Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– Auteursrechtvrij
[Folio 91r]
| |
Na de wijse: Tant que vivray, en age.
GRijpt eenen moet, verheucht in deser tijt
Ghy Godes kinders, door d'woort ghebenedijt
Voor Ga naar margenootaalle tijden, ten rijcke Gods voorsien
Singt Ga naar margenootbende springt, weest vrolic in den strijt
Weest niet cleynmoedich, O broeders wie ghy zijt
Vreucht en jolijt, sietmen heensdaechs gheschien
Door s'woorts verclaren
En d'openbaren
T'welck wederstaet
Al s'Duyvels raet
Babels Ga naar margenootcverschijnen
Sietmen verdwijnen
T'goet is voor handen, het quaet vergaet.
Ghy Ga naar margenootdcleynen hoop, Gods wtvercoren fijn
Rechte Ga naar margenootePrincieren, wilt altijt vrolick zijn
Christus ons Ga naar margenootfConinck, bruyct onder ons zijn macht
Wie ist die vreest, voor eenich quaet fenijn
Daer wy aenschouwen, zijn triumphant aenschijn
Door t'Woort divijn // en zijnes Gheeses cracht
Hy is ons Ga naar margenootgleven
Hy heeft verdreven
Den swaren Ga naar margenoothlast
En wreeden gast
Wie soude treuren
T'eenigher heuren
Daer sulcken vrydom door Christum wast.
Want Ga naar margenootisiet doen wy, in Pharaons swaer bedwanck
Laghen bedwonghen, heeft ons zijn liefde vranck
| |
[Folio 91v]
| |
Willen salveren, wt alsulck swaer verdriet
En Ga naar margenootkheeft gewracht, in onsen vleesch cranc
Zijn crachtich wesen, en warachtich gheclanck
Waer voor hen danc // in eewicheyt geschiet
O Ga naar margenootlwonder wercken
O Ga naar margenootmdiep aenmercken
O goetheyt groot
Die wt den doot
Ons hebt herboren
En Ga naar margenootneewich vercoren
Door u ghenade, in shemels conroot.
Nu sien wy t'quaet, als t'caf voor wint vergaen
Het duyster wesen, dat Ga naar margenootowort nu afgedaen
T'licht is ontsteken, in alle herten claer
Babels Ga naar margenootpghewelt is op de laetste baen
Bel is vervallen, met al zijn Priesters saen
Christus vermaen // moet eewich blijven waer
Wilt triumpheren
Sonder cesseren
O kinders cleyn
In Christo reyn
Al Ga naar margenootqzijn beginnen
Is ons overwinnen
De canse is ghekeert tot ons alleyn.
Princelick zaet, kinders virtueus
Stelt druck bezijden, en d'wesen doloreus
Wilt vreucht bedrijven in Christum onsen helt
Bout en betrout, op zijn woort precieus
Rust u ten Ga naar margenootrstrijde, als knechten vigoreus
Den Ga naar margenootscamp loyeus, behouden wy en t'velt
Coemt groot en clene
Dient Ga naar margenoottChristum reene
Ons is den prijs
Maer Ga naar margenootvhaer t'ghecrijs
Haer Princen swijcken
Haer dienaers wijcken
Want haer Ga naar margenootxverderven, wort elcken wijs.
|
|