Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse: Sal ons de winter, etc.
LAet ons den Heere loven
Van Ga naar margenootaalle zijn groote deucht
Zijn cracht die coemt van boven
Die ons maket verheucht
In lijden en verdriet
Hy besorcht onse proven
Hy Ga naar margenootben laet de zijne niet.
Al zijn sy hier versteken
Van de Ga naar margenootcboose werelt quaet
Haer en sal niet ghebreken
Volghen sy dat edel zaet
Christum ghebenedijt
Al sietmen Ga naar margenootdd'ooghen leken
Van binnen zijn sy verblijt.
Door angst, door noot, door lijden
Door Ga naar margenootedruck, door quaet gherucht
Door slaghen, door benijden
Door smaet, door swaer versucht
Door lijdtsaemheyt devoot
Door achterclap by tijden
Door medelijden groot.
Paulus nam gheen behaghen
Dan Ga naar margenootfint cruyce Christi reen
Door wien ten allen daghen
Als wy ons quaden scheen
En hem altijt volghen naer
Sullen sonder vertsaghen
Ghenade ontfanghen claer.
Maer wy moghen de sonden
Niet Ga naar margenootgonderdanich zijn
Nu noch tot gheenen stonden
Noch door gheen heylich schijn
Veynsen, want God doorsiet
T'herte, na Schrifts oorconden
En brengt sulcke int verdriet.
| |
[Folio 192r]
| |
Wandelt met neersticheden
Inden Ga naar margenoothgheest, ghy wert verblijt
Ghy sult u quade seden
Volbrenghen tot gheender tijt
Want den vleeschlicken lust
Al is hy qualick te vreden
Hy wert vanden gheest gheblust.
Leyt u den gheest verheven
So en Ga naar margenootideert u gheene Wet
Gheen quaet en wort bedreven
Van u, door boos opset
Want de cracht des gheests certeyn
Can wercken een goet leven
T'welck is van sonden reyn.
T'vleeschs Ga naar margenootkwercken, Gods partie
Zijn gramschap, haet, en nijt
Overspel, Afgoderie
Hoochmoet, ghekijf en strijt
Tweedracht, wellusticheyt
Moort, secten, tooverie
Overdaet, onreynicheyt.
De welcke dies ghelijcke
Meer quade wercken boos
Diese Ga naar margenootldoen, sullen Gods rijcke
Derven, schout Leeraers loos
Die verleyen met valschen troost
Gods woort slaet niemant swijcke
Wel hem, dier wel op glooft
De vrucht Ga naar margenootmdes Gheests is vrede
Sachtmoedicheyt, en deucht
Gheloove, vriendelickheden
Goetheyt, liefde, pays en vreucht
Ootmoedicheyt, accoort
Cuysheyt, ghenaed', goe sede
Hier me accordeert Gods woort.
|
|