Ridder metter swane
(1931)–Anoniem Ridder metter swane– Auteursrecht onbekend
[pagina 122]
| |||||
I. Bibliographie.A. Antwerpen, z.j. (eerste helft der 16de eeuw). Van deze uitgave in 4o is slechts één vel druks bewaard gebleven, indertijd het eigendom van Dr. F.A. Snellaert en thans berustende in de Universiteits-bibliotheek te Gent. Aangezien aan den onderkant en aan een der zijden van het vel een strook is afgesneden, is de signatuur en de laatste regel van den tekst van fo 1 en 4 verdwenen, en ontbreekt een gedeelte van den tekst aan het eind of het begin der regels op fo 1 en 2. Waarschijnlijk was dit vel het achtste van het boek, en dus H gesigneerd, en de geheele omvang van het volksboek 11 vel (A-L). De bladen zijn niet gepagineerd en bevatten hoogstens 30 regels. De letter is natuurlijk Gothisch. Van de houtsneden die het boek versierden komt er één in ons fragment voor; daaruit blijkt dat de houtsneden in de latere uitgaven ten nauwste samenhangen met die van dezen druk. Ofschoon het fragment dienaangaande geen zekere aanwijzing geeft, is het niet onmogelijk dat het gedrukt is door Jan van Doesborch en dus uit het begin der 16de eeuw dagteekent. Het fragment is hiervoren gedrukt als Bijlage I (zie blz. 87).
B. Antwerpen, z.j. (einde van de 16de eeuw). (Historie) van den Ridder metter Swaen / die te Nimwegen int Gelderlantsche eye quam Fr. t'Hantw. | |||||
[pagina 123]
| |||||
Aldus vermeld als no 5 van een bundel volksboeken uit het legaat van Hubert van Buchell aan de Utrechtsche boekerij, in: Bibliothecae Trajectinae Catalogus (Traj. ad Rh. 1608), I i 2 ro. Deze bundel is niet meer aanwezig en komt ook niet voor in den Catalogus der Utrechtsche Universiteits-bibliotheek van 1835. Aangezien de hier te zamen gebonden volksboeken alle, voor zoover zij gedateerd zijn, jaartallen dragen tusschen 1588 en 1591 zal ook deze druk van den Ridder metten Swaen uit die jaren dagteekenen. In den titel is in den catalogus ongetwijfeld eene misstelling, doordat eenige letters van plaats verwisseld zijn; men zal zeker moeten lezen: die te Nimwegen in Gelderlant tschepe quam. Fr.
C. Antwerpen, 1619. Den Ridder van avonture, Antw. 1619. Aldus vermeld in: Catalogue de livres, des Bibliothéques De la Maison Professe, du Collége & du Couvent des ci-devant Jésuites d'Anvers. Dont la vente se fera... le 26 mai 1779 (Louvain, 1779). Dl. I, blz. 241, no 3278 (bij de boeken in 4o). Wellicht is dit dus eene uitgave geweest van Hieronymus Verdussen te Antwerpen. Van dezen druk schijnt geen exemplaar bewaard te zijn gebleven.
D. Amsterdam, Cornelis Dirksz. Cool, 1651. Een schone || Ende Miraculeuse Historie || vanden Ridder metter Swane/ die te Nimme- || ghen in Gelderlandt t'scheep quam/ by den geleyde || van een Swaen / wt den lande van Lille- || foordt/ twelck men seydt te wesen || Rijssel/ Duway ende Orchy || ghelegen in Vlaen- || deren. || [Houtsnede: De zwaanridder in het schip, door den zwaan getrokken, te Nimwegen aankomende. Aan weerskanten ter aanvulling een ornament.] || t'AMSTELREDAM. || [Dwarsstreep.] || Gedruckt by Cornelis Dircksz. Cool/ woonende inde || Warmoestraet/ inden vergulden Passer. Anno 1651. || De eerste regel in hout gesneden en rood gedrukt; evenzoo de 3de, 5de, 7de, 9de en voorlaatste regel rood. | |||||
[pagina 124]
| |||||
In 4o, 20 bladen, ongepagineerd; merkletters A ij [A viij] - C iij [C iv]. In 2 kolommen van 48 regels. Gothische letter. Custoden. Fo [A j] ro titelblad, vo a EEn gemeen seggen ist onder leken ende || enz. (Prologe); tegen het midden der bladzijde: Hoe Coninck Oriant ter jacht reet/ ende een hert vervolchde/ ende || enz. || INde oude geesten ende Chronijcken || enz. [C iv] vo a ter waren seer verblijt van desen/ ende oock || enz.; onderaan: AMEN. || Ghevisiteert ende gheaprobeert vanden eerweerdighen || Meester Willem/ Prochiaen vander Capellen tot Brussel/ || ende is gheconsenteert te moghen Drucken. ghegeven || tot Brussel. Anno M.D.XLDII. Den || II. Februarij. || [Sluitstuk (beer in ornament).] Zes verschillende houtsneden, waarvan er vier tweemaal voorkomen, terwijl slechts twee oorspronkelijk voor het volksboek gesneden zijn. Een exemplaar berust in de Koninklijke Bibliotheek te 's Gravenhage. Deze druk ligt ten grondslag aan onzen herdruk.
E. Antwerpen, Godtgaf Verhulst, 1684. Deze druk wordt aldus vermeld in Navorscher XIII (1863), 114: ‘Antwerpen ... bij Godtgaf Verhulst in 1684, De ridder met de swaen.’ Het is mij niet gelukt de verblijfplaats van het genoemde exemplaar op te sporen.
F. Amsterdam, Joannes Kannewet, 1763. Een Schoone HISTORIE || En Miraculeuze Geschiedenisse || Van den RIDDER metter || ZWANE. || Die te Nimmege in Gelderland t'Scheepe kwam/ by den geleyde || van een Zwaan/ uyt den Lande Lilefoort/ 't welk men zeyd te || wezen Ryssel/ Douway en Orchy/ gelegen in Vlaanderen. || Dezen laaste Druk van Nieuws overzien en met Figuuren vermeerderd. || [Houtsnede: De zwaanridder in het schip, door den zwaan getrokken; op den achtergrond eene stad en de zes andere zwanen.] || Tot AMSTERDAM, || [Dwarsstreep.] || By joannes kannewet, Boekverkooper in de || Nes/ in de Gekroonde Jugte Bybel. 1763. || In 4o, 20 bladen, ongepagineerd; merkletters A 2 [A 4] - E 3 [E 4]. In 2 kolommen van hoogstens 50 regels. Gothische letter (behalve in de prologe, de opschriften der hoofdstukken en de approbatie). | |||||
[pagina 125]
| |||||
Custoden. Fo [A 1] ro titelblad, vo prologe. A 2 ro Eene letterlijke herhaling van den titel tot en met: gelegen in Vlaanderen. Daarna onder een streep: Hoe Konink Orient ter Jagt Reed, en een Hert vervolgden, en- || enz. || IN de oude Gesten ende Chro- || enz. [E 4] vo a lias niet gevonden? Doen zeyde Pontius: || enz.; onderaan: AMEN. || Geviziteert ende geapprobeert van den Eerweerdigen || Meester Willem; Prochiaan van der Capellen tot Brussel, en- || de geconzenteert te mogen Drukken. Gegeven tot Brussel. || Anno M.D.XLVII. den 2 February. || Ondertekend P. de Laus. || Drie verschillende houtsneden, waarvan alleen die op den titel voor het volksboek gesneden is. Deze houtsnede wordt ook in het boek herhaald; zij is gereproduceerd in Schotel, Vaderlandsche Volksboeken II, 50. Een exemplaar berust in de bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden.
G. Antwerpen, Weduwe Colpyn, en Petrus Josephus Rymers, z.j. EEN SCHOONE HIST(ORIE) || VAN DE RIDDER VAN AVONTUE(REN) || HELIAS || Genoemt den Ridder met de Swaen. || [Houtsnede: De zwaanridder in het schip, door den zwaan getrokken, te Nimwegen aankomende.] || t'ANTWERPEN, || By de Weduwe Colpyn, en Petrus Josephus Ry- || mers, op de groote Merckt in de Pauw. || [Een hoekje van den titel is afgescheurd; de daardoor ontbrekende (naar I aangevulde letters) heb ik tusschen haken geplaatst.] In 4o, 32 genummerde bladzijden; merkletters A 2 - D 2 [D 4]. In twee kolommen van hoogstens 46 regels. Gothische letter (behalve in de voorreden, de approbatie, de opschriften der hoofdstukken, de persoonsnamen en hetgeen gesproken wordt (dus wat volgt op: hy seyde). Custoden. Blz. [1] titelblad. [2] [Ornamentstreep.] || voor-reden. [3] Den Coninck Oriant Vader van den Ridder met de Swaen || rydt ter jacht, ende trouwt met Beatrix. || [Houtsnede.] || IN de oude Cronijcken vinden wy || enz. 32 seyde tot Poucius: Dit is een waerach- || enz.; onderaan: EYNDE. || [Ornament.] || APPROBATIE. || In dese Historie van den Ridder met de Swaen, is || niet begrepen dat de heylige Catholycke Kercke, || noch de goede manieren contrarieert, maer is seer ge- || nuchelyck ende bequaem om van de | |||||
[pagina 126]
| |||||
Jonckheyt in de || Scholen geleert te worden. || Datum 12 Feb. 1610. || Maximiliaen van Eynatten. || Boven alle bladzijden: Een schoone Historie || van den Ridder met de Swaen. Zes verschillende houtsneden, waarvan er 3 in het volksboek thuisbehooren, namelijk 2 afbeeldingen van den varenden zwaanridder (gelijk van voorstelling, doch niet van hetzelfde houtblok afgedrukt) en de door de geit gezoogde kinderen. De prent van den titel wordt nog eens herhaald. Een exemplaar berust in de Bibliothèque Nationale te Parijs. Het heeft vroeger toebehoord aan de firma Fred. Muller & Cie te Amsterdam.
H. Amsterdam, Hendrik Rynders, z.j. DE SCHOONE || HISTORIE || En Miraculeuse Geschiedenisse || Van de RIDDER metter || SWANE, || Die te Nimwegen in Gelderland t'Schepe quam/ by den geleyde || van een Swaan/ uit den Lande van Lilefoort/ 't welk men zeyd te || wezen Rijssel/ Douway ende Orchy/ gelegen in Vlaanderen. || Van Nieuws overzien ende gecorrigeert. || [Houtsnede samengesteld uit twee blokjes: links een ruiter met jachthoorn en twee jachthonden, naar rechts rijdende; rechts een knaap op een stokpaard, naar links gewend.] || Te AMSTERDAM, || [Dwarsstreep.] || By hendrik rynders, || Boekdrukker en Boekverkooper in de tweede Tuyndwars- || straat/ het derde Huys van de Angelierstraat. || In 4o, 20 bladen, ongepagineerd; merkletters A 2 - E 3 [E 4]. In twee kolommen van hoogstens 46 regels. Gothische letter (behalve in de prologe en approbatie, de opschriften der hoofdstukken en de versregels). Custoden. Fo [A 1] ro titelblad, vo prologe. || Een gemeen segge ist onder leeken en klerken|| enz.; daaronder: Hoe Koning Oriant ter Jagt Reed, en een Hert vervolgden, || enz. [E 4] vo a by hem hebbende eenen Muyl geladen || enz.; onderaan: AMEN. || Gevisiteert ende Geapprobeert van den Eerweerdigen || Meester willem, Prochiaen van der Kapellen tot Brussel, || ende geconsenteert te mogen Drukken. Gegeven tot Brussel. || Anno M.D.XLVII. den 2 February. || Ondertekent P. de Lens. || Acht verschillende houtsneden, die niet in dit volksboek thuisbehooren. | |||||
[pagina 127]
| |||||
Een exemplaar is in het bezit van de Koninklijke Bibliotheek te Berlijn en van Dr. R.A. Kollewijn te Amsterdam.
