Het Roelantslied
(1981)–Anoniem Roelantslied– Auteursrechtelijk beschermdDe tekstenEerst volgt een korte beschrijving van de historische gebeurtenis die aan het Chanson de Roland ten grondslag ligt. De historische feiten verschillen ingrijpend van de weergave daarvan in het Chanson de Roland zoals blijkt uit de samenvatting van de oudste versie van het verhaal, de Version d'Oxford. Vervolgens wordt het corpus van Franse Roland-teksten met de vertalingen en bewerkingen in andere talen opgesomd en tenslotte volgen korte beschrijvingen van de handschriften en drukken van het Middelnederlandse Roelantslied. | |||||||||||||||||
De historische gebeurtenisHet verhaal van het Chanson de Roland berust op een historische gebeurtenis, de hinderlaag waarin de achterhoede van het Frankische leger in de zomer van het jaar 778 tot de laatste man is omgekomen. Het voorspel van deze catastrofe speelt zich een jaar eerder af in Duitsland. Karel de Grote bevond zich toen met zijn leger in Paderborn om de overwinning op de Saksen te vieren. Zij schenen voorgoed verslagen en stroomden met duizenden naar de stad om zich te laten dopen. De Saksische aanvoerder Widukind ontbrak echter; hij was gevlucht om aan de vernedering van de onderwerping te ontkomen. Tijdens deze grote dagen voor Karel verschijnt in Paderborn ook een groepje aanzienlijke vreemdelingen, Arabieren | |||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||
uit Noord-Spanje, die de hulp van de machtige Franken komen inroepen tegen hun heer Abd al-Rahman I, emir van Cordova. In dit verzoek om inmenging in een geschil tussen de Saracenen onderling heeft Karel vermoedelijk een welkome aanleiding gezien om zijn gebied uit te breiden zuidelijk van de Pyreneeën; misschien heeft hij wel gespeeld met de gedachte het hele schiereiland te veroveren. Hoe het ook zij, in het voorjaar van 778 vallen twee Frankische legers Spanje binnen. Het ene trekt in het Westen de Pyreneeën over, het andere in het Oosten, bij de stad Saragossa ontmoeten zij elkaar. Maar dan beginnen de moeilijkheden. In tegenstelling tot wat overeengekomen was in Paderborn geeft de stad zich niet over maar sluit haar poorten voor het Frankische leger. Karel probeert zes weken lang Saragossa in te nemen maar als hij daarin noch door onderhandelen noch door bestorming slaagt, aanvaardt hij de terugtocht. Op deze terugreis, toen het leger in lange rijen door de Pyreneeën trok, werd de achterhoede bij Roncevaux plotseling overvallen door Basken. De zwaarbewapende Franken konden op de steile hellingen weinig uitrichten en sneuvelden in de ongelijke strijd tegen de snelle bergbewoners. In de bronnen worden drie Franken met name genoemd, één van hen is Hruodlandus, markgraaf van Bretagne. Roeland? De hoofdmacht heeft zich door het gebeurde nauwelijks laten ophouden. Karel is niet teruggekeerd om zijn achterhoede te wreken; hij heeft zelfs de lichamen van de gevallenen, in strijd met zijn militaire plicht, bijna alle achtergelaten. Een mislukte veldtocht. Het beeld dat wij ervan hebben, en waarvan hier slechts het belangrijkste is weergegeven, berust weliswaar op minutieus onderzoek van Frankische en Arabische bronnenGa naar eind61), maar blijft desondanks toch op veel punten onduidelijk. Er bestaat geen overeenstemming over de Frankische motieven voor deze onderneming. Zijn het uitsluitend politieke, expansionistische overwegingen of hebben ook religieuze motieven | |||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||
- steun aan de Spaanse christenen - een rol gespeeld? Karels gedeeltelijk overgeleverde correspondentie met paus Adrianus I over deze zaak doet het laatste vermoeden. Er is evenmin een afdoend antwoord gegeven op de vraag waarom de expeditie bij de eerste tegenslag, het beleg van Saragossa, al opgegeven werd. Voelde Karel zich onveilig ten zuiden van de Pyreneeën toen de onbetrouwbaarheid van zijn Saraceense bondgenoten aan het licht gekomen was? Of bereikten hem tijdens het beleg van Saragossa al, en niet pas te Auxerre zoals de officiële bronnen vermelden, geruchten over een nieuwe opstand van de Saksen? Ook tal van détails uit de bovenstaande reconstructie van de historische gebeurtenis zijn aangevochten. Het is bijvoorbeeld in twijfel getrokkenGa naar eind62) of de overval wel door Basken is gepleegd. Met Wascones uit de bronnen zouden immers ook de bewoners van het naburige Gascogne bedoeld kunnen zijn. Evenmin als de juiste identiteit van de overvallers staat de plaats van de hinderlaag vast. Geen der oudere bronnen noemt de plaats met name zodat men zich inderdaad kan afvragenGa naar eind63) of de nederlaag wel bij Roncevaux heeft plaatsgevonden. Veel is er geschreven over de namen van de drie aanzienlijke gesneuvelden. Zij worden genoemd door Einhart in het negende hoofdstuk van zijn Vita Karoli magni imperatorisGa naar eind64): ‘In quo proelio Eggihardus regiae mensae praepositus, Anshelmus comes palatii et Hruodlandus Brittannici limitis praefectus cum aliis conpluribus interficiuntur’; ‘En in deze strijd werden Eggihardus, de oppertafelmeester, Anshelmus, de graaf van het paleis en Hruodlandus, graaf van de Bretonse mark, samen met vele anderen gedood.’ Deze mededeling van de beroemde tijdgenoot en biograaf van Karel de Grote is de voornaamste aanwijzing voor de historiciteit van Roeland (Hruodlandus). Uit het onderzoek van de omvangrijke overlevering van de Vita is echter gebleken dat juist de vijf woorden waar het om gaat, et Hruodlandus Brittannici limitis praefectus, in de oudere handschriften ontbreken en mogelijk pas in de twaalfde eeuw, als | |||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||
gevolg van de populariteit van het Chanson de Roland, zijn toegevoegd. Zelfs de historiciteit van Roeland is niet zeker! | |||||||||||||||||
