Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse: Vanden rijcken man ende Lazaro.
GHy Christenen verstaet wel mijn bediet
De Ga naar margenootarijcke en acht den armen niet
Dat gaet ons Lucas vertellen
De Rijcke man die leckerlick at
Ende die den armen Lazarum vergat
Die leyt nu begraven inder Hellen
Hy lach gestrect voor zijn deur om God
De Rijcke man hiel daer mede Ga naar margenootbzijn spot
Hy en Ga naar margenootcwilde niet ontbeeren
Doen quamen de honden // wilt dit doorgronden
Van de tafel gheloopen in corte stonden
Ende lecten Lazarum zijn sweeren.
Die Ga naar margenootdBedelaer is gestorven de doot
Van Gods Engelen Ga naar margenootegevoert in Abrahams schoot
| |
[Folio 95v]
| |
Hier boven in dat eewich leven de Ga naar margenootfrijcke sterf oock in corter stont
Hy wert ghevoert inder Hellen gront
Daer nieten is dan suchten ende beven.
Daer hy lach inder pijnen groot
Sach hy Lazarum sitten in Abrahams schoot
De Rijcke en wilt dit niet vergessen
Hy badt oft Lazarus mocht comen inder Hellen gront
En doen een druppel waters in zijnen mont
Om zijn Ga naar margenootgtonghe vanden heeten brant te lessen.
Wanneer ghy de Schriftuere wel doorsiet
So en mochtet hem ghebeuren niet
Dit was tot zijnder onvromen
Sent hem dan int huys des vaders mijn
Daer noch vijf broeders van my zijn
Dat sy in dese tormenten niet en comen.
Abraham Ga naar margenoothantwoorde hem die daer lach int verdriet
Sy hebben Mosen en de Propheten, horen sy die niet
Men sal Gods woort niet verdooven
Al waert dat yemant vander doot verrees
Ende die hen dit altemael bewees
Sy en soudent oock niet ghelooven.
Prince God hiermede eynde ick mijn liet
Het is warachtich also gheschiet
Lucas die hevet ons gheschreven
De bedelaer die daer badt zijn broot
Die Ga naar margenootirust nu daer boven in Abrahams schoot
De Ga naar margenootkrijcke man bleef van God verdreven.
|
|