I. Antwerpen, Petrus Josephus Rymers, z.j. EEN SCHOONE HISTORIE || VAN DEN RIDDER VAN AVONTUEREN || HELIAS || Genoemd den Ridder met de Zwaen. || [Houtsnede als in G.] || t'ANTWERPEN, By Petrus Josephus Rymers, op de groote Merkt || in de Pauw. || In 4o, 32 genummerde bladzijden; merkletters A 2 - D 2 [D 4]. In twee kolommen van hoogstens 46 regels. Gothische letter (behalve in de voorreden, de approbatie, de opschriften der hoofdstukken en de persoonsnamen). Custoden. Blz. [1] titelblad. [2] [Ornamentstreep.] || voor-reden. [3] Den Koning Oriant, Vader van den Ridder met de Zwaen, || ryd ter Jacht, ende trouwt met Beatrix. || [Houtsnede.] || IN de oude Cronijken vinden my || enz. 32 zeyde tot Pocius: Dit is een waerach || enz.; onderaan: EYNDE. || [Ornamentstreep.] || APPROBATIE (als in G, doch met gemoderniseerde spelling). Boven alle bladzijden: Een schoone Historie || van den Ridder met de Zwaen. Dezelfde houtsneden als in G, afgedrukt van dezelfde houtblokken. Een exemplaar berust in de Koninklijke Bibliotheek te Berlijn.
J. Antwerpen, Franciscus Ignatius Vinck, z.j. EEN SCHOONE || HISTORIE || VAN DEN RIDDER VAN AVONTUEREN || HELIAS || Genoemd den Ridder met de Zwaen. || [Houtsnede: Vaas met vruchten, met een vogel aan weerskanten van den voet.] || t'ANTWERPEN, || By Franciscus Ignatius VINCK, Boek-drukker in het || Klapdorp in de vyf Ringen. || In 4o, 32 genummerde bladzijden; merkletters A 2 - D 2 [D 4]. In twee kolommen van hoogstens 46 regels. Gothische letter (behalve in de voorreden, de approbatie, de opschriften der hoofdstukken en de persoonsnamen). Custoden. Blz. [1] titelblad. [2] voor-reden. [3] Den Koning Oriant, Vader van den Ridder met de || enz. 32 zeyde tot Pocius: Dit is een waerach- || enz.; onderaan: EYNDE. || [Ornamentstreep.] || APPROBATIE (letterlijk als in I). Boven alle bladzijden: Een schoone Historie || van den Ridder met de Zwaen. | |||||
[pagina 128]
| |||||
Vijf verschillende houtsneden, waarvan er twee worden herhaald en die geen van alle in het volksboek thuisbehooren. Een exemplaar berust in de Universiteits-bibliotheek te Gent.
K. Amsterdam, Joannes Kannewet, 1780. Een Schoone Historie en miraculeuze geschiedenisse van den Ridder metter Zwane. Die te Nimwege in Gelderland te scheepe kwam, by den geleyde van een Zwaan, uit den lande Lilefoort.... Dezen laatsten Druk van Nieuws overgezien.... Te Amsteldam, by Johannes Kannewet in de Nes in de Gekroonde Jugte Bybel, 1780. Met houtsneden. 4o. Aldus vermeld in den catalogus der firma Fred. Muller & Cie te Amsterdam, getiteld: Populaire Prozaschrijvers der xviie en xviiie eeuw (1893), no 691. De tegenwoordige verblijfplaats van dit exemplaar is niet bekend; de firma Muller kon niet meer opgeven aan wien het indertijd werd verkocht.
L. Gent, J.J. Gimblet (tusschen 1781 en 1789). In een catalogus van dezen drukker wordt vermeld: ‘Een schoon historie van den Ridder met de Zwaen’ Zie: Van der Haeghen, Bibliographie Gantoise IV, 246, no 6756. Een exemplaar van dezen druk heb ik niet kunnen opsporen en is ook door Dr. van der Haeghen niet gezien.
M. Amsterdam, S. en W. Koene, 1794. Een Schoone HISTORIE || En Miraculeuze Geschiedenisse || Van den RIDDER metter || ZWANE. || Die te Nimmege in Gelderland te Scheepe kwam/ bij den geleyde || van een Zwaen/ uyt den Lande Lilefoort/ 't welk men zeyd te || wezen Ryssel/ Douway en Orchy/ gelegen in Vlaenderen. || Dezen laatsten Druk van Nieuws overgezien en met Figuuren vermeerderd. || [Houtsnede: Een gans; rechts en links een ornament (soort van piedestal). Het geheel omgeven door eene versierde lijst.] || Tot AMSTELDAM, || [Dwarsstreep.] || By S. en W. KOENE, Boekdrukkers, Boek- en Papierverkoopers, || op de Linde-gragt. 1794. || | |||||
[pagina 129]
| |||||
In 4o, 20 bladen, ongepagineerd; merkletters A 2 - E 3 [E 4]. In twee kolommen van 45-50 regels. Gothische letter (behalve in de Prologe, de opschriften der hoofdstukken en de versregels). Custoden. Fo [A 1] ro titelblad, vo prologe. A 2 ro Een Schoone HISTORIE || enz. (ongeveer als op den titel); daaronder: Hoe Koning Oriant ter Jagt Reed, en een Hert vervolgden, ende || enz. [E 4] vo a lias niet gevonden? Doen zeyde Pontius: || enz.; onderaan: amen || Geviziteert ende geapprobeert van den Eerwaerdigen Mees- || ter Willem; Prochiaan van der Capellen tot Brussel, en- || de geconzenteert te mogen Drukken. Gegeven tot Brussel. || Anno M.D.XLVII. den 2 February. || Onderteekend P. de Laus. || Behalve het vignet op den titel nog twee houtsneden (waarvan er een wordt herhaald), die niet toepasselijk zijn. Exemplaren bevinden zich in de Koninklijke Bibliotheken te 's-Gravenhage en te Berlijn, en bij Dr. G.J. Boekenoogen te Leiden.
N. Antwerpen, J.H. Heyliger, z.j. EEN SCHOONE HISTORIE || van den ridder van aventueren || HELIAS || genaemd den ridder met de || ZWAEN. || [Houtsnede als in G.] || t'ANTWERPEN, || By J.H. HEYLIGER, op de groote Merkt in de Pauw. || In 4o, 32 genummerde bladzijden; merkletters A 2 - B 4 [B 8]. In twee kolommen van hoogstens 46 regels. Gothische letter (behalve in de Voor-reden en de opschriften der hoofdstukken). Geen custoden. Blz. [1] titelblad. [2] [Ornamentstreep.] || voor-reden. [3] Den Koning ORIANT, Vader van den Ridder met de || enz. [Houtsnede.] || IN de oude Kronijken vinden wy hoe || enz. 32 zeyde tot Poucius: Dit is een waerach- || enz.; onderaan: EYNDE. || [Ornamentstreep.] || APPROBATIE (nagenoeg als in I). Boven alle bladzijden: Een schoone Historie || van den Ridder met de zwaen. Dezelfde houtsneden als in G, afgedrukt van dezelfde, doch meer afgesleten houtblokken. Een exemplaar berust in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel, in het Britsch Museum te Londen, en bij den heer Emile H. van Heurck te Antwerpen. | |||||
[pagina 130]
| |||||
O. Amsterdam, S. en W. Koene, z.j. (omstreeks 1800). Een Schoone HISTORIE || en miraculeuze geschiedenisse || Van den RIDDER metter || ZWANE. || Die te Nymege in Gelderland te Scheepe kwam, by den geleide || van een Zwaan, uit den Lande Lilefoort, 't welk men zeid te || wezen Rysfel, Douway en Orchy, gelegen in Vlaanderen. || Dezen laatsten Druk van Nieuws overgezien en met Figuuren vermeerderd. || [Houtsnede: een gans.] || Te AMSTELDAM, || [Dwarsstreep.] || By S. en W. KOENE, Boekdrukkers, Boek- en Papierverkopers, || in de Boomstraat. || In 4o, 20 bladen, ongepagineerd. De verdere beschrijving komt overeen met die van M, doch de approbatie op Fo [E 4] vo wijkt in enkele opzichten af en luidt: Geviziteerd ende geapprobeert van den Eerwaardigen Meester || Willem; Prochinen van der Capellen tot Brussel, ende ge- || conzenteert te mogen drukken. Gegeven tot Brussel. || Anno M.D.XLVIII. den 2 February. || Onderteekend P. de Laus. || Behalve het vignet op den titel nog drie niet toepasselijke houtsneden, doch andere dan in M. Een exemplaar berust in de bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, in de Koninklijke Bibliotheken te 's-Gravenhage en te Berlijn, en bij den heer F.G. Waller te Amsterdam.
P. Deventer, J.H. de Lange, 1806. Een Schoone HISTORIE || En Miraculeuse Geschiedenisse || Van den RIDDER met de || ZWANE. || Die te Nimmege in Gelderland te Scheepe kwam/ by den geleide || van een Zwaan/ uit den Lande Lilefoort/ 't welk men zeid te || wezen Rijssel/ Douway en Orchy/ gelegen in Vlaanderen. || Deze laatste Druk van Nieuws overzien en met Figuuren vermeerderd. || [Houtsnede als in F.] || Te DEVENTER, || Gedrukt by J.H. de LANGE, Boekdrukker en verkoper aan || den Brink 1806. In 4o, 20 bladen, ongepagineerd; merkletters A 2 [A 4] - E 3 [E 4]. In 2 kolommen van hoogstens 50 regels. Gothische letter (behalve in de prologe, de opschriften der hoofdstukken en de approbatie). Custoden. Fo [A 1] ro titelblad, vo prologe. A 2 ro Eene herhaling van den titel tot en met Vlaanderen, doch met enkele verschillen (Mira- | |||||
[pagina 131]
| |||||
culeuze - metter - Lilefort). Daarna onder een streep: Hoe Koning Oriant ter jagt reed, en een Hert vervolgden, en- || enz. || IN de oude Geschriften ende Chro- || enz. [E 4] vo a lias niet gevonden? Doen zeide Pontius: || enz.; onderaan: AMEN. || Approbatie, nagenoeg als in K. Dezelfde houtsneden als in F. Een exemplaar is in het bezit van Dr. G.J. Boekenoogen te Leiden.
Q. Amsterdam, B. Koene, z.j. (eerste kwart der 19de eeuw). Een Schoone HISTORIE || en miraculeuze geschiedenis || Van den RIDDER met de || ZWAAN. || Die te Nymegen in Gelderland te Scheep kwam, by het geleide || van eene Zwaan, uit den Landen Lilefoort, hetwelk men || zegt te wezen: Rysfel, Douway en Orchy, gelegen || in Vlaanderen. || Dezen laatsten Druk van Nieuws overgezien en met Figuren vermeerderd. || [Houtsnede als in O.] || Te AMSTERDAM, || By B. KOENE, Boekdrukker in de Boomstraat. || In 4o, 20 bladen, ongepagineerd; merkletters A 2 - E 3 [E 4]. In twee kolommen van 45-49 regels. Gothische letter (behalve in de opschriften der hoofdstukken en de versregels). Custoden. Fo [A 1] ro titelblad, vo voorrede. A 2 ro Een Schoone HISTORIE || enz. (ongeveer als op den titel); daaronder: Hoe Koning Oriant ter Jagt Reed, en een Hert vervolgden, en met || enz. [E 4] vo a gaf hy haer de Ring over/ waer over sy || enz.; onderaan: amen. || Gevisiteerd en geapprobeert door den Eerwaardigen Meester || Willem; Prochiaan van der Kapellen te Brussel, en gecon- || senteerd dit te mogen Drukken. Gegeven te Brussel. || Anno MDXLIII. den 2 February. || (was geteekend) P. de LAUS. Dezelfde houtsneden als in O. Een exemplaar bevindt zich in de bibliotheek van de Maatschappij der Nederl. Letterkunde te Leiden, in de Universiteits-bibliotheken te Amsterdam en de Utrecht, in de Koninklijke Bibliotheken te 's-Gravenhage en te Kopenhagen, in de Provinciale Bibliotheek te Leeuwarden, in de Stads-bibliotheken te Alkmaar en te Rotterdam, bij Dr. G.J. Boekenoogen te Leiden en verscheidene andere particulieren. | |||||
[pagina 132]
| |||||
R. Gent, L. van Paemel, z.j. (eerste helft der 19de eeuw). HISTORIE || van den ridder van avonturen || HELIAS, || welken genaemd word || DEN RIDDER || met de || ZWAENE. || Overzien, geznyvert, verbeterd en mag van || elk gelezen en ook in de Scholen geleert || worden aen de jonge Jeugd. || Schoon en vermnekelyk om lezen. || [Vignet: Bloemkorf met ornament.] || TE GENT, || By L. van Paemel, Boekdrukker || op den Brabanddam. || Met Approbatie. || In 12o, 36 bladen, ongepagineerd; merkletters: A 5 - C 5 [C 6]. Hoogstens 34 regels op eene bladzijde. Romeinsche letter (behalve in de opschriften der hoofdstukken en de persoonsnamen, die gecursiveerd zijn). Custoden alleen aan het einde van een vel. Fo [A 1] ro titelblad, vo blanco. [A 2] ro [dubbele dwarsstreep] || DE SCHOONE HISTORIE || van den || RIDDER || met de || ZWAENE. || Daaronder: Den Koning Oriant, Vader van den Ridder || enz. [C 7] vo dat Helias ziek lag, was de hertoginne || enz.; op het midden der blz. eynde. || [Dwarsstreep.] || approbatie || Mag gedrukt worden. || Max. van Eynatten. || [Vignetje: vaas.] Op Fo [C 8] ro begint een: Kluchte van Pantagrul, Die, van het Boeren moede zynde, zyne fortune wilde gaen zoeken in den kryg. Vermaekelyke Comedie in I. Deel. Geen houtsneden. Een exemplaar berust in de bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden en in de Universiteits-bibliotheek te Gent. Er zijn bij Van Paemel denkelijk verschillende drukken verschenen.
