Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse. Een prieel vol rieckende roosen.
LAet ons met sangen nu gaen verblijden
Den Heere belijden, ghy volc van Israel
Hoort mijn Ga naar margenootageboden, seyt God tallen tijden
Ick sal u bevrijden, ick ben u God en niemant el
En soect geen ander Goden, ick segt u wel
Alle andere Goden, die heb ick u verboden
Te doen homayge met sange ende met spel.
Israelsche kinders wilt my aenbeden
En u besteden in mijn ghebodt vaillant
Ick ben u Hooft, Ga naar margenootbghy zijt mijn leden
| |
[Folio 195v]
| |
Leeft met vreden, mijn volck so playsant
Ick heb u Ga naar margenootcgebrocht al wt Egyptenlant
Condijt beseffen, ghy soudt my verheffen
Boven alle Goden oft costelicken pant.
Dits mijn gebodt wilt hier na vyerich haken
Boven alle saken, ghelooft de woorden mijn
Ghy en sult geen vreemde Ga naar margenootdGoden maken
Om voor u te waken, ben ick de Heere dijn
Paulus seyt dat het al Afgodendienaers zijn
Die de werelt aenhangen, Ga naar margenootemet giericheyt bevanghen
Schouwet sulck verstranghen, gelijck ghy sout fenijn.
De werelt met haren wellusten Ga naar margenootfwilt aenschouwen
Die op haer betrouwen, sullen als stof vergaen
Ghelijck sy quamen Ga naar margenootgin sdoots benouwen
Die met Madians vrouwen, teghen my hebben misdaen
Dus op mijn Ga naar margenoothwoort alleene wilt staen
Voor Ga naar margenootidruck en lijden, wil ick u bevrijden
En met u strijden, hout ghy mijn vermaen.
Ic ben u Ga naar margenootkVader, ghy moet by my leven
Hoe sou ick u begheven, mijn kinders alghemeyn
Wie in my ghelooft, hy en sal niet sneven
Ick sal hem gheven, mijn Ga naar margenootlRijcke certeyn
En sal wercken door het gheloove reyn
Die my eere bewijsen, ick sal hem prijsen
By Ga naar margenootmmijnen Vader in des Hemels pleyn.
Ick ben den steen, daer ghy al wt moet drincken
Ic wil u schincken, Ga naar margenootnwt liefden mijnen geest
Om dat Ga naar margenootoghy soudt mijns Naems eewich ghedincken
Niemant en mach u crincken, smaect mijnder woorden keest
| |
[Folio 196r]
| |
Hoe ghy sult spreken, weest daer niet voor bevreest
Alsmen u sal Ga naar margenootpstieren, voor Coninghen en Princieren
Ick sal u mont regieren, om t'antwoorden minst en meest.
Ick ben een Prince wilt my behaghen
En wilt Ga naar margenootqniet versagen, en hebt doch gheenen vaer
Ghy moet mijn cruyce nu helpen draghen
In alle laghen, al vallet u dickwils swaer
Al u lijden dat gaet my also naer
Als den Ga naar margenootrappel mijnder oogen, dus willet al ghedooghen
Ghy sult aenschouwen, mijn lieffelick aenschijn claer.
|
|