Het verhaalHoewel de juiste toedracht op veel punten onduidelijk is, staat het feit zelf van de nederlaag in 778 vast. Ruim driehonderd jaar later bestaat in het Oudfrans een groots kunstwerk waarvan deze historische gebeurtenis de achtergrond vormt: het Chanson de Roland. De oudste en bekendste versie, de Version d'Oxford, waarvan Francisque Michel in 1835 het handschrift heeft gevonden, wordt omstreeks het jaar 1100 gedateerd en bestaat uit 4002 tienlettergrepige verzen, verdeeld over 291 strofen of laisses. De verzen van iedere laisse zijn met elkaar verbonden door dezelfde assonance. Behalve die indeling in verzen en laisses (het begin van elke laisse wordt door een grote rode hoofdletter gemarkeerd) is de tekst in het handschrift niet gestructureerd door middel van capita of anderszins. Op grond van de inhoud wordt het verhaal echter gewoonlijk in vier episodes verdeeld en die verdeling is ook in de samenvatting hieronder aangehouden. Er is bovendien een onderverdeling binnen de episodes aangebracht om het verwijzen naar een gedeelte van het verhaal te vereenvoudigenGa naar eind65). | |||||||||||||||||
Eerste episode: Het voorspel (laisses 1-67, vs. 1-840)Karel de Grote heeft in een oorlog van zeven jaar bijna geheel Spanje onderworpen. Alleen de stad Saragossa in het Noorden verzet zich nog onder bevel van de Saraceense koning Marsile. (laisse 1, vs. 1-9) 1. De raadsvergadering van Marsile. Het Saraceense leger is te zwak om slag te leveren met de Franken. Marsile vraagt zijn aanvoerders om raad en besluit op voorstel van Blancandrin onder- | |||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||
handelaars naar Karel te zenden met het voorstel dat de Franken naar huis terugkeren in ruil voor grote rijkdommen, gijzelaars en de (ijdele) belofte dat Marsile hem zal volgen om zich te bekeren tot het christendom. De onderhandelingsdelegatie onder leiding van de listige Blancandrin, vertrekt. (laisses 2-7, vs. 10-95) 2. De raadsvergadering van de Franken. Karel zit op zijn koninklijke vouwstoel in de open lucht temidden van zijn baronnen, die zich ontspannen na de verovering van Cordres, als de Saraceense gezanten arriveren. Blancandrin brengt zijn boodschap over maar krijgt niet dadelijk antwoord. Karel laat een tent opzetten voor de gasten om er de nacht door te brengen. De volgende ochtend roept hij zijn raad bijeen, bestaande uit de voornaamste edelen onder wie Ogier, graaf Roland, neef van de keizer, Olivier, hertog Naïmes en ook Ganelon, die het verraad zal plegen. De eerste die spreekt nadat Karel het voorstel van Marsile heeft meegedeeld, is Roland. Hij waarschuwt voor de onbetrouwbaarheid van de Saracenen en herinnert aan de moord op Basan en Basilie, twee graven, die in een vroegere fase van de oorlog als gezanten naar Marsile waren gestuurd en door deze lafhartig om het leven waren gebracht. Roland wil de oorlog voortzetten tot de volledige overwinning is behaald. Hiertegen verzet zich Ganelon. Hij acht het verstandiger om tot onderhandelingen over te gaan en wordt in dit standpunt gesteund door de wijze Naïmes. Maar wie moet de levensgevaarlijke opdracht krijgen om de onderhandelingen in Saragossa te gaan voeren? Achtereenvolgens bieden zich aan Naïmes, Roland, Olivier en bisschop Turpin maar zij worden allen door Karel naar hun plaats teruggewezen. Eindelijk wordt op voorstel van Roland Ganelon met deze zaak belast. Deze toont zich over de gang van zaken hevig vertoornd en zegt Roland en Olivier en Karels andere baronnen eeuwig te zullen haten. Als hij de koninklijke handschoen, die Karel hem overhandigt ten teken van zijn waardigheid, op de grond laat vallen, huiveren de | |||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||
Franken: God, wat kan dat betekenen? Ganelon treft voorbereidingen voor zijn vertrek en begeeft zich op weg. (laisses 8-27, vs. 96-365) 3. Het verraad. Onderweg raakt Ganelon in gesprek met de Saraceense onderhandelaar Blancandrin. Beiden zijn het erover eens dat Roland degene is die de vrede in de weg staat. Ze beloven elkaar de dood van 's keizers neef te zullen nastreven. Aangekomen in Saragossa brengt Ganelon Karels boodschap over. Koning Marsile barst in woede uit als hij de strenge vredesvoorwaarden verneemt en probeert zelfs de Frankische gezant te doden. Zijn houding verandert echter geheel als Blancandrin hem influistert dat Ganelon beloofd heeft de Saracenen te helpen. Overeenstemming is nu snel bereikt. Marsile zal de Frankische voorwaarden schijnbaar aanvaarden en als garantie rijke geschenken en gijzelaars aanbieden. Ganelon zal ervoor zorgen dat de Franken naar hun land terugkeren en dat de achterhoede gevormd zal worden door slechts 20.000 man onder bevel van Roland en Olivier. Als de heidenen deze zwakke achterhoede kunnen verslaan en Roland kunnen doden zal Karels macht voorgoed gebroken zijn. Ganelon ontvangt geschenken voor zijn medewerking en begeeft zich op de terugtocht. (laisses 28-52, vs. 366-660) 4. Roland aangewezen als bevelhebber van de achterhoede. Ganelons vredesboodschap wordt in het Frankische kamp met vreugde ontvangen. Er wordt onmiddellijk een begin gemaakt met de terugtocht. 's Nachts heeft de keizer echter tweemaal een droom waarin hem een grote strijd wordt voorspeld door toedoen van Ganelon. Als de volgende dag de Pyreneeën in zicht komen roept hij zijn baronnen bij elkaar om te beraadslagen. Op zijn vraag wie het bevel over de achterhoede zal voeren antwoordt Ganelon: Roland. Deze aanvaardt de opdracht met een honende opmerking aan het adres van zijn stiefvader en weigert zorgeloos Karels aanbod om de helft van het leger bij hem achter te laten. Met niet meer dan 20.000 man en de baronnen Olivier, Gérin, Gérier, Oton, Bérengier, Astor, | |||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||
Anseïs, Gérard de Rousillon, Gaifier, Gautier en met aartsbisschop Turpin zal hij de terugtocht van de hoofdmacht door de gevaarlijke bergpas bij Roncevaux dekken. Karel trekt vol sombere voorgevoelens noordwaarts, zijn twaalf voornaamste baronnen achterlatend. Tegelijkertijd wachten 400.000 Saracenen in de buurt hun kans af om de achterhoede te overvallen. (laisses 53-67, vs. 661-840) | |||||||||||||||||
