Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse: Wt de diepten O Heere.
AL wat God heeft Ga naar margenootagheschapen
Dat is den Ga naar margenootbvromen goet
Maer den Godloose knapen
Het selfde Ga naar margenootcschade doet
De mensch behoeft tot leven
Water, vyer, yser, sout,
Melck, honich, daer beneven
| |
[Folio 33v]
| |
Meel, wijn, cleet, ende hout.
Sulcx alle coemt den vromen
Te goede, tot Ga naar margenootdprofijt // Den Godloosen salt comen
Tot schade t'alder tijt
Oock zijn een deel de winden
Gheschapen totter Ga naar margenootewraeck
Doort stormen sy verslinden
Met schalicken nae smaeck.
Als God zijn straf wil slechten
Ruyschen sy hooch en diep
Den toorne Ga naar margenootfsy wt rechten
Des Heeren die heur schiep
Vyer, Haghel, ende Donder
Oock hongher ende doot
Sulcx schiep God elck bysonder
Hier tot een wrake groot.
Veel Ga naar margenootgboose wilde dieren
Slanghen en draken fel
Ende het sweerts bestieren
Dient tot wraeck (en ghequel)
Om boose te verderven
Elck zijn bevel volbringt
Met vreucht doen sy verwerven
Dat God voor haer ghehingt
Dit begost ick te schrijven
Ick hadde overdocht
Gods werck en zijn bedrijven
Dat Ga naar margenoothal wel is volbrocht
En dat zijn wonderdaden
Goet zijn, want hy beschut
Door zijn groote ghenaden
Ga naar margenootiElck is t'zijnder tijt nut.
Men behoeft Ga naar margenootkniet te segghen
Dat sy niet al goet zijn
Want elck in zijn wtlegghen
Is goed op zijn Ga naar margenootltermijn
Daerom salmen Ga naar margenootmhier loven
Zijn name t'elcker stont
Dancken Ga naar margenootnGod van hier boven
Al met der herten gront.
|
|