Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– Auteursrechtvrij
[Folio 1r]
| |
Na de wijse des eersten. Ende is ghelijck alst begint.
AL mijn ghepeynsen doen my so wee
God moe ick claghen mijn swaer verdriet,
Als die baren van de wilde Zee
Gods volck men nu overvallen siet
O God al tlijden dat ons gheschiet
Geeft cracht dat wijt moghen verdraghen
Cain Ga naar margenootaAbel neerstelick bespiet
Om dootslaen sonder vertsaghen.
Ismael Ga naar margenootbIsaac verdruct en quelt
Hy en mach niet leven met vreden
Abimelech Ga naar margenootcwort Rechter ghestelt
Een bastaert vol van quade seden
Die van Sichem gheven hem accoort
Ghelt wten Tempel sonder toeven
Zijn broeders op eenen steen hy vermoort
Daer toe huerende loose boeven.
Om dat Ga naar margenootdIacob soect dat beste lot
Coopende de eerste gheboorte
Van zijnen broeder Esau seer sot
Die Ga naar margenooteversteken is met zijn soorte
Van tgebenedijen zijns vaders soet
Dwelck als hijt niet en can ontfanghen
Iacob vervolcht hy rasch metter spoet
Om dooden hem staet zijn verlanghen.
Pharaos Ga naar margenootfschencker wt den kercker gaet
Maer Ioseph moet ghevanghen blijven
Los Ga naar margenootgwort ghelaten Barrabas quaet
Maer Christum die moetmen ontlijven
Hoereerders, dronckerts zijn sonder noot
Al spreken sy van de Schriftuere
Maer die Gods woort wil beleven bloot
Die en gheeftmen vrede niet een ure.
| |
[Folio 1v]
| |
Pharao Ga naar margenoothde kinderen Gods benijt
Om dat sy wassen en vermeeren
Al Ga naar margenootidat manlick is doet hy door spijt
Dooden, van zijn knapen en heeren
Herodes Ga naar margenootkcoemt oock seer stout int velt
En soect te dooden met practijcke
Christum daer toe doet hy groot gewelt
Vreesende tverlies van zijnen rijcke.
Om Ga naar margenootldat Caleb en Iosue
Tschoone lant van beloften prijsen
En moet gheven met neerstiche
Die van het innemen afgrijsen
En haer voor houden des Heeren woort
Biddende dat zijt niet vercleenen
Op haer ghelijck roept al tvolck verstoort
Dese twee mannen salmen steenen.
Nahas Ga naar margenootmde Ammonieter seer fel
Serpentich vol toovenaers treken
Beleyt Iabes in Gilead snel
De welcke hem om vrede spreken
Maer hy en wilt maken geenen peys
Tot gheen accoort wil hy hem pooghen
Ten sy dat hy met seer veel ghecreys
Wtsteken mach haer rechter ooghen.
Om Ga naar margenootndat Achimelech David spijst
En raet voor hem vraecht den Heere
En hem een sweert geeft, Saul verwijst
Achimelech met cleynder eere
Vijfentachtentich mannen met hem
Die alle lijnen rocken droeghen
Doet dooden op eenen dach Saul slem
Om dat sy David niet en wroeghen.
Saul door zijn Ga naar margenootoafvallen ontsint
Wil hem altoos aen David wreken
En van Ga naar margenootpAbsalon zijn eyghen kint
Wordt David benijt en versteken
Na hem worpt Semei opstinaet
Steenen, en vloect hem met quaey woord?
Achitophel Ga naar margenootqgheeft subtijlen raet
Om David met liste te vermoorden.
| |
[Folio 2r]
| |
Wanneer de man Gods coemt te Ga naar margenootrBethel
Teghen den ontaer propheteren
Ieroboam gheeft terstont bevel
Hem te grijpen om persequeren
Assa de Ga naar margenootsConinck liet Hanani
Den siender int ghevanckenesse
So saen hy comt vrymoedich by
Doende daar Gods bevel een lesse.
Iezabel heeft macht en Ga naar margenoottheerschappije
Om Gods Propheten te vernielen
Met haer eten en drincken blije
Haer Priesters die vol boosheyt crielen
Vluchten moeten, of sterven de doot
Die haer knyen niet en willen buyghen
Voor Ga naar margenootvBaal, Abdia met arbeyt groot
Verbercht en spijst Christus ghetuyghen.