Tweede episode: Roncevaux (laisses 68-187, vs. 841-2608)1. Voorbereidingen van de Saracenen. Marsile heeft in drie dagen een leger van 400.000 man op de been gebracht. Twaalf heidense edelen (Aelroth, neef van Marsile, Falsaron, Corsalis, Malprimis, Balaguer, de almaçour van Moriane, Turgis, Escremis, Esturgant, Estramaris, Margaris en Chernuble) zullen voorop gaan. Zij beloven Marsile in snoevende bewoordingen de Franken en Roland te zullen verslaan. Als de heidenen gereed zijn klinkt het geluid van duizend klaroenen. De Franken begrijpen dat er slag geleverd moet worden, (laisses 68-79, vs. 841-1016) 2. Eerste hoornpassage. Olivier, die op een heuvel geklommen is, ziet aan het schitteren van de zon op de wapenrustingen hoe geweldig de vijandelijke overmacht is. Hij doorziet het verraad van Ganelon en raadt Roland op zijn hoorn te blazen, opdat Karel met de hoofdmacht zal terugkeren. Roland weigert verontwaardigd; het zou zijn eer, die van zijn familie en die van Frankrijk schaden. De Franken bereiden zich voor op de slag. Roland spoort hen aan dapper te strijden voor hun heer en bisschop Turpin verleent absolutie. Onder het roepen van de strijdkreet ‘Monjoie’ rijden zij de vijand tegemoet. (laisses 80-92, vs. 1017-1187) 3. Eerste fase van de strijd; twaalf tweegevechten. De strijd begint met twaalf lansgevechten tussen de heidense edelen en Karels baronnen. De christenen hebben de overhand, alle Saracenen worden verslagen. Dan wordt de strijd meer algemeen. Tegelijker- | |||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||
tijd woedt in Frankrijk een noodweer en er vindt op klaarlichte dag een zonsverduistering plaats: voortekenen van Rolands dood. (laisses 93-111, vs. 1188-1448) 4/5. Tweede en derde fase van de strijd. Koning Marsile werpt nu zijn hoofdmacht in de strijd. De gevechten worden zeer hevig en er vallen veel doden. De Franken slagen erin een groot aantal tegenstanders op de vlucht te drijven maar ook bij hen zijn de verliezen groot. Tenslotte heeft Roland niet meer dan zestig man over. (laisses 112-126, vs. 1449-1690) 6. Tweede hoornpassage. Roland wil Karel terugroepen door op zijn hoorn te blazen maar nu verzet Olivier zich heftig: het is te laat, de Franken zijn bijna allen gedood. In het twistgesprek dat ontstaat komt Turpin tussenbeide. Hij geeft toe dat het te laat is om nu nog hulp te vragen maar adviseert toch Karel te waarschuwen. Hij zal tenminste hun dood kunnen wreken. Dan zet Roland zijn hoom, ‘Olifant’, aan de mond en blaast tot driemaal toe. Karel hoort het en treft zijn maatregelen: Ganelon wordt gevangen genomen en de Frankische hoofdmacht keert in aller ijl terug naar Roncevaux. (laisses 127-138, vs. 1691-1850) 7. Vierde fase van de strijd; Marsile. Roland zet de strijd voort tegen de overgebleven Saracenen die nu door Marsile zelf worden aangevoerd. Als Roland hem ontmoet doodt hij hem niet maar slaat slechts zijn rechter hand af. Daarna doodt hij nog Marsiles zoon, Jurfaleu. (laisses 139-141, vs. 1851-1912) 8. Vijfde fase van de strijd; dood van Olivier. Als hun koning is gevlucht worden de Saracenen aangevoerd door een oom van Marsile, de kalief Marganice, die met vijftigduizend zwarte heidenen uit Afrika de Franken aanvalt. Olivier wordt door Marganice dodelijk in de rug getroffen. Hoewel sterk verzwakt en stervend houwt hij nog in den blinde op de vijand in. Dan raakt hij bij vergissing Roland. Beide vrienden nemen ontroerd afscheid van elkaar. (laisses 142-150, vs. 1913-2034) 9. Laatste gevechten; dood van Turpin. Roland vecht samen met | |||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||
Turpin en Gautier de l'Hum verbeten verder tegen een vijand die alleen nog van een afstand met speren naar de drie Franken durft te werpen. Gautier valt en ook de bisschop wordt dodelijk geraakt zodat hij zich uit de strijd moet terugtrekken. Met zijn laatste krachten blaast Roland nogmaals op zijn hoorn. Het antwoord van de naderende hoofdmacht, de machtige galm van zestigduizend klaroenen, veroorzaakt zo'n angst bij de Saracenen dat zij hals over kop op de vlucht slaan. De slag is voorbij. Roland zoekt tussen de gevallenen de lichamen van Karels baronnen en draagt hen naar Turpin die de zegen over hen uitspreekt. Beiden zijn dodelijk vermoeid en als de bisschop opstaat om water voor Roland te halen is die inspanning voor hem te veel. Ook hij sterft. (laisses 151-166, vs. 2035-2258) 10. Dood van Roland. Alleen overgebleven voelt Roland dat ook zijn einde nadert. Hij begeeft zich naar een heuveltje waar onder een boom vier blokken marmer liggen, om te sterven. Eenmaal moet hij zich nog verheffen als een Saraceen probeert zijn zwaard te stelen. Met een reusachtige slag van zijn hoorn doodt hij de man. Om te voorkomen dat zijn goede zwaard, Durendal, in handen van de vijand valt, probeert Roland het op een rots stuk te slaan. Maar tevergeefs, de rots splijt in tweeën en Durendal blijft onbeschadigd. Stervend roept Roland in zijn herinnering wat in zijn leven van belang is geweest: zijn overwinningen, zijn vaderland, zijn zwaard, zijn familie en zijn heer, Karel de Grote. Dan belijdt hij zijn zonden en biedt God zijn rechter handschoen aan. Engelen dragen zijn ziel naar het paradijs. (laisses 167-175, vs. 2259-2396) 11. Aankomst van de hoofdmacht op het slagveld. Als Karel op de plaats van de strijd arriveert overvalt hem het verdriet over het verlies van zoveel Franken en in het bijzonder van zijn baronnen. Maar er is geen tijd om te treuren want in de verte zien zij stofwolken van de vluchtende Saracenen. De achtervolging wordt onmiddellijk ingezet. Op Karels verzoek laat God de zon stilstaan zodat de dag lang genoeg duurt om alle vijanden in te halen en in | |||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||
de rivier de Ebro te drijven. Dan valt de avond en de Franken overnachten in de buurt van Saragossa. Karel krijgt in een droom opnieuw visioenen die hem de toekomst voorspellen. In Saragossa keert koning Marsile gewond en verslagen terug bij koningin Bramimonde. (laisses 176-187, vs. 2397-2608) | |||||||||||||||||
