Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse. Waer machse zijn, die liefste mijn.
Mijn God waer sal ick henen gaen
Wilt my op Ga naar margenootauwe weghen stueren
De Ga naar margenootbvyant coemt nacht en dach om my staen
En wilt mijn siele verscheuren
O Heer laet my u Ga naar margenootcGheest ontfaen
So blijve ick op uwe weghen staen
Dat ick wt Ga naar margenootdt'boeck des levens niet worde ghedaen.
Doen ick noch in Egypten sadt vast
Den Ga naar margenooteruymen padt ginck ick treden
| |
[Folio 209v]
| |
Doen was ick ghesien, en een weert gast
Van de werelt was ick doen in vreden
Doen was ick vast in Ga naar margenootfsduyvels strick
Mijn leven was afgrijselick
Den duyvel diende ick seer vlijtelick.
Doen ick my totten Heere begaf
En my vander werelt ginck keeren
En liet Ga naar margenootgmy helpen wt dat boos gheslacht
En versaeckte Antichristus leeren
Doen wert ick begheckt en seer versmaet
Om dat ick verachte Babels raet
De Ga naar margenoothgherechtighe worden altijts ghehaet.
Alsmen oock leeft van Ga naar margenootiAbel fijn
Sacharias, Ga naar margenootkwiltet niet vergheten
Daniel Ga naar margenootlworde met valschen schijn
In den cuyl der leeuwen ghesmeten
So hebben sy de Ga naar margenootmPropheten ghedaen
En Christo Ga naar margenootnselve, wilt dit verstaen
De Ga naar margenootoApostelen en zijn niet vry ghegaen.
Veel liever Ga naar margenootpkies ick ongemack
Al met Gods kinderen te lijden
Dan ick van Pharao ontfang zijn schat
Om een cleynen tijt met hem te verblijden
Pharaos rijck is tijtelick
Christus Ga naar margenootqRijck duert eewelick
Hy ontfangt zijn kinders seer blijdelick.
Inde Ga naar margenootrwerelt wert ghy versmaet
Wilt u daer inne verblijden
Want Ga naar margenootsChristus die wert oock ghehaet
Om ons daer door te bevrijden
Hy Ga naar margenoottheeft dat hantschrift wech ghedaen
Dwelck de Ga naar margenootvvyant hadde ontfaen
Wat can hy dan de gherechtighe schaen.
Als ghy door Ga naar margenootxt'vyer wert ondersocht
Den Ga naar margenootysmallen padt begint te treden
Verbreyt als dan des Heeren lof
Blijft vast Ga naar margenootzop zijn reden
Ist saeck dat ghy Ga naar margenootavolstandich zijt
Zijn Ga naar margenootbwoort al voor de menschen belijt
Hy gheeft u de Ga naar margenootccroon seer blijdelick.
| |
[Folio 210r]
| |
Coemt hier mijn Bruyt ontfangt u croon
Een half bant root van goude
Trect Ga naar margenootdaen dat cleet seer wit en schoon
V jaren sullen niet verouwen
Door den Ga naar margenootedoot zijt ghy int leven gegaen
De tranen Ga naar margenootf worden van u ooghen gedaen
V en sal gheen leedt meer comen aen.
Nu staet ghy Zyon seer wit en schoon
De croon is u ghegheven
De naem Ga naar margenootgmijns Gods, en t'nieu Ierusalem
Heb ick op u gheschreven
Ghy waert mismaeckt en seer ontdaen
Nu hebt ghy het Ga naar margenoothblinckende cleedt ontfaen
En zijt tot mijnder Ga naar margenootirusten in ghegaen.
Dan sullen de Godloose sien
En uwe heerlickheyt aenschouwen
Dit Ga naar margenootkzijn sy, waer sullen wy vlien
Wiens leven dat wy hebben ghehouwen
Voor sotten en gheckheyt
Wy meynden dat sy waren verleyt
Maer nu leven Ga naar margenootlsy inder eewicheyt.
Die ons dit Liedeken heeft ghestelt
Ter eeren Gods ghesonghen
Vanden ouden Adam was hy ghequelt
Daer toe so seer ghedronghen
Bidt God dat de liefde in hem ontfenckt
Dat hy hem met Babel niet en vermenckt
So mach hy mede comen ins sHemels tent.
|
|