S. Antwerpen, Josephus Thys, 1840. HISTORIE || of de wonderlyke Avonturen || van den || RIDDER || MET DE || ZWAEN. || GENAEMT HELIAS || Overzien, gezuyvert, verbeterd, en mag van || elk gelezen en ook in de Scholen geleert || worden aen de Jonge Jeugd. || nieuwen druk 1840. || [Vignetje: Vogel bij eenige plantjes.] || t'ANTWERPEN || Uyt de Drukkery van Josephus THYS. || Boekdrukker op de Vlas-merkt in de Pauw || In 12o, 68 bladzijden, gepagineerd 2-68. Merkletters B - F. Hoogstens 33 regels op eene bladzijde. Romeinsche letter (behalve in de | |||||
[pagina 133]
| |||||
opschriften der hoofdstukken en de persoonsnamen na blz. 5, die gecursiveerd zijn). Geen custoden. Blz. [1] titelblad. 2 [Dubbele dwarsstreep.] || DE SCHOONE HISTORIE || van den || RIDDER met de ZWAEN || In de oude Kronyken vinden wy hoe || enz. 68 en is korts naer dien gestorven. Als nu || enz.; op regel 8: eynde. || [Dubbele dwarsstreep.] || approbatie. || Mag gedrukt worden. Max. van Eynatten. || [Vignetje: Vruchten.] || Boven alle bladzijden: de (of De) schoone Historie || van de Ridder met de zwaen. Tegenover den titel een uitslaand blad, waarop een der ook in G voorkomende houtsneden van den zwaanridder in het schip is afgedrukt; daaronder eene aanhaling uit het begin van het hoofdstuk: de zwaen, helias broeder. || vertoont haer in de Riviere voor een Schip, || enz. Zeven houtsneden en drie vignetten. Daarvan behooren alleen de houtsnede tegenover het titelblad en eene afbeelding van de geit die de kinderen zoogt in het volksboek thuis. Dit tweede houtblok is rechts afgesneden om pasklaar gemaakt te worden voor het boek; de voorstelling is dezelfde als die op blz. 18 van onzen herdruk, maar is in spiegelbeeld. Een exemplaar berust in de Koninklijke Bibliotheken te 's-Gravenhage en te Brussel.
T. Gent, F. en E. Gyselynck, 1847. DE GESCHIEDENIS || van den || RIDDER MET DE ZWANE. || [Gravure: De zwaanridder in het schip, door den zwaan getrokken.] || GENT, || boek- en steendruckkery van f. en e. gyselinck, kamstraet, no 36. || - || 1847. || Volksboeken uitgegeven door F.A. Snellaert, no. 3. In 8o, 44 bladzijden, gepagineerd 6-43. Blz. [3] titelblad. [5] Begin van het verhaal. [44] Inhoud. Drie verschillende, voor dezen druk vervaardigde gravuren, waarvan die op den titel tweemaal is afgedrukt. Een exemplaar bevindt zich o.a. in de bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden. | |||||
[pagina 134]
| |||||
U. Antwerpen, H.J. Herleyn, z.j. HISTORIE || van den ridder van avonturen || HELIAS || welken genoemd wordt den || RIDDER MET DE ZWAEN. || Overzien, gezuivert, verbeterd en mag van elk || gelezen en ook in alle scholen geleerd worden || aen de jonge jeugd. || Schoon en amusant om lezen. || [Vignet: een arend boven schild, helm en pijlkoker.] || ANTWERPEN, || H.J. Herleyn, boekhandelaer, op den hoek || van de Kammestraet, 40. || In 8o, 64 bladzijden, gepagineerd 4-62. Geen signatuur. Op elke bladzijde hoogstens 34 regels. Blz. [1] titelblad. [2] blanco. [3] DE SCHOON HISTORIE || van den || RIDDER MET DE ZWAEN. || [Dwarsstreepje.] || Den koning Oriant, van den ridder met de zwaen, || enz. 62 En daer naer keerde hy weder na zyn land || enz.; midden op de bladzijde: einde. || 63-64 blanco. Behalve het vignetje op den titel, vindt men op blz. 33 eene moderne houtsnede, die thuisbehoort in de Historie van de Verduldige Helena. Een exemplaar berust in het Museum voor Folklore te Antwerpen (vroeger verzameling-Max Elskamp).
V. Deventer, P. de Lange, z.j. DE GESCHIEDENIS || van den || RIDDER MET DE ZWAAN. || [Houtsnede: De zwaanridder op den hoorn blazende in een schip getrokken door den zwaan.] || DEVENTER, || Sneldruk van P. de LANGE, || Nieuwe Markt. || In 8o, 48 bladzijden, gepagineerd 4-48. Op elke bladzijde hoogstens 35 regels. Blz. [1] titelblad. [2] blanco. [3] DE GESCHIEDENIS || van den || RIDDER MET DE ZWAAN. || - || EERSTE HOOFDSTUK. Geen houtsnede behalve die op den titel. Een exemplaar berust in de Athenaeum-bibliotheek te Deventer.
W. Leiden, A.W. Sijthoff, z.j. (1874). NEDERLANDSCHE || VOLKSROMANS || door || H.C. ROGGE || [Dwarsstreepje.] || III || de ridder met de zwaan || [Dwarsstreepje.] || te leiden, bij a.w. sijthoff || Algemeene Bibliotheek van A.W. Sijthoff, no. 65. | |||||
[pagina 135]
| |||||
In klein-8o, 48 bladzijden, gepagineerd 4-47. Blz. [1] titelblad. [3] de geschiedenis van den ridder || met de zwaan. Een exemplaar bevindt zich o.a. in de Universiteits-Bibliotheek te Amsterdam.
X. Nijmegen-Arnhem, Gebroeders E. & M. Cohen, 1883. DE LEGENDE VAN DEN ZWANENRIDDER || - || Nieuwe Volksuitgave || bewerkt door || D. KLEIN Jr. || - || NIJMEGEN-ARNHEM, || GEBROEDERS E. & M. COHEN. || 1883. || In 4o, 20 bladzijden, gepagineerd 4-20. Blz. [1] titelblad. Op blz. [3] begint de in zeven hoofdstukken verdeelde tekst. Een exemplaar is o.a. in de bibliotheek van Dr. G.J. Boekenoogen te Leiden.
Y. Gent, Snoeck-Ducaju en Zoon, z.j. (1899). SCHOONE HISTORIE || van den || RIDDER HELIAS || genaamd den || RIDDER MET DE ZWAAN || - || Nieuwe verbeterde uitgave. || - || [Vignetje: eend, in geornamenteerde lijst.] || GENT || drukkerij snoeckducaju en zoon || veldstraat 10. || In 12o, 48 bladzijden, gepagineerd 4-6. Blz. [1] titelblad. [3] Begin van het verhaal. 46 Einde. Geen houtsneden. Een exemplaar bevindt zich o.a. in de bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden. | |||||
[pagina 136]
| |||||
Aanvulling.Sedert het afdrukken van het eerste gedeelte dezer bibliographie ben ik nog een exemplaar van enkele zeldzame drukken op het spoor gekomen; daarom laat ik hier nog de volgende mededeelingen volgen. B en C. Dat er inderdaad eene uitgave van de ‘Historie vanden Ridder met den Swaen’ te Antwerpen bij Hieronymus Verdussen is verschenen blijkt uit eene aanteekening over gecensureerde volksboeken uit het begin der 17de eeuw in het aartsbisschoppelijk archief te Mechelen (medegedeeld door V.A. Dela Montagne in Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen IV, 278). Aangezien deze druk voor de Katholieke jeugd verboden wordt, kan hier moeilijk sprake zijn van het gecorrigeerde en in 1619 geapprobeerde volksboek. Vermoedelijk is deze uitgave van Verdussen dan ook de onder B genoemde editie of een nadruk daarvan. Het Antwerpsche exemplaar van 1619 is echter, blijkens den titel, een afdruk van de in de scholen toegelaten uitgave, welke vermeld wordt in de lijst van ‘verbeterde’ Historiën, in dat jaar te Antwerpen uitgegeven (Tijdschrift als boven V, 4): ‘Den Ridder van auenturē, Elias met de Swane 1619.’
E. Antwerpen, Godtgaf Verhulst, 1684. Den Ridder || VAN AVONTUEREN || HELIAS || den || Ridder met de Swaen || Ghenoemt. || [Houtsnede: De zwaanridder in het schip, door den swaan getrokken, te Nimwegen aankomende; nauwkeurige repliek van de afbeelding in A.] || t'ANTWERPEN, || By Godtgaf Verhulst/woonende op de groote Merckt/ || inde Druckerye. 1684. || In 4o, 18 bladen, ongepagineerd; merkletters A 2 [A 4] - E [E 2]. In 2 kolommen van hoogstens 44 regels. Gothische letter (behalve in de voorreden, de opschriften en de approbatie). Custoden. Fo [A 1] ro titelblad, vo Houtsnede : een soldaat in 16de-eeuwsch kostuum. A 2 ro voor-reden || Tot de godtvruchtighe Ionckheydt. A 2 [lees: A 3] ro Ornamentstreep. || Den Coninck Oriant, Vader naemaels vanden || | |||||
[pagina 137]
| |||||
enz. || INde oude Gesten ende || enz. [E 2] vo a vonden? Doen seyde Poucius Ja ic || enz.; onderaan: finis. || APPROBATIE. || IN dese Historie vanden Ridder met de Swane, || en is niet begrepen dat de Heylige Catholijcke || Kercke noch de goede manieren contrarieert, || maer is feer ghenuchelijck ende bequaem om vande || Jonckheydt in de scholen gheleert te worden. || Datum 12, Feb. 1610. || Maximiliaen van Eynatten. || Boven de bladzijden: Avontuerelijcke Historie || vanden Ridder met de Swaene. Vier verschillende houtsneden, waarvan alleen die op den titel in het volksboek thuisbehoort. Een exemplaar berust in het Britsch Museum te Londen. De bibliotheek van de Maatschappij der Nederl. Letterkunde te Leiden bezit eene rotographische reproductie daarvan.
F. Een tweede exemplaar van dezen druk bevindt zich in de boekerij van Dr. G.J. Boekenoogen te Leiden.
G. Ook in de bibliotheek van Ridder Gust. van Havre te Antwerpen was een exemplaar van deze uitgave, dat, in December 1905 in veiling gebracht, aangekocht werd door de Stadsbibliotheek te Antwerpen. In dit exemplaar is het titelblad niet defect, zoodat ik kon vaststellen dat de gissenderwijze aangevulde woorden van den titel inderdaad aldus luiden.