Derde episode: Baligant (laisses 188-266, vs. 2609-3704)1. Aankomst van Baligant in Spanje. De machtige emir van Babylonië, Baligant, leenheer van Marsile, landt in Spanje met een enorm leger. Hij ontvangt het nieuws van de nederlaag van Marsile, die hij ziek en ontmoedigd in Saragossa aantreft. Zonder tijd te verliezen verlaat Baligant de stad om het leger van Karel te zoeken. (laisses 188-201, vs. 2609-2844) 2. Karels rouwklacht en de begrafenis van de doden. Inmiddels keren de Franken terug naar Roncevaux waar de gevallenen nog op het slagveld liggen. Karel zoekt tussen de doden naar zijn geliefde neef en vindt hem, liggend in het gras met zijn gezicht naar het vijandelijke Spanje gekeerd. Hevig bewogen uit hij zijn smart om het verlies van zijn trouwste vazal, de aanvoerder van zijn legers. De doden worden ter plaatse begraven maar de lichamen van de drie dappersten, Roland, Olivier en Turpin, worden op karren gelegd om hen mee terug te voeren. (laisses 202-212, vs. 2845-2973) 3. Voorbereidingen tot de strijd. Karel ontvangt het bericht van de nadering van de Saracenen. Hij geeft Jozeran de Provence en hertog Naïmes opdracht het leger in tien slagorden te verdelen; Rabel en Guinemant krijgen de taken van Olivier en Roland. Ook Baligant treft zijn maatregelen. Zijn zoon Malpramis zal voorop rijden bij de aanval en het leger wordt verdeeld in dertig slagorden. (laisses 213-238, vs. 2974-3344) 4. De strijd. Als de legers elkaar treffen ontstaat een hevig gevecht. Aan beide zijden vallen veel doden. Het hoogtepunt wordt | |||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||
bereikt als tegen de avond de twee vorsten elkaar ontmoeten in een tweegevecht. Beiden beweren het recht in deze oorlog aan hun zijde te hebben. Eenmaal wankelt Karel tengevolge van een krachtige slag van Baligant maar dan wordt hij ondersteund door de engel Gabriël en slaagt erin zijn tegenstander dodelijk te treffen. (laisses 239-261, vs. 3345-3624) 5. Afloop van de strijd. Als de emir gevallen is slaan zijn volgelingen op de vlucht. Zij worden achtervolgd door de Franken en hun ordeloze terugkeer veroorzaakt in Saragossa schrik en verbittering. Koning Marsile sterft van schrik over de definitieve nederlaag. Eindelijk kan Karel de stad in bezit nemen en de heidenen laten dopen. De koningin vormt een uitzondering; zij zal met de Franken mee terugreizen en krijgt de gelegenheid zich vrijwillig te bekeren. Onderweg worden Roland, Olivier en Turpin begraven in de kerk van St. Romain te Blaye. (laisses 262-266, vs. 3625-3704) | |||||||||||||||||
Vierde episode: De straf van Ganelon (laisses 267-290, vs. 3705-4002)1. La belle Aude. De eerste die Karel ontmoet in zijn paleis te Aken is Aude. Zij vraagt de keizer naar Roland, haar verloofde. ‘Zuster, lieve vriendin, je vraagt me naar een dode’, is het antwoord. Bij het vernemen van dit bericht verliest Aude het bewustzijn en sterft. (laisses 267-268, vs. 3705-3733) 2. De straf van Ganelon. Ganelon wordt beschuldigd van landverraad maar hij wijst deze beschuldiging af en verklaart dat hij slechts een persoonlijke vete met Roland heeft uitgevochten. Een gerechtelijke tweekamp tussen Pinabel voor Ganelon en Thierry voor Karel beslecht het pleit in het nadeel van Ganelon. De verrader wordt gevierendeeld. (laisses 269-288, vs. 3734-3974) 3. Slot. Koningin Bramimonde wordt in Aken gedoopt en krijgt de naam Julienne. Als de keizer dan eindelijk zonder zorgen wil gaan | |||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||
slapen krijgt hij opnieuw een visioen waarin de engel Gabriël hem opdraagt wederom een leger bijeen te brengen om de heidenen te bestrijden. (laisses 289-290, vs. 3975-4002) | |||||||||||||||||
De overlevering van het Chanson de RolandDe Version d'Oxford, waarvan hierboven een samenvatting is gegeven, is het glansstuk van de overlevering van het Chanson de Roland. Het handschrift in Oxford bevat de oudste en naar de mening van alle deskundigen ook de mooiste tekst die wij kennen. De populariteit van deze versie is, vooral door toedoen van Bédier, zo groot dat velen haar in feite beschouwen als het ‘oorspronkelijke’ Chanson de Roland, een voor de hand liggend maar betreurenswaardig misverstand. Het oorspronkelijke Chanson de Roland is immers niet overgeleverd, het moet met behulp van de tekstkritiek gereconstrueerd worden aan de hand van alle bekende bronnen, nadat eerst de waarde van elke bron afzonderlijk is vastgesteld. Op deze moeilijke problematiek kom ik in het zesde hoofdstuk uitvoerig terug. Hier geef ik alleen een opsomming van de bronnen die voor de tekstkritiek in de eerste plaatsGa naar eind66) in aanmerking komen. Behalve de Franse teksten horen daar ook de vertalingen bij, waarvan het Middelnederlandse Roelantslied er één is. Binnen de groep Franse teksten kan dan ook nog een tweedeling worden aangebracht op grond van het rijm: in alle Franse teksten heeft elke laisse (strofe) maar één rijmklank, maar in sommige is dat half-of assonerend rijm, in andere volrijm. | |||||||||||||||||
1. Oudfranse teksten in laisses met assonantie
Het handschrift O is mogelijk in Engeland geschreven want de taal vertoont sterke Anglonormandische trekken. De datering van de codex is omstreden. Onderzoek van het schrift en taalkundige | |||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||
eigenaardigheden van de tekst wijzen op de twaalfde eeuw maar de deskundigen verschillen van mening over een meer nauwkeurige datering. Vanwege het kleine formaat en de eenvoudige uitvoering (goedkoop perkament, slordige mise-en-page, geen versiering) is herhaaldelijk verondersteld dat O een jongleurshandschrift is. De andere bron in deze groep is V4, een handschrift uit de veertiende eeuw. Het is geschreven in een merkwaardige literaire mengtaal, het Franco-Venetiaans, waarin in de dertiende eeuw enkele Oudfranse chansons de geste zijn bewerkt voor een Noorditaliaans publiek. De tekst van V4 bestaat uit 6011 verzen waarvan de eerste 3869 corresponderen met vs. 1-3681 van O. Daarna gaat de tekst van V4 afwijken terwijl de assonantie vervangen wordt door volrijm; V4 behoort vanaf deze overgang dus eigenlijk tot de tweede groep. Eerst volgt een episode waarin het terugkerende leger van Karel de Zuidfranse stad Narbonne verovert en dan een uitvoerige beschrijving van de terugtocht van de Franken. | |||||||||||||||||
2. Oudfranse teksten in laisses met volrijm
Tegen het eind van de twaalfde eeuw is de assonerende versie van het Chanson de Roland tot een versie met volrijm omgewerkt. Bij die gelegenheid is het verhaal aanzienlijk uitgebreid, soms zelfs met gehele episoden, zodat het aantal verzen meer dan verdubbeld werd. Voor onze kennis van deze rijmbewerking beschikken we over de acht bronnen, die hier zijn opgesomd. C (c. 1300) en V7 (eind | |||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||
