Het Roelantslied
(1981)–Anoniem Roelantslied– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vertaling‘Iemand, die de grote lijn van zijn verhaal trouw heeft gevolgd’, zo heb ik in het vorige hoofdstuk de vertaler getypeerd. Hij heeft aan de inhoud van het verhaal niets willen veranderen, zoals bijvoorbeeld de samensteller van het volksboek later wel heeft gedaan. Maar toch is het Roelantslied ook geen ‘getrouwe vertaling’ in de moderne betekenis van deze uitdrukking. Dat wordt duidelijk als we voorbeeld en vertaling nauwkeurig met elkaar vergelijken. Voorzover dat tenminste mogelijk is, want grondtekst en vertaling zelf zijn niet bewaard. We moeten ons dus behelpen met een vergelijking tussen enerzijds een kritische editie van het Chanson de Roland en anderzijds de overgeleverde resten van het RoelantsliedGa naar eind254). Mij bewust van de gevaren, die op dit gebied dreigen van de zijde van de onvolledige overlevering en de tekstcorruptie, wil ik toch proberen een eerste indruk te geven van de aard van de vertaling. Op grond van de overgeleverde teksten van het Chanson de Roland mogen we aannemen dat het voorbeeld van de vertaler was opgebouwd uit laisses (strofen) met een verschillend aantal verzen van (in beginsel) tien lettergrepen. Alle verzen van zo'n laisse hadden dezelfde rijmklank. Een Franse tekst van dit type is overgebracht in de voor Middelnederlandse epiek gebruikelijke vorm van paarsgewijs rijmende verzen zonder strofenindeling. Hoe is de vertaler daarbij te werk gegaan? Eerst een kwantitatieve vergelijking: tegenover de 1768 verzen, die de Roncevaux-episode in de ‘Version d'Oxford’ bevat, staan er 1995 van het Roelantslied in de synoptische editie. Voor hetzelfde verhaalgedeelte heeft de vertaler dus meer verzen nodig gehad; hij schijnt zijn voorbeeld te hebben uitgebreid. Ook als we deze wel erg grove vergelijking nog iets verfijnen door rekening te houden met de hiaten in de Middelnederlandse overlevering en met de laisses die Segre in zijn kritische editie aan de ‘Version d'Oxford’ toevoegt, blijft | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deze globale indruk geldigGa naar eind255). Maar schijn bedriegt, want het Oudfranse vers is aanzienlijk langer dan het Middelnederlandse van de oorspronkelijke tekst geweest zal zijn. Tegenover de ‘Version d'Oxford’ met verzen van 10 of 11 lettergrepen staat, bijvoorbeeld, het fragment H met een gemiddelde van 7 à 8 lettergrepen. Houden we met dit verschil rekening dan is de uitkomst van de vergelijking dat de vertaler heeft verkort. Dit soort van berekeningen heeft echter niet veel te betekenen. Het kan dienen om de lezer enigszins een indruk te geven van de omvang en de verhouding van voorbeeld en vertaling, maar de werkwijze van de vertaler leren we er niet door kennen; daarvoor moeten we proberen hem ‘bij zijn werk gade te slaan’. Een geschikt tekstgedeelte voor een dergelijke nauwkeurige vergelijking van Roelantslied en Chanson de Roland met speciale aandacht voor de vertaaltechniek is niet makkelijk te vinden. Na lang zoeken heb ik besloten tot de passage van Oliviers dood, hieronder weergegeven naar de kritische editie van Segre en fragment H van het Roelantslied. Deze ene laisse is in het Middelnederlands bewaard in 1472-1494H, R, Vb. Ik gebruik voor de vergelijking de lezing van H (voor de duidelijkheid genummerd met de afzonderlijke telling van H, 225-242) met toevoeging van het verspaar 1474-1475R, dat in H lijkt te zijn overgeslagen. Vers H 225, het eerste dat met de Oudfranse laisse correspondeert, begint met een bijzin, die aansluit op H 223-224: Olivier neech hem dor dat / Ende trac achter een luttel bat,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2010[regelnummer]
‘Olivier voelt dat de dood hem zeer beklemt;
Alle twee zijn ogen draaien in zijn hoofd,
Hij verliest zijn gehoor en heel zijn gezichtsvermogen,
Hij stijgt af en legt zich ter aarde.
Herhaaldelijk belijdt hij zijn zonden
2015[regelnummer]
En, met zijn beide handen gevouwen en uitgestrekt naar de hemel,
Bidt hij tot God dat Hij hem in het paradijs opneme
En dat Hij Karel en het zoete Frankrijk zijn zegen schenke
En boven allen Roelant, zijn wapenvriend.