Achab Ga naar margenootxbegeert met seer schoonen schijn
Naboths wijngaert tot zijnder baten
Om maken eenen coolhof, Naboth fijn
En wil zijn erfdeel niet verlaten
De Coninck Achab daerom heeft druck
Iezabel die doet hem beerven
Den wijngaert door eenen loosen truck
Dies moest Naboth onschuldich sterven.
Om dat Ga naar margenootyMicheas anders voorsecht
Dan al Achabs valsche Propheten
En waerschout hem door Gods woort oprecht
Ghevanghen wort hy en ghesmeten
Om dat Ga naar margenootzIeremias anders preeckt
Dan de Coninck en tvolck wil hooren
In eenen diepen put men hem steeckt
Door wreetheyt en nijdich verstooren.
Wanneer de Ga naar margenootaPropheet Vrias
Voorseyt dat quaet dat staet te geschieden
Ioachim ghebiedt op tselve pas
Hem te dooden, dies kiest hy tvlieden
Na Egypten, Ioachim ontstelt
Sent dienaers na hem sonder dralen
Met tsweert zijn preken hem verghelt.
| |
[Folio 2v]
| |
Tlichaem doet hy oock smaet behalen.
Amalia door Ga naar margenootbs'Coninckx ghebodt
Verbiet Amos zijn preken crachtich
Maer Amos blijft onderdanich Godt
En vercondicht zijn woort warachtich
Zacharias met Gods gheest vereent
Om Ga naar margenootcdat hy straft tvolcx quade manieren
Wort door tbevel des Conincx ghesteent
Accoort zijn sy in dit bestieren.
Sidrach, Ga naar margenootdMisach, en Abdenago
Om dat sy niet en willen aenbeden
Nabuchodonozors beelde, so
Moeten sy na den oven treden
Diemen seven werven heeter maeckt
Dan men te voren plach te doene
Maer God de Heere voor henlien waeckt
Dies zijn sy vrymoedich en coene.
De Princen en Lantvoochden me
Om dat sy niet en connen vercloecken
Daniels gheest Ga naar margenooteen ghestadiche
Oorsaeck om dooden hem sy soecken
Sy doen teeckenen den Coninck blent
Een mandament niet om verscherpen
Waer door sy Daniel excellent
Inden cuyle der Leeuwen werpen.
Om dat Ga naar margenootfTobias arbeyt en slaeft
Om Gods volck troosten, spijsen en cleeden
En de verslaghen neerstich begraeft
Sinnacherib niet om verwreeden
Ghebiet datmen hem daerom dooden sal
En berooft hem van alle zijn goeden
Zijn wijf, zijn soon, en hy, vluchten al
Naect berchtmen hem om tlijf te behoeden.
Om dat Ga naar margenootgAchior oprecht verhaelt
Gods groote wonderlicke daden
Holofernes hoochmoedich betaelt
Met wreetheyt hem zijn wijs beraden
Zijn groote heeren dencken ghemeen
Hem te dooden om zijn vermonden
Handen en voeten eer sy van hem scheen
| |
[Folio 3r]
| |
Worden aen eenen boom ghebonden.
Thien duyst pont silvers Ga naar margenoothpresenteert
Haman om mandament te verwerven
Zijn hooverdije hem daer toe moveert
Israel wil hy heel verderven
Met listen den Coninck hy vertoocht
Dat noodich is so te gheschieden
De Coninck ghelooft hem en ghedoocht
Dat hy so hy wil mach ghebieden.
Antiochus Ga naar margenootiden wreeden tyrant
Wilt wt roeyen al Gods gheboden
En oprechten int beloofde lant
Zijn valsche versierde Afgoden
So wie dat Gods bevel houden wil
De doot Ga naar margenootkseer straf moet hy besueren
Beroerte maect hy, en groot gheschil
Gods volck doet hy jammerlick trueren.
Om dat Ga naar margenootlSusanna gheen overspel
Met de Priesters en wil hantieren
Door gramschap en nijdich ghequel
Raet om haer te dooden sy versieren.
Om dat Ga naar margenootmIoannes Herodes wreet
Berispt van zijn schandich hoereren
Inden kercker met seer cleyn bescheet
Moet tsweert door zijnen hals passeren.