13e eeuw) worden vanwege hun sterke inhoudelijke overeenkomst meestal in één adem genoemd. Een tweede subgroep vormen P (2e helft 13e eeuw), T (eind 15e eeuw) en L (14e eeuw). In alle drie ontbreekt het begin van het verhaal doordat de codices fragmentarisch zijn overgeleverd of doordat, in het geval van L, de kopiïst pas bij de Roncevaux-episode is begonnen. De drie kleinere fragmenten, l, F en B, dateren uit de dertiende eeuw en sluiten wat hun tekst betreft, het dichtst aan bij de groep P, T en L. | |||||||||||||||||
3. VertalingenIn de middeleeuwen is het Chanson de Roland al in andere talen overgebracht en daarbij steeds ook bewerkt volgens de bedoelingen van de vertalers of hun opdrachtgevers. Bij de vertalingen zou men ook het al besproken handschrift V4 kunnen rekenen met de merkwaardige Franco-Venetiaanse tekst, die gediend heeft om het Oudfranse verhaal toegankelijk te maken voor een Noorditaliaans publiek. Ondanks het hybridische karakter van de taal wordt deze tekst toch vanwege zijn sterke inhoudelijke overeenkomst met de Version d'Oxford tot de Franse overlevering gerekend. Als de voornaamste vertalingen-bewerkingen worden beschouwdGa naar eind77):
| |||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
De bronnen van het RoelantsliedVan het Roelantslied zijn zeven bronnen bekend: twee oude drukken (VbB en VbA), één fragmentarisch overgeleverd papieren handschrift (L) en vier perkamenten handschriftfragmenten (B, H, R en Ro). Hieronder volgt van elke bron een beknopte beschrijving. De gegevens voor deze beschrijvingen zijn voor het merendeel ontleend aan de vakliteratuur die is opgegeven in de laatste rubriek van elke beschrijving. Daarnaast is gebruik gemaakt van foto's uit het foto-archief van het Instituut De Vooys in Utrecht. De gegevens over de bronnen L, B, H en Ro zijn gecontroleerd op de originele handschriftfragmenten. | |||||||||||||||||
VbB Den droefliken strijt van Roncevale. Antwerpen, Jan van Ghelen, 1576.TitelpaginaAIR: ¶ Hier beghint den droef//lijcken strijt opten Berch vanden Ronce(uale in) // Spaengien gheschiet daer Roelant ende Oliuier metten // fleur van kerstenrijck verslaghen waren.
De eerste twee regels met uitzondering van het paragraafteken | |||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||
zijn rood gedrukt. Onder de titel is tussen twee verticale ornamenten een houtsnede van 119 × 89 mm afgedrukt, voorstellende Karel de Grote op zijn troon met aan weerszijden raadgevers. Voor deze houtsnede is hetzelfde blok gebruikt als voor die op het titelblad van VbA.
Onder de houtsnede: ¶ Gheprint Thantwerpen / op die Lombaerde Veste / in-// den witten Hasewint / by my Jan van Ghelen.
De woorden Gheprint Thantwerpen / zijn rood gedrukt. | |||||||||||||||||
TekstIncipit, A1V: ¶ Hier beghint die warachtighe / Historie vanden strijde // van Ronceuale / daer Roelant ende Oliuier met alle der // edelder vanghaerden doot bleuen by Guwelloens val//schen bedrijue diese alle verraden hadde. // ¶ Prologhe. // ALsmen alle hystorien ouermerckende is soo en // vintmen geen deser ghelijck
De A van ALsmen is een vierkante houtsnede ter hoogte van vier regels. De tekst in het boek is afwisselend proza en rijmtekst.
Explicit, I4V, 18: Hi sterf int iaer ons heeren .viij C. ende .xiiij die vijfste // kalende Februarij / ende is begrauen in die ronde kercke // tonser vrouwen Taken dye hi selue ghesticht hadde daer // hi hoochlijck verheuen is. etc. // ¶ Dit boecxken is geuisiteert // by meester Adam Swinge//dau Officiael van Brugghe. // Ende is toegelaten bi consente // vanden houe den .xx. Nouem//bris. Int iaer .LII. Ghetee//kent by den Secretarius de // Langhe. // ¶ Gheprint Thantwerpen/ // op dye Lombaerde Veste / in//den witten Hasewint by my Jan van Ghelen. Anno. // M.D.LXXVI.
De laatste regels, vanaf ¶ Dit boecxken is geuisiteert, zijn op de rechterhelft van de bladzijde gedrukt. Op de linkerhelft staat hier het drukkersmerk van Jan van Ghelen: een houtsnede, | |||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||
voorstellende een wapen met twee witte hazewinden en een rand met de woorden FIDE NVN QVAM POLLVTA. | |||||||||||||||||
CollatieUitgave in 4o; papier; 36 bladen; 9 katernen: A-I4; 1 kolom per bladzijde; 33-35 regels per kolom; het lettertype behoort tot de gotische typen die door Vervliet worden aangeduid met Textura; de tekst is gestructureerd met behulp van kapitalen, paragraaftekens, lombarden ter hoogte van twee regels en twee initialen (hsnn.) in de woorden ALsmen (A1V, 6) en OM (A3V, 28). Behalve de houtsnede op de titelpagina geen illustraties. Verschillende ornamenten komen voor in de rechtermarges van de bladzijden met rijmtekst. | |||||||||||||||||
Bewaarplaats van het enig overgeleverde exemplaarWashington D.C., Library of Congress, Lessing J. Rosenwald Collection 1726. Olim: Jenkintown Pennsylvania, Alverthorpe Gallery, Lessing J. Rosenwald Collection PQ 1521. D8H5 en Nordkirchen, Bibliotheek van de hertog van Arenberg. | |||||||||||||||||
UitgavenEen moderne editie van de gehele tekst bestaat niet. De rijmtekstpassages zijn uitgegeven in ‘Het Roelants-lied’, ed. C.P. Serrure. In: Vad. mus. 2 (1858). p. 1-96, zie vooral p. 61-95 en in La Chanson de Roncevaux. Ed. J.H. Bormans. Bruxelles, 1864. p. 185-223. | |||||||||||||||||
LiteratuurMnl. W. dl. 10 (Bouwstoffen), nr. 411. 3. L. Debaene, De Nederlandse volksboeken. Antwerpen, 1951. p. 165-172. Oude drukken uit de Nederlanden. Boeken uit de collectie Arenberg thans in de verzameling Lessing J. Rosenwald. [Catalogus van een] tentoonstelling. Den Haag, 1960. nr. 192. H.D.L. Vervliet,Sixteenth,- | |||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||
Century Printing Types of the Low Countries. Amsterdam, 1968. | |||||||||||||||||
VbA Den droefliken strijt van Roncevale. Antwerpen, Willem Vorsterman, [c. 1520?].Titelpaginaa1R: Den droefliken strijt // die opten berch van Ronceuale in Hispanien // gheschiede daer Rolant ende Oliuier metten // fluer van Kerstenrijc verslagen waren.
