aan de Lorreinen-traditie was ontleend, af. Irene wordt levend door vier paarden uit elkaar getrokken, een straf die in de Cronyke en in het Chanson de Roland aan Ganelon gegeven wordt. Guwelloen wordt in het volksboek opgehangen.
Het naspel van de Droefliken strijt wordt evenals het voorspel in hoofdzaak bepaald door de verhaalversie van de Cronyke. Daarmee heeft de samensteller zijn verhaal van een historisch kader voorzien. Dit komt wel heel sterk naar voren in de allerlaatste passage van het boek, die handelt over de historische Karel de Grote:
Kaerle vanden groten verliese sijnre ghenoten creech een siecte van ongenuechten ende track tot Aken. Daer sterf hi als hi gheregneert hadde LXVI jaer in Vrancrijck, in Brabant ende in Lothrijck, ende XIII jaer keyser gheweest hadde. Hi sterf int jaer ons Heeren DCCC ende XIV, die vijfste kalende Februarij ende is begraven in die ronde kercke onser vrouwen tot Aken, die hi selve ghesticht hadde, daer hi hoochlijc verheven is. (P 1176-1183)
Dit slot vormt de tegenhanger van het begin van het eerste hoofdstuk, waarin Karel eveneens centraal staat:
Kaerle die Grote, des cleynen pyppijns sone, hertoghe van Brabant, van Lothrijck, ende marcgrave des heylichs rijckx, ende gheweldich coninck van Vranckrijc ende keyser van Romen ende van Almaengien ende heere van geheel kerstenrijck, altoos dat kersten gheloove versterckende. (P 80-85)