gheenen lofsanck te singen.
Ghy mannen Ga naar margenootrbroeders hoort Gods woort koen
Dits den Ga naar margenootsrechten wech totten leven
Diet Ga naar margenoottlichaem doot can niet meer doen
Dan hem van Ga naar margenootvboven wert ghegheven
Dus wilt u met vleesch Ga naar margenootxnoch bloet beraen
Wilt ghy zijn Hemels ghenooten
En met Christum Ga naar margenootyin zijn rijcke gaen
Daer dese Ga naar margenootzzijt wt ghestooten.
Ter leere op gaende sprack onbevreest
O Vader in Ga naar margenootauwen handen
Bevele ick u nu mijnen gheest
Laet my o Heer Ga naar margenootbniet tot schanden
Comen, want ghy Ga naar margenootcmijn stercte zijt
En gheweest hebt in mijnen benouwen
Mijn vyanden Ga naar margenootdHeer ghenadich zijt
Als hen dit sal berouwen.
Die voor soeten reuck offerden stanck
Den Schepper aller creatueren
Was den Paep die de hoochmisse sanck
Alsmen dit tot Aelst sach ghebueren
Men noemdet oock alder Heylighen dach
In welck Ga naar margenootcghetal desen moet wesen
Maer God die alleen helpen mach
Moet hier in zijn ghepresen.
|
|