De eerste woorden van de titel, Den droefliken strijt, zijn een houtsnede en rood gedrukt. De woorden Ronceuale en Rolant ende Oliuier zijn ook rood gedrukt. Onder de titel is een houtsnede van 118 × 90 mm afgedrukt, voorstellende Karel de Grote op zijn troon met aan weerszijden raadgevers. | |||||||||||||||||
TekstIncipit, a1V: ¶ Hier beghint die waerachtighe historie vanden // strijde van Ronceuale daer Rolandt ende Oliuier // met alle der edelder vangaerden verslagen bleuen // bi Guwelloens valschen bedriue diese alle verra//den hadde Prologhe. // ALs men alle historien ouermerckende is // so en vintmen gheen deser ghelijc /
De P van Prologhe is een kleine lombarde (één regel hoog) en de A van ALs is een vierkante houtsnede ter hoogte van vier regels. De tekst in het boek is afwisselend proza en rijmtekst.
Explicit, h4V, 24: Hi sterf int iaer ons heeren .viijc. ende // xiiij. die vijfste kalende februarij. ende is begrauen in die // ronde kercke onser vrouwen tot aken die hi selue ghe//sticht hadde daer hi hoochlijc verheuen is.
¶ Gheprent in die vermaerde coopstadt van Antwer//pen buyten die camerpoorte Inden gulden eenhoren // bi mij Willem vorsterman. | |||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||
CollatieUitgave in 4o; papier; 40 bladen; acht katernen: a6b4c6d4e6f4g6h4; 1 kolom per bladzijde; 32 regels per kolom; het lettertype komt overeen met ‘Lettersnijder's English Textura’ (T20) bij Vervliet; de tekst is gestructureerd met behulp van kapitalen, paragraaftekens, kleine lombarden (één regel hoog), grote lombarden (twee regels hoog) en één initiaal (hsn.) in ALs (a1V, 6). Illustraties: houtsneden op a1R (titelpagina) en a6R, voorstellende Karel de Grote op zijn troon met zijn raadgevers aan weerszijden; houtsneden op b4V, c5R, e2R en f2V, voorstellende een strijdtoneel met op de achtergrond een rotsformatie; houtsnede op f4V, voorstellende een strijdtoneel met op de achtergrond een stadsmuur. | |||||||||||||||||
Bewaarplaats van het enig overgeleverde exemplaarMünchen, Universitätsbibliothek, postincunabel 4o p germ. 165. Uit een stempel op de titelpagina kan worden geconcludeerd dat het boek zich vroeger in de universiteitsbibliotheek te Landshut heeft bevonden. | |||||||||||||||||
GebruikssporenOp de titelpagina stempels van de universiteitsbibliotheken te Landshut en München en, geschreven boven de titel, der ander tractat. In het proza zijn herhaaldelijk stukken tekst onderstreept en bovendien zijn op veel plaatsen in de marges bij het proza aantekeningen gemaakt in een mengsel van Latijn en Duits (zie noot 170). | |||||||||||||||||
UitgaveDen droefliken strijt van Roncevale. Uitgegeven door G.J. Boekenoogen. Leiden, 1902. | |||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||
LiteratuurW. Nijhoff en M.E. Kronenberg, Nederlandsche bibliographie van 1500-1540. 's-Gravenhage, 1923-1966. 3 dln. nr. 3907. Mnl. W. dl. 10 (Bouwstoffen), nr. 411. 3. L. Debaene, De Nederlandse volksboeken. Antwerpen, 1951. p. 165-172. H.D.L. Vervliet, Sixteenth-Century Printing Types of the Low Countries. Amsterdam, 1968. R. Resoort, ‘Over de betekenis van gebruikssporen in prozaromans en volksboeken’. In: Spektator 6 (1976-1977). p. 311-327. | |||||||||||||||||
L Amsterdam, Universiteitsbibliotheek, hs. I A 24l, fragment-Bormans.TekstDe fragmenten L (naar de vindplaats Loon) hebben behoord tot een verzamelhandschrift. Van deze codex zijn in totaal 51 bladen of resten van bladen over. Zij worden bewaard in drie omslagen, die samen met andere fragmenten berusten in map I A 24. De omslag met de signatuur I A 24l bevat 11 folia met de Roelantslied-fragmenten (totaal 557 gehele en geschonden verzen; F.1R-F.3V: vs. 246L-567L, F.4R-F.4V: vs. 1580L-1652L en F.5R-F.10R: 1662L-1995L) en, op de laatste drie bladzijden, enkele liederen; de omslag met de signatuur I A 24m bevat 22 folia met fragmenten van Jonathas ende Rosafiere; de omslag met de signatuur I A 24n bevat 18 folia (of resten van folia) met liederen en gedichten. | |||||||||||||||||
MateriaalPapier. De bladen zijn zeer gehavend maar voor verder verval behoed doordat men ze zorgvuldig op doorzichtig materiaal geplakt heeft. De afmetingen van ieder blad zijn verschillend; het eerste blad met tekst van het Roelantslied meet thans 196 × 141 mm. | |||||||||||||||||
Reconstructie van de codexDe bewaard gebleven bladen bieden weinig houvast voor een onderzoek naar de codex waarvan zij de resten zijn. Vooral het ontbreken van | |||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||
een oude foliëring maakt dit onderzoek moeilijk. Ik beperk mij tot enkele voorzichtige veronderstellingen. Eén katern, de bladen 1-16 van Jonathas ende Rosafiere, is in z'n geheel bewaard en Huizinga (zie de literatuuropgave hieronder) heeft aannemelijk gemaakt dat de overige bladen met deze tekst eveneens tot een katern van zestien bladen hebben behoord. Hoe is het met de resten van het Roelantslied? Vast staat dat de bladen 7-10 van het Roelantslied het midden van een katern zijn geweest want zij vormen twee dubbelbladen waarop de tekst zonder onderbreking doorloopt. Op de voorkant van blad 10 eindigt het Roelantslied en op de achterzijde van hetzelfde blad begint een lied. Dit is een aanwijzing voor de veronderstelling dat de liederen en gedichten in de codex volgden op het Roelantslied. Die veronderstelling wordt gesteund door blad 4 van het Roelantslied dat ook een geheel vormt met een blad met liederen. Op grond van deze gegevens en rekening houdend met een klein teksthiaat tussen de bladen 4 en 5 van het Roelantslied (vgl. 1652L-1662L) kan nu de oorspronkelijke ligging van de bladen 4-10 van het Roelantslied hieronder schematisch worden weergegeven: | |||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||