K. Een exemplaar van eene uitgave van J. Kannewet, waaraan het titelblad ontbreekt, maar dat jonger is dan F, vond ik in de boekerij van den heer Emile H. van Heurck te Antwerpen. Waarschijnlijk is dit dus de druk van 1780. Daar het eerste blad verloren ging, kan de titel slechts gissenderwijze worden vastgesteld, door vergelijking van de niet geheel nauwkeurige beschrijving in den catalogus der firma Muller met den nadruk M. Hij verschilt van F vermoedelijk alleen wat betreft de woorden te Scheepe, laatsten en overgezien, en het jaartal; de gebruikte lettertypen zijn echter andere, deels kleinere. De verdere beschrijving komt geheel overeen met die van F, behalve dat in de Approbatie gelezen wordt: Eerwaerdigen en Onderteekend. De herhaling van den titel op Fo A 2 is hoogstwaar- | |||||
[pagina 138]
| |||||
schijnlijk niet zooals in F letterlijk, maar gelijk in M wat een paar woorden betreft in spelling gewijzigd.
Aanmerking. In de Verslagen en Mededeelingen der Kon. Vlaamsche Academie van 1889 wijst de heer Th. J.I. Arnold op een aantal drukken van Nederlandsche volksboeken en noemt op blz. 25 de volgende uitgaven van den Ridder metter Swane:
Een Amsterdamsche uitgave bij Hub. van der Mee heb ik niet kunnen terugvinden en ik weet dus niet of deze bestaat; een drukker Van der Mee wordt niet vermeld bij Ledeboer, Boekdrukkers in Nederland. Hoe Arnold aan de opgave komt, kon ik niet nagaan. Dat hij een druk bedoelt met een dubbel adres: te Amsterdam bij Van der Mee en te Gent bij Van Paemel, is denkbaar, maar niet zeer waarschijnlijk (ook bij de andere volksboeken verbindt hij eveneens de twee laatst genoemde drukken met ‘en’); het is echter mogelijk dat Hub. van der Mee te Amsterdam een gefingeerd adres van een Gentschen uitgever is en dat de bedoelde druk identisch is met L. | |||||
2. De onderlinge verhouding van de verschillende drukken.Van den Antwerpschen druk uit de eerste helft der 16de eeuw (A) bleef ons gelukkig zooveel gespaard, dat wij kunnen nagaan in hoeverre de latere drukken al of niet van de eerste uitgaven afwijken. Bij vergelijking met de oudste ons bewaard gebleven Amsterdamsche drukken en de jongere Antwerpsche zien wij, dat de eerste den ouden tekst in hoofdzaak hebben bewaard, en dat, al is geen oudere druk dan die van 1651 (D) tot ons gekomen, wij toch met behulp daarvan ons een tamelijk juist denkbeeld kunnen maken van vorm en inhoud van het oude volksboek in zijn oorspronkelijke gedaante. | |||||
[pagina 139]
| |||||
Wij kunnen als zeker aannemen dat de Hollandsche uitgaven, behoudens de verhollandsching van vele woorden en zinswendingen, en een aantal drukfouten, denzelfden tekst bevatten als de Antwerpsche drukken uit de tweede helft der 16de eeuw, van welke ons geen enkel exemplaar is bewaard gebleven, maar waarvan wij weten dat de inhoud in 1547 te Brussel is gevisiteerd en geapprobeerd. Vergelijking met A leert ons, dat deze redactie van het volksboek niet volkomen overeenstemt met de oudste drukken, maar reeds een aantal wijzigingen heeft ondergaan, evenwel van minder ingrijpenden aard en van heel ander karakter dan die welke van de latere Vlaamsche edities een geheel afwijkend boek hebben gemaakt. De uitgaven van ons volksboek zijn dus in drie groepen te splitsen. Van de oudste groep is slechts over het fragment van den Antwerpschen druk A. De tweede groep vertoont de in 1547 geapprobeerde redactie van het volksboek en omvat de tusschen 1547 en 1618 gedrukte Antwerpsche edities en alle latere Hollandsche drukken tot in 1850. Tot de derde groep eindelijk behooren de uitgaven van het in 1619 gezuiverde volksboek, met name alle Antwerpsche en Gentsche drukken die sedert dat jaar verschenen zijn. Voor zoover dat uit het ons bewaard gebleven fragment is op te maken bestaan de verschillen tusschen de oudste redactie van het volksboek en de latere van 1547 voornamelijk in zekere bekortingen. Niet alleen is b.v. ‘de coninck Helias’ telkens vervangen door ‘Helias’, maar tal van andere meer of minder overbodige uitweidingen of herhalingen blijken in den druk van 1547 te zijn geschrapt. Zoo ontbreken de woorden ‘al blide waren’ (blz. 87, r. 1), die blijkbaar behooren tot een nadere omschrijving van de vreugde die Helias' kroning veroorzaakte. Verder zijn weggelaten: (88, r. 10) elc met ene zilveren ketten aen haren hals, (89, r. 1 v.) die noch in zijn menschelijcke forme niet en was omdat zijn ketten ghesmolten was, (89, r. 8) door den name ende die wille gods, (91, r. 11 v.) recht oft hi heliam riep, (91, r. 16 v.) seggende. Siet hier die scade van desen kinde dat verloren heeft zijn menschelijcke forme die hem ihesus weder verlenen wille; in verband hiermede is ook wijziging gebracht in den daarop volgenden zin, (91, r. 25) op dye auontuere... ten | |||||
[pagina 140]
| |||||
ghebode gods, (93, r. 2 v.) die van god gesonden was, (93, r. 11 v.) die graue ende die hertoghinne met haer dochter, (93, r. 14) dat des grauen brueder was, (93, r. 22 v.) te comen in sinen handen, ende dat. Op al deze plaatsen komt de tekst van D overeen met E en hebben wij dus stellig te doen met de lezing der uitgave van 1547. Van denzelfden aard is de vervanging van ‘vader ende moeder, broeders ende suster’ (91, r. 3 v.) door ‘se alle’ in D. Verder zijn, blijkens de overeenstemming van D en E, oude wijzigingen: (88, r. 8) A verraden hebbe, D E v. had, (88, r. 19) A ic byd, D E (verkeerdelijk) bid (bidt), (88, r. 21) A wasse, D E wertse (wirtse), (93, r. 16 v.) A in onecht buten huwelijc, D E t'onrecht (onrecht), (93, r. 21) A onecht, D E onrecht, (93 r. 23 v.) A die de man was vander hertoghinnen, D E den man der hertoginne (Hertoghinne), (93, r. 29) A ter doot te brenghen, D E te dooden. Enkele dezer veranderingen bewijzen dat wij hier niet (of althans niet altijd) te doen hebben met toevallige vervormingen van den tekst veroorzaakt door slordigheid van een drukker, waardoor halve zinnen konden wegvallen enz. Evenmin is in de wijzigingen met zekerheid de invloed eener censuur te zien, die de voor den Katholieken lezer aanstootelijke zaken zou hebben willen verwijderen. Want al zou de inhoud van sommige der uitgelaten plaatsen dat kunnen doen vermoeden, toch is het onwaarschijnlijk, daar tallooze andere plaatsen dan evenzeer wijziging hadden behoefd. Het meest aannemelijk, dunkt mij, is dat men, hetzij om te bekorten, hetzij om eenige wijziging te brengen in den tekst vóór deze door den boekenkeurder werd geapprobeerd, in het volksboek eenvoudig het een en ander heeft doorgeschrapt en gewijzigd. Wie dat gedaan heeft, de boekenkeurder zelf of de drukker, is niet meer uit te maken. Verder zullen een aantal afwijkingen in den tekst natuurlijk een gevolg zijn van het herhaald herdrukken van het boek.
Deze nieuwe, in 1547 geapprobeerde tekst van het volksboek is ons niet in den oorspronkelijken vorm overgeleverd. Het oudste exemplaar dat wij kennen is meer dan honderd jaar later gedrukt, en vertoont, behalve drukfouten, vele wijzigingen in woordenkeus | |||||
[pagina 141]
| |||||
en zinsbouw: de taal is - zooals vanzelf spreekt - verhollandscht geworden. Wij kunnen als zeker aannemen, dat het Antwerpsche volksboek reeds vroeg te Amsterdam is nagedrukt, waarschijnlijk reeds in de 16de eeuw en in elk geval niet veel later dan 1600. Daarop wijst ook de illustratie, voor zoover daarvan sporen zijn terug te vinden, daar deze stellig gecopieerd is naar een ouden verloren Antwerpschen druk. Opmerkelijk is dat de titel van de onder B vermelde Antwerpsche uitgave (zie ook blz. 136) nog luidt ‘Historie van den Ridder metten Swaen’, gelijk ook A het woord ‘zwaan’ steeds mannelijk neemt. In de Hollandsche drukken is daarentegen de zwaan vrouwelijk, blijkbaar reeds in zeer vroege Amsterdamsche edities, aangezien in eene lijst van volksboeken in het aanteekenboek van den Bildtschen landbouwer Dirck Jansz. Cuyck van 1608 (berustende in de boekerij van het Friesch Genootschap te Leeuwarden) deze Historie vermeld wordt als ‘noch een vanden redder metter swanen’. Al kunnen wij den oorspronkelijken Brabantschen tekst van het volksboek van 1547 niet meer reconstrueeren, toch zijn wij niet geheel verstoken van aanwijzingen omtrent de daarin in Holland aangebrachte veranderingen. Immers voorzoover de tekst in E niet verminkt is door de censuur, bewaart deze gewoonlijk de oude lezing van het volksboek. Voor een groot gedeelte van het volksboek kan de vergelijking van D met E dus inlichting geven omtrent de eigenlijke gedaante van den tekst. Ik bepaal er mij hier toe een paar bladzijden van A te vergelijken met D en E, om daardoor te laten zien op welke wijze de verhollandsching van het volksboek is geschiedGa naar voetnoot1). Blz. 87, r. 2 [A glauen, E lancien, D glavien] - 87, 5 A vreeslijc, E vreesselijck, D gheweldelijc - AE quam daer binnen, D daer binnen quam - 87, 6 AE wachte, D toesage - 87, 7 AE ontgae, D ontliep - 87, 9 A bescudden, E beschudden, D beschermen - | |||||
[pagina 142]
| |||||
AE haer lijf, D ontbr. - 87, 13 A door dye eere, E door de eere, D ter eeren - 87, 14 AE af, D van - 87, 15 AE mijns selfs handen, D mijn eyghen handen - 88, 3 A [dienaren]... dede daer matabrune, E [dienaer]... dede Matabrune, D [dienaren]... dedese - 88, 4 AE dede brengen (brenghen) hout ende stroo, D hout ende stroo brenghen - 88, 7 A ic bid v, E ick bid u, D ick bid - AE wel, D ontbr. - 88, 12 [A Ooc, D Oock, E Ende oock] - 88, 13 [AD my, E my oock] - 88, 14 AE ende ick, D ick - [A ic bidde, D ick bidde, E bidde] - 88, 15 [AD wil keren (keeren), E wil ick keeren] - AE in, D tot - 88, 16 [AD ghijt (ghyt), E ghy] - 88, 17 [AD willichlijc, E ghewillichlijck] - 88, 18 A ic vergheeft v als van mijn deel, E ick vergheeft u als mijn deel, D ick vergeef u al mijn deel - [A suldi, D so suldy, E soo sult ghy] - 88, 19 [A by iusticien, D by justitien, E by Justitie] - 88, 19 v. [A Doen werdt daer hout ende toruen om matabrune, D Doen wiert daer hout ende torven om Matabrune ghestoockt, E doen was daer houdt ende torven om Matabrune] - 88, 22 [AD te, E in] - 88, 25 A van der valscher matabrune, D vande valscheydt van Matabrune - 88, 26 A antwoorde ... gheminde, D seyde ... beminde - 88, 27 A ihesus wil haerder sielen vergeuen, D Jesus wiltet haer vergheven - 88, 29 v. [het opschrift is in E gewijzigd] - 88, 32 A so geuielt dat hi wt een venster sach, E soo wast dat hy uyt een venster sach, D so sach hy wt een venster - 89, 1 AE hi (hy) bekende, D sach - 89, 5 AE ende, D ontbr. - enz. Aan den Hollandschen tekst is natuurlijk ook te zien, dat deze in een Protestantsch land is gedrukt. Zoo blijkt b.v. ‘Ic beveel mi die gods moeder’ (in A, blz. 90, r. 9) vervangen te zijn door: ‘Ick beveel my in u ghebedt’, terwijl (blz. 89, r. 8) ‘in desen opset ende ingheuen vanden heylighen gheest’ veranderd is in: ‘met dit opset ende ingeven van Godt’. Maar van meer belang is de ingrijpende wijziging die gebracht is in het verhaal der herschepping van den zwaan in zijn menschelijke gedaante (blz. 74), waarover nader in Bijlage IV.
