Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse: Van den lustelicken Mey.
BRoeders in dees werelt present
Malcanderen wilt Ga naar margenootaliefde bewijsen
So sal den Soon seer excellent
Voor zijnen Vader u prijsen
Hy Ga naar margenootbsterf voor ons den doot
Ende al wt liefden groot
Zijn trou die liet hy blijcken
Hier beneden in aertrijcken.
VVas dat niet liefde minioot
Want Ga naar margenootcwy daer veel af lesen
Hy Ga naar margenootdhalp den menschen wter noot
De crancken heeft hy ghenesen
Den beswaerden ginck hy ontlaen
Creupelen dede hy gaen
Men Ga naar margenootemochtese roepen hooren
Die stom en doof waren geboren.
Hy verwecte Lazarum vier dagen doot
Dat Ga naar margenootfhuys was vol grooten rouwe
Een Ga naar margenootgPrincen dochter wt haer selfs noot
Een Ga naar margenoothmaecht een schoon jonckvrouwe
Voorby een stadt (hiet Naum) hy ginck
Daer droechmen Ga naar margenootieenen dooden jongelinc
God gaf hem weder dat leven
De moeder dancte God verheven.
Dat vrouken die haer leeck by een hont
Haer dochter die worde ghenesen
En Ga naar margenootkCenturions knecht tot een ander stont
Dat Ga naar margenootlgheloof was daer ghepresen
Die Ga naar margenootmachtendertich jaer lach lam
Zijn bedde dat hy selver nam
En heeftet na huys ghedraghen
T'was wonder voor diet saghen.
De Heer die voor ons sterf aent cruys
Noyt sondaer heeft hy vergheten
| |
[Folio 47r]
| |
Al inden Ga naar margenootncleynen Zacheus huys
Daer ginck de Heere ten eten
Een blinde by den weghe sat
Om zijn Ga naar margenootogesichte wast dat hy bat
God heeft zijn ooghen bestreken
Die blint was die heeft ghekeken.
Noch Ga naar margenootpsuyverde hy een verdorde hant
God was wonderlick in zijn wercken
Noch verdreef hy den helschen vyant
En hy jaechdese inde vercken
Van de Ga naar margenootqMelaetschen thien
So en quamer niet meer dan een
Om God te dancken ende te loven
Een Samaritaen verschoven.
Prince Heer mijn Advocaet
Dit is tot uwer eeren
In al mijn noot Ga naar margenootrHeer coemt my te baet
Heer zijt ghy boven alle Heeren
Mijn arm Ga naar margenootssondaer onwijs
Gheeft my u Paradijs
Als ghy de Ga naar margenoottMoordenaer deden
Die maer eens en heeft ghebeden.
|
|