Zijn hart begeeft hem, zijn helm glijdt van zijn hoofd,
2020[regelnummer]
Heel zijn lichaam ligt uitgestrekt op de grond.
Dood is de graaf want hij leeft niet meer.
De dappere Roelant beweent hem en betreurt hem.
Nooit zult ge op aarde een man horen die meer smart heeft.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De woorden die niet overeenkomen, zijn in de citaten gecursiveerd en de Middelnederlandse rijmwoorden die aan het Frans zijn ontleend, zijn met hoofdletters weergegeven. Nu wordt duidelijk wat de vertaler uit zijn voorbeeld heeft weggelaten. Het zijn vooral de details, die hij overslaat, bijzonderheden over de manier waarop Olivier sterft (ChR 2011, 2019, 2020), (misschien) ook een ‘moeilijke’ uitdrukking (ChR 2014a) en herhalingen in de Franse tekst (ChR 2021b, 2022b, 2023). Maar in de Middelnederlandse tekst zijn weer andere bijzonderheden toegevoegd en die toevoegingen geven juist inzicht in de techniek van de vertaler. Ik meen dat hij eerst in het Frans zocht naar de essentie van een mededeling, deze vervolgens vertaalde tot een Middelnederlands vers en tenslotte het verspaar voltooide, zo mogelijk met andere gegevens uit het voorbeeld, maar meestal met vulsel van eigen makelij. Vanuit deze vertaaltechniek kunnen negen van de tien versparen worden verklaard. De ene uitzondering is het paar H 233-234, dat in z'n geheel is toegevoegd, waarschijnlijk omdat het niet lukte de in vers 231 begonnen zin met één vers af te ronden. De veronderstelling dat de vertaler steeds één vers aan zijn voorbeeld ontleende en er dan één aan toevoegde om het verspaar te voltooien, wordt gesteund door de rijmwoorden: in zeven van de negen ontleende verzen is het rijmwoord letterlijk uit het Frans vertaald. Uit het voorbeeld van de passage over Oliviers dood blijkt dat de vertaler zijn voorbeeld beslist niet letterlijk maar veeleer vrij vertaald heeft. Hij koos uit de Franse tekst de hoofdzaken en liet bijzonderheden weg. De vorm van zijn vertaling in paarsgewijs rijm noodzaakte hem tot een werkwijze waarbij hij gewoonlijk steeds één vers vertaalde en dat met één vers van eigen vinding aanvulde tot een paar. Dit heeft een Roelantslied opgeleverd waarin, vergeleken met het Chanson de Roland, enerzijds is verkort en anderzijds is toegevoegd. De weglatingen zowel als de toevoegingen betreffen evenwel details, de grote lijn van het verhaal is trouw gevolgd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Door het paarsgewijze rijm in de vertaling verloor de laisse-structuur van het voorbeeld haar functie. Toch kan men deze oorspronkelijke opbouw nog enigszins herkennen in de indeling van de tekst op de overgeleverde fragmenten. We kunnen dit helaas slechts nagaan bij 96 van de 140 laisses, die de Roncevaux-episode in de editie-Segre bevat, maar de overeenkomstige passages van die 96 laisses worden in het Middelnederlands 46 keer door een lombarde (grote hoofdletter) gemarkeerdGa naar eind256). In aanmerking genomen dat de overgeleverde teksten op dit punt erg schaars zijn met gegevens (de fragmenten L en H bevatten betrekkelijk weinig lombarden en van R ontbreken de gegevens, omdat Serrure de lombarden in zijn editie niet heeft verantwoord), is dit een aanzienlijk aantal en een opmerkelijke overeenkomst. Het is ook een krachtig argument tegen de zogenoemde strofenhypothese van Kloeke. Toen Kloeke in 1940 het door hem bestudeerde fragment Ro uitgafGa naar eind257), voegde hij aan de editie een beschouwing toe over de ‘Aesthetische waardering van het Mnl. Roelantslied’ (p. 109-120). Hij neemt daarin stelling tegen het wijd verbreide ongunstige oordeel over dit Middelnederlandse werk, een oordeel, dat zijns inziens onbillijk is, omdat het altijd tot stand komt door vergelijking met het Franse epos. Beoordeelt men het Roelantslied op zich, dan valt ook daarin een ‘waarlijk dichter’ te herkennen. Als bewijs citeert hij dan uit de editie-Van