Zooals uit de bibliographie blijkt, zijn ons een vrij groot aantal Hollandsche drukken van de tweede redactie van het volksboek be- | |||||
[pagina 143]
| |||||
waard gebleven. Toch zijn er natuurlijk nog vele andere geweest, waarvan wij geen kennis hebben. Is dit op zichzelf reeds aannemelijk, wij kunnen het bewijzen: eerstens doordat wij houtsneden kennen, die gediend moeten hebben om thans verloren uitgaven van den Ridder metter Swane te illustreeren, en ten tweede omdat de nog bestaande drukken niet alle naar elkander zijn nagedrukt, maar deels op niet meer aanwijsbare voorbeelden teruggaan. Ik heb de verschillende overgebleven drukken met elkaar vergeleken en het resultaat van dit tijdroovend onderzoek is het volgende. De Amsterdamsche druk van 1651 (D) is niet alleen de oudste dien wij hebben, maar zonder eenigen twijfel ook de beste. Daar wij echter te doen hebben met den zooveelsten herdruk van den tekst, bevat deze noodzakelijkerwijze menige drukfout en afwijking van het oorspronkelijke. Toch is de uitgave van Cool zeer ouderwetsch in vergelijking met de jongere edities en is er nog veel van de oude taalvormen bewaard gebleven. De beide volgende drukken, van Kannewet (F) en Rijnders (H), zijn meer dan honderd jaar jonger dan D. Niettemin zijn ook deze voor de kennis van den oorspronkelijken tekst van belang. Zij blijken namelijk niet af te stammen van een herdruk van de editie van Cool, maar van een andere, onbekende uitgave, die niet in alle opzichten met D overeenstemde, maar toch op hetzelfde voorbeeld als D terug moet gaan, omdat F en H een menigte fouten, uitgevallen woorden en regels enz. gemeen hebben met D. Op een aantal plaatsen hebben F en H, of een van beide, een oude lezing bewaard, terwijl de tekst van D bedorven is. In zulke gevallen heb ik dus de fout van D in mijn herdruk verbeterd. Aangezien mij echter ook gebleken is dat de jongere drukken den tekst herhaaldelijk willekeurig hebben gecorrigeerd, om den zin te verduidelijken of om fouten zoogenaamd te verbeteren (dikwijls met het averechtsche gevolg dat de tekst nog meer van het oorspronkelijke ging afwijken), heb ik de afwijkende lezingen van F en H alleen dan in den tekst overgenomen als deze zonder eenigen twijfel juist zijn. De edities van Kannewet en Rijnders zijn nauw verwant, zooals ook blijkt uit overeenstemming in de interpunctie en uit sporen van | |||||
[pagina 144]
| |||||
dezelfde verdeeling van den tekst over de bladzijden (zie b.v. F en H fo E 2 vo); daar bij het herdrukken van volksboeken het voorbeeld doorgaans zeer slaafs werd nagedrukt, behoeft het niet te verwonderen dat nog na zeer langen tijd dergelijke uiterlijke punten van overeenkomst bleven bestaan. Van deze beide drukken staat H echter het dichtst bij de 17de-eeuwsche uitgaven. Zooals ik reeds vermeldde stemmen F en H in vele goede lezingen overeen, en hetzelfde is het geval met plaatsen waar de tekst bedorven is en D een betere lezing heeft. Op andere plaatsen weer heeft H met D de juiste lezing tegenover F. Maar aangezien ook H wemelt van drukfouten, komt het evenzeer voor dat D en F gezamenlijk den oorspronkelijken tekst hebben, terwijl H afwijkt. Derhalve zijn F en H niet naar elkaar nagedrukt. Vermelding verdient verder nog dat in F de tekst hier en daar met opzet is gecorrigeerd. Het zou natuurlijk niet de moeite loonen een volledige collatie van F en H met D af te drukken. Ik bepaal mij dus tot het geven van enkele duidelijke voorbeelden, om het bovenstaande toe te lichten. - De tekst van D wordt verbeterd door FH o.a. op blz. 2, r. 1 v.o. D volgen, lees met FH volgende; 5, 5 D Woensdaghe, F doe, Mis-dagen, H doe misdagen, lees doemesdaghe; 9, 17 D sach, lees met FH lag; 33, 6 D nae loonen, lees met FH naloopen; 53, 12 D waerlijck, F zwaarlijk, H zwaerlijk, lees dus swaerlijck; enz. Op sommige andere plaatsen zullen FH eveneens de goede lezing hebben bewaard, doch waar de lezing bij D ook een goeden zin oplevert heb ik deze niet veranderd. Was onze uitgave niet een herdruk, die alleen van zinstorende fouten gezuiverd mocht worden, maar een critische reconstructie van den oudsten tekst, dan hadden ook de volgende plaatsen verbeterd moeten worden. Blz. 8, r. 1 v.o. D onrechtich, F Magtig, H machtig, E machtich; 11, 4 D nu, FHE u; 11, 14 D schande, FH schade, E schaede; 15, 23 D hy hun, FHE hy haer; 17, 19 in FHE ontbr. u; 25, 16 D der, FHE ter; 27, 8 D rapende, FHE raeptense; 39, 24 D u rechte bescheyde, FH u Regt (recht) beschutte, lees met E u recht beschudde; 40, 30 D een wilde man, FHE een wil(d)t man; 52, 12 D seer swaer, lees soo swaer met FHE; 56, 5 D Rasse, FH Rosse, E Roose; 65, 30 D vryelijck, FH vredelijk, | |||||
[pagina 145]
| |||||
E vreedelijck; 78, 25 D Dedekijn, FHE Dodekijn; 78, 29 D Corbohap, FH Corbobas, E Corbabas. - Oneindig veel talrijker zijn echter de plaatsen waar D de goede lezing bewaard heeft tegenover de bedorvene in FH. Ik bepaal er mij toe voorbeelden uit de Prologe aan te halen; de moderniseering van de taalvormen laat ik onvermeld. Blz. 2, 7 D doorwien, FH doorzien (doorsien); 2, 9 D vacht ... sede, FH bevogt (bevocht).... rede [rede zou de oorspronkelijke lezing kunnen zijn, maar is waarschijnlyk voor sede in de plaats gekomen toen men dit niet meer begreep]; 2, 20 D een hate, FM ten bate, H een bate [misschien de oude lesing]; 2, 25 D kleynder vrame, FH geender brame; 2, 27 D Dus ... dan het (lees bet), FM Ons ... van het, H Dus ... van het. - Dat H soms met D de oude lezing gemeen heeft, terwijl F bedorven is, bewijzen b.v. 2, 18 DH u, FM nu; 6, 5 DH by, FM op; 36, 6 D de ses zonen, H de ses Soonen, FM deze Zoonen; 42, 10 DH ende aten wilde appelen int (in 't) bosch, FM ende aten. Ende wilde huppelen in 't Bosch. Daarentegen vindt men verbasteringen in H b.v. 48, 18 DF ter beden, H aanbaden; 54, 6 D vouwen, F bouwen, H vrouwen; 54, 15 DF ontvouwen, H onthouwen; 72, 7 v.o. DF daer (daar), H over; enz. - Dat H echter een oudere redactie bevat dan F en de daarvan afstammende drukken valt ook af te leiden uit eenige plaatsen, waar H het begin van eene vervorming van den tekst vertoont, die in F wordt vergroot. Men vergelijke b.v. 25, 9 D sonder hayr (lees hoyr) van u, H zonder ooit van U, FM zonder oyt iets van U; 34, 5 v.o. D vat we (lees wel) den keest, H vaert wel den keest, F vaard weder heest, M vaard wederheest; 45, 8 D tfy druckigh vermaen (lees vermanen), H 'tzy denkig vermanen, FM 't zy denkig der mane. - Eindelijk noem ik hier nog een paar plaatsen, waar F den tekst willekeurig heeft gecorrigeerd. Blz. 3, 13 heeft D (met H en E) de oude lezing: die ghekroont wert koninck van Lillefoort, maar F leest hiervoor: tot Konink; 53, 19 is in DH het rijm in de war door het wegvallen van enkele woorden. F verhelpt dit door verandering van het laatste woord ‘vermeert’ in gezien’. De geschiedenis der overige, Noordnederlandsche drukken is zeer eenvoudig en behoeft geen uitvoerige uiteenzetting. Alle zijn recht- | |||||
[pagina 146]
| |||||
streeks te herleiden tot F of een daaraan gelijke verloren editie; zoodat deze latere drukken geen waarde hebben voor de vaststelling der oude redactie van het volksboek. De uitgave van Kannewet van 1780 (K) is slordig herdrukt naar F. Wij vinden er de drukfouten van F terug, vermeerderd met vele nieuwe, vooral in de verzen. Evenzoo is P naar dezen druk bewerkt, zooals reeds blijkt uit het feit dat J.H. de Lange de houtsneden van Kannewet heeft gekocht en gebruikt. P verschilt dan ook van K alleen in de moderniseering van de spelling en enkele woorden; aan het begin van het verhaal is b.v. ‘In de oude Gesten ende Chronijken’ vervangen door: ‘In de oude Geschriften ende Chronijken’ Evenzoo stammen de uitgaven der Koene's van die van Kannewet af. M is een letterlijke herdruk van K; alleen is in den met Gothischeletter gezetten teks aa door ae vervangen en zijn enkele woorden (Konink, bedwank, oyt) in spelling gemoderniseerd. Overigens wijken beide drukken niet noemenswaard van elkander af. - In O daarentegen zijn door de drukkers een groot aantal veranderingen aangebracht, die ten doel hebben den onverstaanbaren tekst leesbaarder te maken. Zoo hebben zij b.v. (ik kies een paar sprekende voorbeelden) van de boven reeds aangehaalde lezing van FM (39, 24) ‘u Regt beschutte’ gemaakt: ‘u Regt verschaffe’, terwijl de zonderlinge fout in FM (42, 10) ‘als wy zaten ende aten. Ende wilde huppelen in 't Bosch’ vervangen is door ‘als wy zaten te eeten in het Bosch’. Koene schijnt echter geen kans te hebben gezien om de hopeloos verknoeide verzen in leesbaren staat te brengen en heeft daarin dus niet of zelden iets gewijzigd. Overigens bevat O vele drukfouten die M niet kent; ik noem als voorbeeld de lezing ‘oude Vesten’ (in plaats van ‘oude Gesten’) in den eersten regel van het verhaal, terwijl ook in het jaartal van de approbatie een fout is geslopen en dit 1548 is geworden. - Q is herdrukt naar O en bevat dezelfde fouten, vermeerderd met andere, terwijl de tekst bovendien is gemoderniseerd. Ook het jaartal van de approbatie heeft het in deze slordige uitgave weder moeten ontgelden: door het uitvallen van een cijfer is het nu in 1543 veranderd. ************* | |||||
[pagina 147]
| |||||
Tot zoover, ja nog een eind verder waren deze Bijlagen, reeds vele jaren geleden door Dr. Boekenoogen geschreven, ook gezet, toen hem de dood overviel. Het volgende is nu, tot en met blz. 165, op den grondslag der drukproeven (op vele plaatsen in verschillenden zin aangevuld en gewijzigd), daarna met dankbaar gebruik der nagelaten schriftelijke aanteekeningen, zoo goed mogelijk samengesteld. Vooraf moet een Tweede aanvulling (zie boven, blz. 136-138) van de bibliographie gegeven worden. Kende Dr. Boekenoogen bij het opstellen en drukken daarvan nog geen exemplaar van een ouderen druk der nieuwe, gecensureerde redactie (de derde groep: zie boven, blz. 139) van het volksboek dan een van 1684 (E), naderhand heeft hij een exemplaar van een ouderen druk, van 1647, dier groep verworvenGa naar voetnoot1), dat hier nu allereerst beschreven dient.