Om dat die tegen Ga naar margenootnStephanum staen
Gods gheest niet en connen verwinnen
Die door hem spreect, maer worden gevaen
In haer selfs reden sy ontsinnen
En maken valsche ghetuyghen toe
Om daer door aen hem te doen wrake
En steenen Ga naar margenootohem met verstoorden bloe
Gheen ghehoor ghevende zijn sprake.
Als Ga naar margenootpPaulus hoort des Heeren vermaen
Ende verlaet zijn scherp vervolghen
Die hem beminden die worden saen
Op hem verstoort ende verbolghen
Ghegeesselt, Ga naar margenootqghesteent, gevaen benijt
Bespot is hy van groot en cleene
| |
[Folio 3v]
| |
Maer Ga naar margenootrin zijn lijden hy hem verblijt
Door troost die coemt van God alleene.
Als Ga naar margenootsHerodes siet dat tvolck behaecht
Zijn persequeren ende vanghen
Doodende Iacobum onvertzaecht
Tvervolch gaet hy terstont verstranghen
En vangt Ga naar margenoottPetrum, den welcken hy
Doet met twee ketenen beswaren
En stelt daer sesthien dienaren by
Om den kercker wel te bewaren.
Coopen Ga naar margenootvnoch vercoopen niemant en mach
Wil hy het teecken niet aenveerden
Van de beeste die Ioannes sach
Opgheclommen hier van der eerden
Op tvoorhooft oft inde rechter hant
Dats int gheloove oft in wercken
Vrydom en heeft hy aen gheenen cant
Die haren dienst niet en wil verstercken.
Die Ga naar margenootxDrake die schiet strang' wt haer vloet
Om de vrouwe daer me te versmooren
Die inder wildernisse vluchten moet
So saen als haer kint wert gheboren
Dwelck inden Hemel opghenomen es
Om met Christum te converseren
Strijt maeckt tegens tzaet des wijfs expres
De Draeck oock sonder cesseren.
Elck Ga naar margenootyis verwondert van dit beest
Dat vander zee is opgheclommen
Sy bidden haer aen minst ende meest
Ontsiende haer macht niet om sommen
En segghen wie is dit beest ghelijck
En wie can teghen haer ghevechten?
Sy blasphemeert en lastert Gods rijck Macht hebbende om te dooden Gods knechten.
Balack Ga naar margenootzBileam neerstich ontbiet
Om Gods volck te vermaledijden
Wederstaen so en can hijt niet
Het omringt hem aen alle zijden
Na Ga naar margenootatbeloofde lant met lijdtsaemheyt
| |
[Folio 4r]
| |
Lijdende ghewelt sy henen trecken
Rust Ga naar margenootbheeft haer God daer toe gheseyt
Tlams bloet Ga naar margenootcreynicht al haer vlecken.
De draec, de beest, de valsche Propheet
Laten nu Ga naar margenootdgaen wt haren monden
Drie duyvelsche gheesten, die tsecret
Door soecken met subtijle vonden
Als vorsschen roepen sy sweert en brant
Deertsche Coninghen sy vergaren
Ten strijde, O God doet ons bystant
Wilt uwen naem door ons verclaren.
Gelijc tgout beproeft Ga naar margenootewort int fornoys
Worden gheproeft Gods wtvercoren
Versteken, veracht, is Christus voys
Leughens begheertmen nu te hooren
Wie van zijn boos leven af wil staen
Tot den Ga naar margenootfroof moet hy hem begheven
Vervolginghe moeten sy Ga naar margenootgontfaen
Al die Godsalich willen leven.
Om d'wtvercoren nu Ga naar margenoothGod vercort
De daghen, so hy heeft voorsproken
T'vloet der Heylighen men nu wt stort
Seer corts werdet van God ghewroken
Tghetal vervult Ga naar margenootionder den outaer
Seer fel so Ga naar margenootkrasen nu de Heyden
Gods volck door list en tormenten swaer
Waert mogelick soude sy verleyden.
Oorlof aen elck die Gods woort bemint
En blijschap in de werelt rapen
Sy moeten lijden Ga naar margenootldit wel versint
Al diet Ga naar margenootmbloedich Lam willen knapen
Twelck ghedoot is van swerelts Ga naar margenootnbegin
Soomen in de Schrift mach aenschouwen
Grijpt moet, wapent u met Christus sin
Ghy wert vroom in al u benouwen.
|
|