De gegevens van de Roelantslied-fragmenten verzetten zich niet tegen Huizinga's hypothese dat de gehele codex uit katernen van zestien bladen was opgebouwd. De bladen 1-3 van het Roelantslied, waarop de tekst zonder onderbreking doorloopt maar die door een groot teksthiaat (vgl. 567L-1580L) van blad 4 gescheiden zijn, moeten tot een voorafgaand katern hebben behoord. | |||||||||||||||||
Mise-en-pageLittera cursiva; één kolom, geen aflijning, liniëring of lijngaatjes; 30-33 regels per kolom; geen rubricatie; geen lombarden, wel is soms ruimte uitgespaard voor een lombarde en een representant geplaatst. | |||||||||||||||||
IllustratieOp F.10R, onder de laatste verzen van het Roelantslied, zijn de letters van het woord Explicit met grote onderlinge afstand geschreven en door lijnen met elkaar verbonden. Tussen de letters zijn de woorden roelant, tulpijn, oliuier en coni geschreven en eveneens door lijnen met elkaar verbonden. De naam van Roelant is behalve met die van Tulpijn ook verbonden met een krabbel die ik niet kan interpreteren: Jh? Een soortgelijke krabbel staat in de ondermarge van F.3V: N myn? Op deze laatste plaats kan men denken aan een penneproef. | |||||||||||||||||
Datering, localiseringDe Vreese dateert de fragmenten c. 1500. De taal van de tekst vertoont Limburgse kenmerken. | |||||||||||||||||
GeschiedenisDe fragmenten zijn in 1862 of kort daarvoor ontdekt door J. Daris in een kerkelijk archief te Loon, waar zij op elkaar geplakt dienden ter versteviging van een zestiende-eeuws register. Daris heeft zijn vondst korte tijd later afgestaan aan Bormans te | |||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||
Luik, die de bladen van elkaar heeft losgemaakt en bestudeerd. Hij publiceerde de Roelantslied-fragmenten in 1864. Na de dood van Bormans in 1878 zijn de fragmenten door zijn zoon, Stanislaus Bormans, door bemiddeling van Verdam in 1890 geschonken aan de universiteitsbibliotheek te Amsterdam. | |||||||||||||||||
Uitgaven‘Jonathas & Rosafiere. Fragmenten van eenen ridderroman’. In: Middelnederlandsche gedichten en fragmenten. Ed. N. de Pauw. Gent, 1893-1914. 2 dln. Dl. I. p. 494-529. La Chanson de Roncevaux. Ed. J.H. Bormans. Bruxelles, 1864. p. 69-127. Enkele van de liederen en gedichten zijn, soms gedeeltelijk, uitgegeven door G. Kalff, ‘Handschriften der universiteitsbibliotheek te Amsterdam’. In: TNTL 9 (1890). p. 161-189. | |||||||||||||||||
LiteratuurMnl. W. dl. 10 (Bouwstoffen), nrs. 411.3, 661, 676, 1276.6. La Chanson de Roncevaux. Ed. J.H. Bormans. Bruxelles, 1864. p. 3-6. W. de Vreese, ‘Nieuwe Middelnederlandsche fragmenten’. In: TNTL 13 (1894). p. 235-255, zie vooral p. 255, noot 7. M.B. Mendes da Costa, De handschriften der Stedelijke Bibliotheek met de latere aanwinsten. Amsterdam, 1902. Catalogus der handschriften II. p. XXXIV en nrs. 266 en 268. D.J. Huizinga, ‘Jonathas ende Rosafier. Een onbekend postincunabelfragment en de oorspronkelijke vorm van het handschrift’. In: TNTL 91 (1975). p. 175-212. H. Pleij, Het gilde van de Blauwe Schuit. Literatuur, volksfeest en burgermoraal in de late middeleeuwen. Amsterdam, 1979. p. 61 en 69. | |||||||||||||||||
B Brussel, Koninklijke Bibliotheek, hs. 21.143, fragment-Stallaert.TekstRoelantslied (totaal 80 gehele en geschonden verzen; F.1R, a: | |||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||
vs. 71B-176B; F.1V, b: vs. 193B-233B). | |||||||||||||||||
MateriaalPerkament. Een gedeelte van één blad. De afmetingen van het fragment zijn 220-223 × 62-68 mm. | |||||||||||||||||
Reconstructie van de codexHet fragment bevat twee kolommen tekst, één op de voorzijde en één op de achterzijde. Gezien de afmetingen is het waarschijnlijk de helft van een blad met twee kolommen tekst op iedere zijde, dat ongeveer 23 × 14 cm groot geweest is. Omdat de tekst van de twee overgeleverde kolommen niet op elkaar aansluit is het fragment vermoedelijk de linkerhelft van een blad. | |||||||||||||||||
Mise-en-pageLittera textualis; ws. twee kolommen, lijngaatjes nog op enkele plaatsen zichtbaar; 40 regels per kolom; geen rubricatie; rode lombarden ter hoogte van twee regels; eerste hoofdletters van de kolommen vergroot en met penwerk versierd. | |||||||||||||||||
Datering, localiseringDeschamps dateert het fragment c. 1375. De taal van de tekst vertoont Westmiddelnederlandse kenmerken. | |||||||||||||||||
GeschiedenisHet fragment is waarschijnlijk in of kort voor 1851 in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel aan het licht gebracht door K. Ruelens, ‘die het op den rug eener verzameling vlugschriften van Jan Huss, in het begin der 16de eeuw gedrukt en gebonden, ontdekte’ (Stallaert, p. 406). | |||||||||||||||||