C*. Antwerpen, Arnaut van Brakel, 1647. Den Ridder || VAN AVONTVEREN || HELIAS || den Ridder met de Swaen || ghenoemt. || [Houtsnede: De zwaanridder, op den hoorn blazende, vóór in het schip, door den zwaan getrokken. Op den achtergrond eene stad, met een koning en koningin, over de stadsmuren liggende en het schip beschouwende.] || 't ANTWERPEN || By Arnaut van Brakel / op de Wijgaert-brugghe / in de || Wijgaert-poort/ Anno 1647. In 4o, 36 bladzijden, genummerd 3-36, met opschrifttitels; merkletters A 2, B-B 5, C-C 4 [C 6]. In twee kolommen van 40 regels. Gothische letter, behalve: rr. 2, 3, 4, 7 en jaartal van den titel, de voor-reden, de approbatie, de opschriften der bladzijden en der hoofdstukken. Custoden. Blz. [1] [A 1 ro] titelblad, [2] [A 1 vo] voor-reden || Tot de Godt-vruchtighe Ionckheydt. || T'Is wel kennelijck dat de oude Roomsche Keysers, om hun ge || enz. 3 Den Coninck Oriant, Vader namaels vanden || Ridder met de Swaen, rijdt ter jacht || ende trout met Beatris. || IN de oude Geesten ende Cronijc- || enz. 36a r. 1: bracht eenen muyl met kostelijcke || 36b | |||||
[pagina 148]
| |||||
r. 17: waer af || Eustachius ende al zijn volck seer be || droeft waeren. || FINIS. || [Dwarsstreep.] approbatie. || In dese Historie vanden Ridder met de Svvane, en is niet be- || grepen dat de heylighe Catholijcke Kercke, noch de goede || manieren contrarieert, maer is seer ghenuchelijck ende be- || quaem om vande Ionckheydt in de scholen geleert te worden. || Datum 12. Feb. 1610. || Maximiliaen van Eynatten. || Opschrifttitels: blz. 4: Avontuerlijcke; 6, 8, 18, 22, 34: Auontuerlijcke; 10, 14, 26: Avontuerelijcke; 12, 16, 20, 24, 28, 30, 32, 36: Auontuerelijcke Historie || vanden Ridder met de (blzz. 5, 11, 19, 27) Svvaene, (blz. 7) SWane, (blzz. 9, 13, 25, 31) Swane, (blzz. 15, 17, 21, 23, 29, 33, 35b) Swaene. Drie verschillende houtsneden: de door de geit gezoogde kinderen (blz. 8, in hoofdzaak gelijk aan de hiervóór, blz. 18, herdrukte), de verandering der zes kinderen in zwanen (blz. 12, nagesneden naar de hiervóór, blz. 29, herdrukte?), herhaling der titelprent (blz. 25; verg. hiervóór, blz. 64). Een exemplaar behoorde aan wijlen Dr. G.J. Boekenoogen en berust thans, met diens geheele verzameling van volksboeken, in de Boekerij van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden.
Ook een zeer moderne herdruk vinde hier nog een plaats: Z. 's-Gravenhage, N.V. Servire, 1930. EEN SCHOONE || en wonderlijke historie || van den zwaanridder || die per schip te Nijmegen kwam || geleid door een zwaan || uit het land van Rijssel || [Houtsnede.] || Naar het oude volksboek || opnieuw verteld door joh. vorrink || verlucht door victor stuyvaert || en || uitgegeven te 's-Gravenhage || door n.v. servire || 1930 || In-8o, 108 bladzijden, onderaan gepagineerd 11-105. Blz. [3]. Fransche titel. Blz. [5] titel. Blz. 7. ‘Proloog’. Op blz. 11 begint de in twee boeken en in hoofdstukken (met in rood gedrukte opschriften en in hout gesneden, versierde initialen) verdeelde tekst. Blz. [106] Einde. Blz. [107] ‘Colophon’. Behalve het vignet op het titelblad en twee klemere houtsneden onder het slot van het eerste en het tweede boek bevat deze herdruk 15, eene geheele bladzijde beslaande, moderne houtsneden. | |||||
[pagina 149]
| |||||
Een exemplaar bevindt zich in de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage.
Het volgende schema geeft een overzicht van de thans bekende drukken der drie boven, blz. 139, onderscheiden redacties; waarbij de nadere filiatie der verschillende drukken, als zijnde niet altijd volkomen zeker, niet is uitgedrukt (zie hierover boven, blz. 142-146 en beneden, blz. 162-165). Oorspronkelijke redactie van het volksboek. Thans worde de, op blz. 146 afgebroken, vergelijkende bespreking der verschillende redactiën en drukken hervat. Werd de in 1547 geapprobeerde uitgave der Historie vanden Ridder metter Swane in Holland dus tot in de 19de eeuw slechts met geringe wijzigingen, voornamelijk in de taal, herdrukt, niet alzoo in de Zuidelijke Nederlanden. Daar was in het begin der 17de eeuw een tijdperk van verscherpt toezicht op de volksboeken ingetreden. Op een lijst van ‘Boecken die vercocht worden, dewelcke seer schadelijck sijn voor de Catholycke Joncheijt’ (c. 1600, bewaard in het aartsbisschoppelijk | |||||
[pagina 150]
| |||||
archief te Mechelen; zie Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen IV, 278) wordt ook veroordeeld onze ‘Historie vanden Ridder met den Swaen. Apud Jeronymum Verdussen, Antverpiae, fabulosa mendax in qua miscentur prophana divinis’. En op de in 1618 door den boekenkeurder Max. van EynattenGa naar voetnoot1) voor het bisdom Antwerpen gepubliceerde lijst van verboden boeken vinden wij dus ook ‘Den Ridder met de Swaene’ (Edw. Poffé, De Gilde der Antwerpsche Schoolmeesters, 1895, blz. 60). Maar reeds in het volgende jaar kon in de ‘Lyste oft Register Van allen de Boecken, die in de Scholen des Bisdoms van Antwerpen, sullen moghen gheleert worden, volghende d'Ordinantie vanden Eerw. Heere Ioannes Maldervs Bischop van Antwerpen, uytghegheven den 30. Iulij 1619’, onder de ‘Ghenoeghelijcke Fabulen ende Historien eertijdts verboden nu verbetert ende toegelaten’ ook worden opgenomen: ‘Den Ridder van aventure, Elias met de Swane 1619’ (zie Tijdschrift als boven V, 4, en ook Le Bibliophile belge VII (1872) 65). Van deze editie van 1619 (C)Ga naar voetnoot2) is geen exemplaar tot ons gekomen; wij weten zelfs niet wie de drukker was. Doch de latere drukken dezer derde groep geven den Zuidnederlandschen tekst, zooals die in 1618/9 kerkelijk goedgekeurd was, waarschijnlijk nagenoeg ongewijzigd weer (zie straks, blz. 162-165). Immers ook de later door Dr. Boekenoogen verworven oudere druk van 1647 (C*) stemt, voor zooveel bij eene algemeene vergelijking op talrijke plaatsen gebleken is, zoogoed als geheel overeen met dien van 1684 (E). De door Dr. Boekenoogen reeds samengestelde (doch hier niet afgedrukte) collatie van laatstgenoemden druk (E, 1684) met den hier herdrukten tekst der tweede groep (D, 1651) mag dus, zonder groot bezwaar als ook voor den ouderen druk (C*, 1647) geldig beschouwd worden. | |||||
[pagina 151]
| |||||
Deze afwijkingen der drukken C* en E van den hier herdrukten D zijn - anders dan verreweg de meeste der boven, blz. 138-146, en beneden, blz. 162-165, bedoelde en ten deele vermelde, geringe verschillen tusschen de onderscheiden drukken eener zelfde groep of ook tusschen de eerste en de tweede groep - van meer dan bloot bibliographisch belang. Immers zij betreffen zoowel den inhoud en den geest als den vorm, de taal en den stijl. Zij vertoonen, naast de allengs vanzelf meer en meer uitkomende verschillen in de taal der Hollandsche en der Brabantsche drukken, in hoofdzaak de veranderingen, bij de tweede, angstvallige revisie van 1618/9 aangebracht. Zij gunnen ons derhalve een blik eenerzijds in de werkzaamheid en de beweegredenen van den geestelijken censor of ‘boekkeurder’, anderzijds in de verschillende ontwikkeling van schrijftaal en stijl in de noordelijke en zuidelijke Nederlanden. De nieuwe, gecensureerde en gecastigeerde redactie, de eenige, die sedert 1618/9 in de zuidelijke Nederlanden verkocht en gelezen mocht worden, is vooreerst op verschillende plaatsen en wijzen bekort. Ten deele alleen met het doel om noodelooze breedvoerigheid te vermijden. De censor had de pen in de hand en schrapte dus meteen in de opschriften der hoofdstukken en elders wat hij overbodig vond. Die opschriften moderniseerde hij ook eenigszins. De vanouds gebruikelijke aankondiging van den inhoud door Hoe (met een verleden tijd) verving hij door een gewonen hoofdzin in den tegenwoordigen tijd. Ook deelde hij de hoofdstukken hier en daar anders in en voegde enkele, b.v. het 1ste en 2de, samen. Hij nam ook het wijze besluit om alle verzen te laten vervallen: deze verouderde rederijkersgedichten waren toch voor een goed deel onverstaanbaar geworden en voor de schoolkinderen, waarvoor het boek in de eerste plaats bestemd was, allerminst geschikt; in de Noordnederlandsche drukken zijn zij daarentegen, hoezeer soms tot onherkenbaar wordens toe verminkt en geheel onbegrijpelijk, nog zeer lang bewaard gebleven. Daartegenover staan slechts luttele, onbeduidende toevoegsels (b.v. 8, 18; 21, 1; 32, 16; 41, 8; 72, 17; 73, 18). Het kan trouwens zeer goed wezen dat op sommige dezer plaatsen de Hollandsche drukken onvolledig zijn en C* E de oorspronkelijke lezing bewaard hebben | |||||
[pagina 152]
| |||||
(gelijk dit omtrent 62, 2 uit E en omtrent 73, 18 uit C* blijkt). Andere wijzigingen zijn echter het werk van den censor. Zoo b.v. het toevoegen van epitheta bij een aantal woorden: mijn lieve Moeder (10, 5), de valsche Vroevrouwe (12, 24), dat quaedt Ghebodt (28, 15), schoon witte Swaenen (30, 4), en veranderingen als: naer mijn cranck vermogen, voor: na mijn macht (27, 33); een en ander niet kwalijk strookende met den nu te bespreken geest der revisie. Die geest, in hoofdzaak de geest der Contra-reformatie, spreekt reeds aanstonds duidelijk in de ‘Voor-reden.’ De corrector, die in 1618/9 de taak op zich nam om een aantal volksboeken voor de scholen pasklaar te maken, heeft aan deze door hem herziene historiën vooreerst, ter vervanging van de berijmde Prologe, een uitvoerige voorrede toegevoegd, die in de verschillende toen uitgegeven volksboeken nagenoeg gelijkluidend schijnt te zijn geweest, althans ook in De vier Heemskinderen aldus voorkomt. Dat dit ook voor de in hetzelfde jaar 1619 geapprobeerde Historie van Heer Frederick van Genuen het geval is blijkt, curieus genoeg, uit de voorrede van den Zwaanridder. Klaarblijkelijk is deze nagedrukt naar de voorrede in het andere volksboek en heeft de corrector verzuimd de woorden ‘Heer Frederick’ te schrappen en te vervangen door ‘Helias.’ Zoodoende leest men in ons volksboek: ‘een oude ende avontuerelijcke Historie vanden Ridder met de Swaen. Heer Frederick vertellende wonderlijcke, ende vremde avonturen’ (zie straks, blz. 153). Deze fout is niet alleen nog te vinden in den druk van 1684, maar ook klakkeloos overgegaan in de latere drukken: een aardig bewijs hoe onnadenkend de drukkers der volksboeken hun voorbeeld nadrukten. | |||||
