Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse: Den lustelicken Mey.
HY is een Ga naar margenootabloeme in dat velt
Een lelie in den dale
Ghelijck een lelie onder de doornen gestelt
| |
[Folio 127v]
| |
Is mijnen vrient onder de smale
Ghelijck eenen goeden appelboom
Daer de Wilde afnemen haren goom
Is mijn vrient onder de schoonen
Nu laet ons by u woonen.
Inden Ga naar margenootbkelder leyde hy my
En Ga naar margenootcvercierde my met blomen
Liefde ordineerde hy oock in my
Laeft my het sal my vromen
Want ick ben van liefde cranck
Onder mijn hooft leyt zijn slincker hant
De rechte sal my omvanghen
Na hem is mijn verlanghen.
Och dochter van Ierusalem subject
By den Rhee, en by den Hinde
Siet dat Ga naar margenootdghy mijn vriendinne niet op en wect
Want sy is mijn beminde
En dat is de stemme mijns vrients
Hy coemt en helpet onversiens
Over heuvelen en berghen
Ghelijck den Rhee, avond ende merghen.
Hy staet achter aen onse wandt
En kijckt door de tralien van verren
Siet mijn vrient sprack te hant
Staet op, en coemt sonder merren
Mijn vriendinne en schoone reyn
De Ga naar margenooteWinter is gheleden certeyn
De bloemen in ons lant vertoonen
Den tijt des wijngaerts snijen is gecomen.
Wy hebben een tortelduyve ghehoort
Hier in onsen lande
De vijchboom brengt zijn vijghen voort
De bloem des wijngaerts riect menigherhande
Coemt mijn vriendinne schoon fier
En vangt ons de cleyne Ga naar margenootfvossen hier
Die den bloeyenden wijngaert bederven
En doen ons jonghe knopkens sterven.
Mijn vrient is mijn, ick ben zijn
Die Ga naar margenootgonder de lelien weydet
| |
[Folio 128r]
| |
Beschermt ons doch van alle fenijn
Op dat uwen wech ons leydet
Dat bidden wy al door u doot
En staet Ga naar margenoothons by in alder noot
So moghen wy u alle loven
Inder eewicheyt hier boven.
|
|