MierloGa naar eind258) de verzen 1662-1765L en concludeert: ‘Ieder, die deze passage leest en luid herleest, zal onder de bekoring komen van de grote zuiverheid van toon; op de schaarse plaatsen, waar die gaafheid wordt onderbroken, is men geneigd aan bedorven tekst te denken’ (p. 113). Maar behalve dat dit gedeelte opvallend zuiver is uitgevallen meent Kloeke erin een ‘zeer eigenaardige golving waar te nemen, die zo voelbaar periodisch is, dat men geneigd is aan strofenvorming te denken’ (p. 114-115). Meer dan de helft van de door hem geciteerde passage heeft hij onderverdeeld in blokjes van vierGa naar eind259) verzen, op grond waarvan hij voorzichtig oppert dat het Roelantslied oorspronkelijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een strofische tekst (‘lied’) zou zijn geweest, die in die vorm ook is gezongen of voorgedragen. Hoe aantrekkelijk deze veronderstelling ook is, ik meen dat een diepgaande studie van de vertaaltechniek haar zal weerleggen. Daarop wijst het zeer voorlopige onderzoek, dat ik hierboven met één voorbeeld heb geïllustreerd. Ik vermoed dat de ‘zeer eigenaardige golving’ in de tekst, die voor Kloeke aanleiding tot zijn hypothese is geweest, uit de vertaaltechniek moet worden verklaard. Wij hebben gezien dat de vertaler zijn tekst heeft opgebouwd uit versparen en dat soms (in het voorbeeld bij H 231-234) één verspaar te klein was om de gewenste inhoud weer te geven. In zo'n geval werd een blokje van twee versparen, vier verzen, geconstrueerd. Deze vertaaltechniek is ook in het door Kloeke geciteerde gedeelte duidelijk waarneembaar; ik laat dat zien in de eerste drie strofen van Kloekes citaat. Ik neem zijn tekst over maar heb, evenals in het voorbeeld van de vertaaltechniek hiervoor, het vulsel gecursiveerd en de letterlijk vertaalde rijmwoorden weergegeven met hoofdletters (vgl. ChR 2201-2208)Ga naar eind260). Onder enen EGLANTIER
Vant hi ligghende OLIVIER.
Hi nampen inden aermen SIJN
Ende droechen voer Tulpijn.
In enen scilde dat hine LEIDE
Voor dien busscop op die heide,
Die busscop segense al gader
Ende bevalse den hemelscen Vader.
‘Ay, Olivier’, sprac ROELANT,
‘Van groter daet waerdi becant,
‘Ende goet ridder ende coene,
‘Des graven Reiniers SONE! (vgl. L 1662-1672)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De drie ‘strofen’ kunnen zonder bezwaar worden beschouwd als zes versparen gebouwd op rijmwoorden, die letterlijk overeenkomen met het Frans. Kloekes hypothese is, naar ik vermoed, onjuist. Ik word in dit vermoeden gesteund door de verdeling van de grote hoofdletters in de tekst van de fragmenten. Als het Roelantslied in oorsprong uit strofen van vier regels opgebouwd is geweest, dan zou men mogen verwachten, dat deze structuur nog enigszins in de grote-hoofdletterverdeling weerspiegeld werd, maar niets daarvan. In plaats van een regelmatige strofische opbouw van de tekst vinden we in de distributie van de grote hoofdletters sporen van de laisse-structuur in het Oudfranse voorbeeld van de vertaler. De resultaten van dit zeer voorlopige en op weinig omvangrijke passages gebaseerde onderzoek zijn slechts betrekkelijk maar, naar het mij toeschijnt, niet onbelangrijk. De studie van de vertaaltechniek biedt een uitnemende kans om de tekst indringend te analyseren en verdient dan ook veel aandacht. Ik moet mij hier echter beperken tot de zeer voorlopige conclusie, dat de vertaler zijn voorbeeld selectief heeft gevolgd. Het ging hem om de grote lijn in het verhaal. De gegevens daarvoor koos hij uit de Franse tekst en gaf ze weer in Middelnederlandse verzen, die hij vervolgens met vulsel van eigen vinding uitbouwde tot versparen. Zo is een vertaling ontstaan, waarin de inhoud van het voorbeeld is teruggebracht tot het belangrijkste en tegelijkertijd, onder dwang van het paarsgewijs rijmende vers, weer is uitgebreid met een tamelijk grote hoeveelheid aanvullende tekstGa naar eind261. |
|