‘Voor-reden Tot de godtvruchtighe Ionckheydt.T' Is wel kennelijck dat de oude Romsche Keysers, om hun ghemeynte somwijlen te verblijden, plachten te hebben Amphiteatra, oft ronde plaetsen, bequaem om spelen te vertoonen ende aen te sien; hier brochten sy in 't parck d'een reyse eenighe stercke mannen om teghen Leeuwen, Beyren, Stieren, &c. te vechten, anderwerf Slaeven om teghen andere huns ghelijcke te strijden oft te worstelen, somwijlen oock guyghelaers om eenige cluchtige saecken te bedrijven. Dese ende diergelijcke sijn altijts vande H. Vaders berispt ende vande | |||||
[pagina 153]
| |||||
H. Kercke verworpen om de perijckelen, ende schandaelen, maer hebben daer voor toegelaten Tornoyspelen, Jachten, BatementenGa naar voetnoot1), als die voorsichtelijck met ghenuchte gheschieden. Maer alsoo dees voor de grooten zijn gevonden, alsoo zijn door sommige Schrijvers voor de kinderen gedicht veel selsaeme en genuchelijcke Historien, maer alsoo de selve met veel onbetamelijckheden gevult waren. Dit merckende Geestel: personen hebben de selve mispresen, ende de kinderen verboden. Maer also somige Geestel: en wereltl: personen dicwils gewenst hebben dat de Jonckheyt sou toegelaten worden, soo om de kinderen met dese middelen tot neerstich lesen worden verweckt, soo om dat het by naer onmogelijck schijnt dese Historie uyt de handen gheheel te nemen die sy van andere soo dickwils hooren mellen. Soo om datse eenighe recreatie van doen hebben, om het verdriet der scholen te passeren. Dese redenen hebben my ghemoveert, om alle dese verboden Boecken by een te vergaederen ende neerstelijck t'overlesen, d'welck ghedaen sijnde, ende bevindende dat sommige van het begin tot het eynde niet anders en hebben dan treken van onsuyvere liefde, hebbe dese heel verstooten. Andere die voor fondament hadden eenighe groote oorlogen vrome feyten wonderlijcke gheschiedenisse, heeft my goet ghedocht wel ghesuyvert, ende in alles verbetert, wederom met consent, der ghener diese verboden hadde U.L. te presenteren. Onder dese is een oude ende avontuerelijcke Historie vanden Ridder met de Swaen. Heer Frederick vertellende wonderlijcke, ende vremde avontueren seer ghenuchelijck om lesen. Nemt dan dese Historie van vele onnutte, oneerelijcke, ende quaelijcke leydende versieringhen, sententien, ende woorden ghesuyvert, nu sonder perijckel ghenuchelijk om lesen, ende weerdigh om by ander te vertellen die u tot recreatie worden toeghelaeten ende ghepresenteert’. In dezen geest nu ging de corrector zeer radicaal te werk om ook deze Historie, als zoovele andere, te zuiveren van al wat hij voor de Katholieke jeugd schadelijk achtte. Deze ‘fabuleuse’ verhalen, | |||||
[pagina 154]
| |||||
die nu eenmaal onder het volk, en vooral bij de kinderen, algemeen bekend en in omloop waren, en die kwalijk geheel verwijderd konden worden, moesten althans onschadelijk gemaakt worden. Daartoe diende natuurlijk vooreerst niet alleen al wat maar eenigszins ‘naar den mutsaard rook’ en alle spot of lichtvaardige scherts met goddelijke en geestelijke zaken zorgvuldig uitgewied, maar moesten ook, naar de strengere opvattingen der Contra-Reformatie, alle jongere uitwassen van bijgeloof of ‘superstitiën’, al te wonderbaarlijke legenden, en voorts de vroegere, middeleeuwsch-naïeve, overgroote ‘gemeenzaamheid met het heilige’ geschuwd en verbannen worden. Een strengere onderscheiding van het geestelijke en het wereldlijke was vereischt: geestelijke, bovenzinnelijke bestanddeelen, hoe gewenscht, hoe stichtelijk ook op zich zelf, mochten niet telkens lichtvaardig en rouwelijks gemengd worden in zulk een verhaal (‘in qua miscentur prophana divinis’), dat, door de jeugd bij het schoolonderwijs gelezen, zoo licht ook de geestelijke personen, plaatsen, handelingen en toestanden binnen den kring van het wereldsche, vermakelijke betrok; al te vaak misbruikt, moesten zij nu geschrapt of althans in een kleurloos, onzijdig kleed gestoken, verwereldlijkt worden, opdat eene al te veelvuldige en nauwe aanraking tusschen beide gebieden vermeden, een strikte scheiding gehandhaafd bleveGa naar voetnoot1). Voor ons volksboek was het richtsnoer in dezen zin getrokken door zijne karakteristiek in de ‘Censura Libellorum Scholasticorum’ van den boven, blz. 150, genoemden Antwerpschen bischop Malderus: ‘Heremita introducitur multa suadens superstitiosa ex reuelatione diuina; Cygni denique eius consilio ponuntur inter duo altaria cum certis cereis, crucibus & superstitiosis signis, et sic in homines convertuntur’. Overeenkomstig dit voorschrift zijn telkens eenige woorden of uitdrukkingen, zinnen, dikwijls grootere gedeelten, en is enkele malen een geheel hoofdstuk weggelaten of wel in den aangegeven zin gewijzigd. Derhalve zijn vooreerst zeer vaak, min of meer stelselmatig, | |||||
[pagina 155]
| |||||
personen, plaatsen, handelingen, die een geestelijk of kerkelijk karakter hebben, zooveel mogelijk òf verwijderd òf verwereldlijkt. De ‘heremijt’ wordt steevast ‘den (ouden) man’ (17, 25 enz., passim; al is de houtsnede met den biddenden heremiet wel overgenomen!); zijn ‘kluyse’ heet nu een ‘hutte’ (17, 27 enz.); een ‘bisschop’ wordt verwijderd (24, 20; 25, 18-23; 52, 2-3); de ‘abt van St.-Truyen’ vervaagt geheel tot ‘een’ (iemand, 78, 14-17; 83, 6-10; terwijl 79, 4 ‘de abt’ bij vergissing, nu geheel onaangediend, is blijven staan!); de ‘prochiaen’ verandert in een ‘officier’ (d.i. wereldlijk ambtenaar, 79, 25 v.); een ‘kerck’ en een ‘clooster’ worden simpellijk een ‘plaetse’ (78, 13 v.; 81, 14 v., waar ook het ‘outaer’ verwijderd is); noch Beatris (14, 17-20; 39, 20-22), noch de hertogin van Billoen (69, 13-15; 70, 14 v.), noch Helias (75, 11-13, 21 v.; 83, 7, 10, 15) begeeft zich meer in een klooster, waar ook aan Helias en zijne vrouw ook geen graf meer gegund is (83, 24-28). Geschrapt is het gewag van den doop (26, 12; 56, 4 v; 70, 4); van de biecht (11, 10, waartegenover, opmerkelijk genoeg, even te voren (11, 4) ‘een saecke’ wordt uitgebreid tot ‘een heymelijcke saecke die ick u segghen sal in biechte’: bedoeld als een, de booze schoonmoeder Matabrune kenschetsend, ijdel misbruik van dit woord?); van de ‘penitencie’ in een klooster (14, 17-20); van een door den koning geboden ‘biddach ende vastendach’ (74, 15, waar trouwens de geheele bladzijde wegvalt: 74, 8-75, 9); in 't algemeen van het ‘bidden’ (18, 6; 25, 31; 47, 27-30; 53, 5; 55, 27 v., 30-56, 2; zelfs, bij vergissing, ook 29, 7, waar het, blijkens 't vervolg, staat in den doodonschuldigen zin van: brood bidden, d.i. bedelen!); van eene ‘processie generael’ (52, 3). De (bij ongeluk niet geschrapte) ‘abt’ (79, 4) gaat wel met Poncius naar Rome, maar zij doen daar niet hunne ‘devocie’ (79, 14); de stichting van een kerk of klooster wordt verzwegen (46, 6-8; 75, 15); zelfs de ‘Hemelvaertdach’ wordt een gewone ‘dach’ (82, 19). Voorts is alle gewag van ‘(by) miraculen’ regelmatig overal verwijderd (12, 11 v.; 20, 15; 26, 11; 27, 21; 38, 26 v.; 42, 19; 55, 18 v.; 56, 9, 17 v.; 75, 6; 80, 17-19). Ook hetgeen al te wonderbaarlijk, vreemd of fantastisch was is weliswaar niet overal ver- | |||||
[pagina 156]
| |||||
dwenen - dat was in deze ‘schone ende miraculeuse historie’ nu eenmaal vrijwel ondoenlijk! -, maar dan toch zooveel als mogelijk was weggewerkt of althans tot ‘redelijker’ afmetingen herleid: de kinderen, met een zilveren keten om den hals geboren (15, 18-22); Helias' genezing van den blinden bedelaar door het ‘teekenen’ zijner oogen met een kruis (54, 17-20); de verandering der kinderen in zwanen en hunne ‘menschherwording’ (37, 30-38, 1; 55, 30-56, 2; 61, 26-62, 1; 71, 29-31; 74, 8-75, 9: de zeer aanstootelijk geachte herschepping door Helias van den laatsten zwaan, door hem op een altaar te plaatsen, is geheel omgewerkt); de wonderbaarlijk beschermende hoorn (61, 15-18); het zich verblijden van de zwaan, die Helias ‘ghebenedijde’ (61, 24 v.); ook droom- en andere voorspellingen (38, 13-19; 65, 9; 71, 21 v.); Helias' ‘zending’ van Godswege (43, 18; 46, 22; 59, 7-9; 67, 24); in 't algemeen elke rechtstreeksche inmenging of ‘teecken’ van God (26, 11 v.; 41, 27 v.; 62, 9), alle verschijningen van door God gezonden engelen (36, 11, 20-31; 37, 3, 8; 43, 2; 76, 20; 78, 1 v.). Ook Helias' ‘nimmermeer’ wederkeeren is aangelengd tot ‘niet haest’ (71, 17; 72, 31). Zelfs oogenschijnlijk onschuldige, ja vrome uitdrukkingen als ‘by Gods gratie, toelatinghe, wille, ghebode, van Gods weghen’, of andere uitdrukkingen van Gods wonderdadige almacht worden, blijkbaar als een ijdel misbruik, telkens verwijderd (20, 28; 27, 31-28, 1; 30, 5; 32, 5 v., 23; 37, 5 v., 11, 28; 38, 10, 20 v., 31; 41, 17; 43, 3; 47, 6-7, 13, 16; 55, 3, 8; 73, 9 v.); ook ‘gemint van Gode’ wordt, zeker als in deze omgeving ongepast, geschrapt. Zelfs het troost zoeken der hertogin bij God (64, 4) en Helias' hoop op God (67, 15 v.) worden niet geduld. Natuurlijk wordt ook het vloeken en eedzweren weggesneden of zooveel mogelijk beperkt (28, 30 v.; 66, 7-14, 30 v.); elders wordt het ‘doen’ en ‘volbrenghen’ van een ‘grooten eed’ ‘niet behoorlijck’, genoemd (73, 1 v.). Eindelijk is ook de wensch naar den dood, als zondige zelfverwensching, geschrapt (21, 29-31), en schijnt ook het dubbele gouden kruis (het wapen van het koninkrijk Jeruzalem) op Helias' schild (61, 14; 67, 5 v.) in dit verhaal aanstootelijk te zijn geacht. Enkele malen is althans mede om deze of dergelijke redenen | |||||
