Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse: Vader onse in Hemelrijck.
KEert Ga naar margenootau doch van alle boosheyt quaet
Lieve Broeders die hier Gods woort toestaet
Dat Ga naar margenootbuwen roem niet ydele eenpaer
En wert bevonden int openbaer
By God, die doch alle Ga naar margenootcherten kent
Van niemant sal hy zijn verblent.
Want Ga naar margenootdGod die is een verteerende vier
Dus hout met hem gheenen spot hier
In uwen wandel met heylighen schijn
Maer Ga naar margenooteinwendich steect ghy vol fenijn
Verbittert op uwen naesten och
Met schoone woorden vol bedroch.
Broeders hoort noch, en wat Paulus secht
Dat niemant hier zijnen Ga naar margenootfnaesten slecht
Bedrieghe door zijn coophandel onreyn
| |
[Folio 185r]
| |
Of God die sal dat Ga naar margenootgwreken certeyn
Daeromme O broeders neemt hier af keer
Of anders so coemt ghy int verseer
Want gheen gierighe, of dronckaert
Gheen Ga naar margenoothongerechtighe, het dient verclaert
En sullen comen ten Hemel niet
Maer Ga naar margenootisullen erven d'eewich verdriet
Met afgoden dienaers, en dieven wreet
Al inden yverighen poel seer heet.
Aen menige stede, dorp, ende oock lant
Meughen wy mercken triumphant
Gods Ga naar margenootkrechtveerdich oordeel altijt
Als eens aen de gheheel werelt wijt
Die Ga naar margenootlGod om de sonde heeft verdaen
Om ons zijn gherecht te doen verstaen.
Och wat sachmen Ga naar margenootmSodoma geschien
Met meer andere steden boven dien
Om haer Ga naar margenootnoncuysche sonden groot
Zijn sy vergaen met ellende en noot
So dat een de hayren oprijsen mach
Voor sulck een vreemt vyer alsmen sach.
Voort aen Pharao een seer groot Coninc
Om zijn sonden al inde Ga naar margenootozee verginck
En Nabuchodonosor, smaect den keest
Adt seven Iaer hoy, ghelijck een beest
Dus heeft God sulcke Ga naar margenootpVorsten niet verschoont
Siet toe waer mede hy u noch loont.
Ende Moyses een Leytsman triumphant
En Ga naar margenootqquam niet al in dat beloofde lant
Om dat hy by den Steen ghetwijfelt heeft
Dus vrienden so lichte niet en sneeft
En hoort in wat verdriet Ga naar margenootrManasses quam
Die menich Christen t'leven nam.
Alle pestilentien en tijden dier
Comen die niet om de sonden hier?
Also de Prophete van David Ga naar margenootsmelt
Want doen hy zijn volck hadde ghetelt
Sant hem God pestilentie seer swaer
Ende om overspel, hier crijch eenpaer.
| |
[Folio 185v]
| |
Ende Ga naar margenoottIerusalem de schoone stadt
Is om de sonden gheslichtet plat
So datter Ga naar margenootvd'een steen niet en licht
Op den anderen, so plat is sy gheslicht
En al dit is om de sonde gheschiet
Hoe wel ghy sulcx en achtet niet
Heeft Christus oock den Ioden niet verschoont
Maer loon Ga naar margenootxna haerlieder werck gheloont
Die nochtans waren van zijn Ga naar margenootygheslacht
Dat en heeft God al niet gheacht
Dus so ghy volget haer wercken eenpaer
Gods straffe die sal u volghen naer.
O broeders, al neemt Ga naar margenootzGod wat respijt
Hy en sal u daeromme niet laten quijt
Al ist dat ghy op Ga naar margenootazijn ghenade staet
So ghy niet en mijt u Ga naar margenootbboosheyt quaet
Tis al om niet te roepen Heere, Heer
God die vertoornt hem des te meer.
En so hy u hier over niet Ga naar margenootccastijt
So wert ghy te samen vermaledijt
Indien ghy u Ga naar margenootdniet van herten en keert
En voor u sonden Ga naar margenootedeucht en leert
Want Christus woorden zijn warachtich al
Die elck loon na werck gheven sal.
Oorlof hier mede so eynde ick mijn Liet
En bidde dat elck in tijts toesiet
En Ga naar margenootfbetert hem waer hy schult in heeft
Want Ga naar margenootgGod is ghetrouwe die vergheeft
Al onse sonden in Christi Naem
So Ioannes seyt t'onser vraem.
|
|