Uitgaven‘Een fragment van het Dietsche Roelandslied’, ed. K. Stallaert. | |||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||
In: Algemeene Konst- en Letterbode (1851). Dl. II, p. 406-410. L. de Baecker, Chants historiques de la Flandre. Lille, 1855. p. 95-101. ‘Het Roelants-lied’, ed. C.P. Serrure. In: Vad. mus. 2 (1858). p. 1-96, zie vooral p. 38-40. La Chanson de Roncevaux. Ed. J.H. Bormans. Bruxelles, 1864. p. 128-138. | |||||||||||||||||
LiteratuurMnl. W. dl. 10 (Bouwstoffen), nr. 411. 3. J. Deschamps, Catalogus. nr. 2a. | |||||||||||||||||
H 's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, hs. 74 C 8 (olim L 86), fragment-Holtrop.TekstRoelantslied (totaal 332 gehele en geschonden verzen; F.1: vs. 286H-522H, F.2: vs. 1364H-1620H). | |||||||||||||||||
MateriaalPerkament. Twee geschonden bladen. De afmetingen van het eerste blad zijn 212-214 × 141-155 mm, van het tweede 217-218 × 146-148 mm. | |||||||||||||||||
Reconstructie van de codexOver de oorspronkelijke positie van deze twee losse bladen in de codex, waarvan zij de resten zijn, valt vrijwel niets met zekerheid te zeggen. Op grond van het vrij grote hiaat tussen de tekst van de twee folia (vgl. 522H-1364H) kan men vermoeden dat er c.4 bladen tussenin gelegen hebben. | |||||||||||||||||
Mise-en-pageLittera textualis; twee kolommen, lijngaatjes; 42 regels per kolom; beginletters van de verzen rood doorgestreept, rode lombarden ter hoogte van twee regels; eerste hoofdletters van de | |||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||
kolommen soms vergroot. | |||||||||||||||||
Datering, localiseringDeschamps dateert de fragmenten c.1400. De taal van de tekst vertoont Westmiddelnederlandse kenmerken. | |||||||||||||||||
GeschiedenisDe fragmenten zijn in of kort voor 1840 ontdekt door Holtrop in de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage. Vouwen en vlekken herinneren eraan dat zij hebben gediend als schutbladen in een boekband. Bij de fragmenten wordt een afschrift van de hand van Holtrop bewaard. | |||||||||||||||||
Uitgaven‘Het Roelants-lied’, ed. C.P. Serrure. In: Vad. mus. 2 (1858). p. 1-96, zie vooral p. 40-49. La Chanson de Roncevaux. Ed. J.H. Bormans. Bruxelles, 1864. p. 139-157. | |||||||||||||||||
LiteratuurJ.W. Holtrop, [Brief over de vondst van enkele fragmenten.] In: Algemeene Konst- en Letterbode (1840). Dl. II, p. 180-181. Mnl. W. dl. 10 (Bouwstoffen), nr. 411. 3. J. Deschamps, Catalogus. nr. 2b. | |||||||||||||||||
R Rijsel, Stadsbibliotheek, hs. zoek sinds 1855, fragment-Serrure.TekstRoelantslied (totaal 380 gehele of geschonden verzen; F.1: vs. 898R-1156R, F.2: vs. 1290R-1566R). | |||||||||||||||||
MateriaalPerkament. Eén geschonden dubbelblad. | |||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||
Mise-en-pageTwee kolommen, ws. 48 regels per kolom. | |||||||||||||||||
Datering, localiseringSerrure dateert het fragment rond het midden der veertiende eeuw. De taal vertoont Westmiddelnederlandse, ws. Vlaamse kenmerken. | |||||||||||||||||
GeschiedenisIn 1835 heeft Serrure dit fragment in de Stadsbibliotheek te Rijsel ontdekt en afgeschreven. Toen hij twintig jaar later zijn afschrift met het origineel wilde vergelijken was het fragment verdwenen; het is sindsdien niet teruggevonden. De gegevens die hier worden meegedeeld, zijn afkomstig uit het artikel van Serrure. | |||||||||||||||||
Uitgaven‘Het Roelants-lied’, ed. C.P. Serrure. In: Vad. mus. 2 (1858). p. 1-96, zie vooral p. 50-60. La Chanson de Roncevaux. Ed. J.H. Bormans. Bruxelles, 1864. p. 158-184. | |||||||||||||||||
Literatuur‘Het Roelants-lied’, ed. C.P. Serrure. In: Vad. mus. 2 (1858). p. 1-96, zie vooral p. 26-27. Mnl. W. dl. 10 (Bouwstoffen), nr. 411. 3. J. Deschamps, Catalogus. p. 22. | |||||||||||||||||
Ro Rotterdam, Gemeentebibliotheek, hs. 96 B 6:1 (olim 14 G 9:1), fragment-De Vreese.TekstRoelantslied (totaal 68 gehele of geschonden verzen; vs. 1411Ro-1680Ro). | |||||||||||||||||
MateriaalPerkament. Twee stroken. De afmetingen van de eerste strook zijn | |||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||
58-61 × 159-163 mm, van de tweede 48-52 × 162 mm. | |||||||||||||||||
Reconstructie van de codexDe twee fragmenten vormen de bovenste en de onderste strook van een blad dat door een boekbinder in vier ongeveer gelijke stroken is gesneden. De afmetingen van het oorspronkelijke blad zijn dus ongeveer 22 × 17 cm geweest. | |||||||||||||||||
Mise-en-pageLittera textualis; twee kolommen, aflijning, liniëring en lijngaatjes; c.42 regels per kolom; beginletters van de verzen ieder afzonderlijk rood doorgestreept; rode lombarden van twee regels hoog; tweemaal zijn twee letters van een vers, die op een andere regel zijn geschreven, rood gemarkeerd. | |||||||||||||||||
Datering, localiseringDeschamps dateert de stroken c.1400. De taal vertoont Westmiddelnederlandse kenmerken. | |||||||||||||||||
GeschiedenisKloeke deelt mee dat de fragmenten in of kort voor 1933 door Dr. J. Husung te Berlijn zijn verschaft aan de Gemeentebibliotheek in Rotterdam. Vouwen en sneetjes in de stroken wijzen erop dat zij voor die tijd als bindmateriaal hebben gediend. | |||||||||||||||||
UitgaveG.G. Kloeke, ‘Het Roelantslied. Nieuwe fragmenten’. In: TNTL 59 (1940). p. 93-120. | |||||||||||||||||
LiteratuurJ. Deschamps, Catalogus. nr. 2c, Pl. 2. |
|