[pagina 157]
| |||||
een geheel hoofdstuk weggelaten (33, 12-36, 5; 76, 8-78, 3). In de tweede plaats is verder al datgene verwijderd of gewijzigd, wat ook maar eenigszins het zedelijk gevoel of de eerbaarheid zou kunnen kwetsen. Nu bevat het boek zeker verschillende passages, die in een schoolboek inderdaad weinig gepast zijn: bijzonderheden over zwangerschap en baring (9, 10-27), en vooral hetgeen verhaald wordt over het door Beatris ter wereld brengen van zeven jonge honden in plaats van kinderen en over hare voorafgegane ‘conversatie oft gemeenschap’ met een hond; dat dit alles zooveel mogelijk is verdonkeremaand of verzacht is zeer begrijpelijk (11, 28-30; 12, 21; 13, 4, 7-9, 13; 14, 3; 21, 14 v.; 24, 24-29; 33, 12-36, 5: een heel hoofdstuk!); 36, 15-17; 37, 15-17; 38, 5 v.; 39, 14-16). Maar daarmede is de censor niet tevreden. Streng ascetisch, puriteinsch, heeft hij niet alleen bezwaar tegen den zin: ‘Als die hertoghinne op eenen nacht lach by haren man’ (70, 20; vervangen door: ‘op eenen dach sadt by enz.’), maar tegen elke uiting van hoofsche minne of welbehagen in de schoonheid eener vrouw: bij de ontmoeting van Oriant en Beatris wordt dit alles zorgvuldig geschrapt, zoodat als reden, waarom de koning haar wil trouwen, alleen wordt genoemd dat hij ‘had hooren spreken de schoone Beatris soo wijsselijck’ (3, 31-4, 2; 6, 1-2, 16 v., 20). Zelfs bij een bruiloft mag geen ‘geneuchte bedreven’ worden (8, 18 v.) en is er geen plaats voor eenige uiting van liefde (8, 25; 9, 5 v.; 10, 10 v.). Ja ook een afscheidskus tusschen man en vrouw bij het ten strijde trekken schijnt ongeoorloofd (10, 21), het gewag van een tweede huwelijk onwenschelijk (25, 11), evenals van een mogelijken drieling (11, 23). Curieus is ook het weglaten der woorden: ‘datmen den vrouwen verbiet dat doense meest’ (70, 23). Misschien mag men voorts aan een soort van (Brabantsch-politieke?) genealogisch-historische overwegingen of twijfelingen toeschrijven dat wel de afkomst der drie gebroeders Godevaert (ééns Godefroy, 38, 16), Boudewijn en Eustaes van Billoen uit het huwelijk der hertogin Ida van Billoen met Eustachius van Boenen éénmaal vermeld is gebleven (83, 12-14), maar voor 't overige al hetgeen betrekking heeft op het winnen van het Heilige Land, Jeruzalem en het Heilig Graf | |||||
[pagina 158]
| |||||
(38, 13-19; 61, 14; 62, 7-19; 67, 5 v.; 76, 10-78, 3; 78, 5 v.; 83, 32-84, 9) geheel is weggelaten, evenals het winnen van het hertogdom Billoen door den graaf van Frankenberg (65, 27 v.). Ten slotte enkele verbasteringen, bij vergissing, door een drukfout, van vreemde persoons- en plaatsnamen: Macharis, de valsche aanklager, wordt doorgaans verdoopt in Marcus, dus gelijknamig met Matabrune's dienaar (39, 13 enz.; al heeft hij éénmaal (38, 5) zijn naam, in den ouderen vorm Macharius, behouden); voorts zijn Rasse, Poncius, Jaffe onderscheidenlijk Roose, Poucius, Jassa geworden (56, 4; 78, 11 enz.; 79, 10)Ga naar voetnoot1); evenzoo zijn de namen der Oostersche vorsten en plaatsen (78, 24 vv.) op verschillende wijze bedorvenGa naar voetnoot2). Doch niet alleen naar den inhoud en in den geest, ook in den vorm, de taal en den stijl wijken de tweede en de derde groep aanmerkelijk van elkaar af. Immers terwijl de hier herdrukte uitgave | |||||
[pagina 159]
| |||||
(D) den oorspronkelijken, of althans ouderen, bij de eerste approbatie in 1547 ook in den vorm zeker slechts weinig gewijzigden, en sindsdien in Holland naar den inhoud onveranderden, doch in de taal (niet stelselmatig overal, doch op ettelijke plaatsen) verhollandschten tekst vertegenwoordigt, geven C* en E den in 1618/9 opnieuw gecensureerden, maar ook (door den boekkeurder of door den drukker) allengs hier en daar, in Brabantschen zin, gemoderniseerden tekst. Dientengevolge zijn de verschillen tusschen D en C* E niet altijd van denzelfden aard. Veelal geeft D een meer Hollandsch-Noordnederlandschen, of ook jongeren, C* E daarentegen een (hetzij ouderen of jongeren) Brabantsch-Zuidnederlandschen vorm: een (althans ook) gewestelijk, dialectisch onderscheid. Maar niet zelden ook heeft D den ouden Brabantschen vorm onveranderd gelaten, die in C* E gemoderniseerd is: een bloot tijdelijk, maar altoos Brabantsch onderscheid. Zoodoende leveren deze varianten dus eene kleine bijdrage tot het beloop, de ontwikkeling van het meer en meer uiteengaan der Noord- en der Zuidnederlandsche schrijftaal; zij doen zien welke oudere Brabantsche vormen, woorden en wendingen in de 17de eeuw in Holland vreemd, welke in Brabant verouderd geacht werden. Soms is de in C* E (bewaarde of ingebrachte) vorm meer volksaardig, staat hij dichter bij de (Zuidnederlandsche) volkstaal; soms echter verraadt hij den invloed van het (den geestelijken boekkeurder gemeenzame) Latijn: beide eigenaardig Zuidnederlandsch, tegenover de Noordnederlandsche vormen. In sommige vormen van C* E zou men ook invloed van den Eranschen zinsbouw kunnen vermoeden. Doch wijdloopig opgeven van alle plaatsen scheen hier onnoodig, vermelding der punten van verschil meestal voldoende. In het volgendeGa naar voetnoot1) is dus de eerstgenoemde vorm die van D (hetzij, meestal, Hollandsch, hetzij, soms, ouder Brabantsch), de tweede die van C* E (ouder of jonger Brabantsch). Klankleer. Drie ✕ dry, trede ✕ terde, peynsde ✕ peysde, Luyc ✕ Ludick, kettenen ✕ ketenen, litteecken ✕ licteecken, dat ✕ dattet, dat dit. | |||||
[pagina 160]
| |||||
Vormleer, -dy ✕ ghy, hem ✕ haer, hun (hunne) ✕ haer, hen (haere); ic leveren (hem) ✕ die ic levere; wert ✕ wi(e)rt, wert ✕ was (in 't pass.), vertrock ✕ vertrack, vonden ✕ ghevonden, begonnen ✕ begosten, hebbe ✕ heb, - ✕ gonck, derre ✕ derve, ick sie ✕ ick sien. Woorden. Glavien ✕ lancien, hulpe ✕ behulpe, nap ✕ cop, peter ✕ kint, rouwe hadde ✕ bedroeft was, vare ✕ vervaertheyt, verdriet ✕ druck, vrouwe ✕ wijf (21, 8, maar omgekeerd 31, 29); gheerne ✕ gheringh, gereedt ✕ bereedt, gheweldelijc ✕ vreesselijc, t' onrecht ✕ onrechtelick, ontrou ✕ onghetrou, schandelijck ✕ schaemelijck, open ✕ op, oprecht ✕ ghewaerigh, weert ✕ weerdich, willichlijck ✕ ghewilliglijck; dynen ✕ uwen, eygen ✕ selfs, elckerlijc ✕ elck een; bescheyden ✕ beschudden, betoont ✕ vertoont, dacht ✕ ghedachte, ghenaemt ✕ gheheeten ghevoet ✕ opghevoet, quam ✕ overquam, ontliep ✕ ontgae, ontset ✕ ontstelt, opstellen ✕ opstecken, sach ✕ bekende, slaen ✕ staken, stercken ✕ stijven, toesage ✕ wachte, trocken ✕ reysen, verbernen ✕ verbranden, vertroost ✕ ghetroost, verweren ✕ beweerenen, vloeden ✕ vlieten; af ✕ van, by ✕ door, in ✕ tot, met ✕ tot, met ✕ van, nae ✕ naer, nau ✕ naus, niet dan ✕ niet als, soo haest ✕ ter stondt, te ✕ tot, tot dat ✕ soo dat, van ✕ af, van ✕ met; ay ✕ ha. Woordschikking, zinsbouw. Een oudere, pleonastische of ‘varieerende’ verbinding van synoniemenGa naar voetnoot1) is veelal vereenvoudigd door schrapping van een der woorden (of vervanging der twee door één derde): behoet ende bystaet ✕ bewaert (10, 7), wijs (ende gheleert, 38, 20), gheneuchte (ende vrolicheyt, 56, 8), schoonheyt (ende weselijcheyt, 66, 3). De negatieve verbinding niet (noch enz.) - en is vaak vereenvoudigd tot het enkele niet enz. (11, 13; 12, 2; 58, 24; 71, 2), zelden tot en (27, 25; 57, 25); in uitzonderende bijzinnen is en vervangen door of(t) of weggelaten (6, 7; 11, 13; 28, 3); verg. ook 55, 1: voor hy en ✕ hy en. In de verbinding van twee voorzetselbepalingen door ende wordt de oudere herhaling van het voorzetsel (zie Stoett, Mnl. Synt.3 § 129) | |||||
[pagina 161]
| |||||
in D veelal weggelaten, doch in C* E behouden: 3, 24; 14, 10; 81, 31. Een terugwijzend vnw. die na een znw. komt vaak niet in D, wel in C* E voor: 14, 28; 80, 12; 83, 5. - Evenzoo een overtollig dat na hoe en wat, in afhankelijke zinnen: 32, 7; 70, 24; 79, 25. Het oude, overtollige, samenvattende soo (Stoett, a.w. § 325) komt vaak niet in D, wel in C* E voor: 3, 16; 9, 6; 11, 2; 14, 30; 28, 18; 62, 26; 64, 93; 66, 29; daarentegen, omgekeerd, wel in D, niet in C* E: 30, 4; voorts soo-soo in bijzin en hoofdzin (D) ✕ hoofdzin + voorwerpszin zonder soo (C* E): 3, 5. Onophoudelijk hebben C* E in den aanhef van een nieuwen hoofdzin het gemoedelijk verbindende ende der volkstaal (denkelijk meestal wel uit het oorspronkelijke behouden), terwijl het in D ontbreekt (verwijderd is?): 3, 31; 8, 20; 10, 19; 12, 30; 14, 14; 20, 18, 21; 21, 9, 22; 22, 1; 25, 12; 29, 5; 30, 2; 38, 19; 43, 11, 29; 52, 5, 18; 55, 9; 58, 7; 59, 3; 61, 21, 28; 73, 12; 79, 22; 80, 6, 9; 82, 4, 12; 83, 28. Veel zeldzamer is het omgekeerde: 17, 25; 26, 1; 65, 25; 66, 8; 71, 20. - Dergelijk doen aan 't hoofd van een zin ontbreekt, tegenover D, in C * E: 21, 13, 23. Verbinding van een bijzin met een voorafgaanden hoofdzin door een betrekkelijk waer om, - af (naar Latijnsch model?) in C* E, terwijl D twee hoofdzinnen met daerom heeft: 15, 5; 27, 28 v. Invloed van het, den geestelijken boekkeurder gemeenzame, Latijn? Eindelijk de woordschikking. Hoofdzin. D: onderw. - (hulp)ww. - bep. - ww. (inf., ppp.) ✕ C * E: onderw. - hulpww. - ww. - bep. (ic sal heden desen dach sien ✕ i.s.s.h.d.d.) 47, 10 v.; 57, 29. Fransche invloed in Zuid-Nederland? Hoofdzin met inversie. D: hulpww. - onderw. - ww. - bep. ✕ C * E: onderw. - bep. - hulpww. - ww. (dede sy Matabrune halen ✕ d.s.h.M.) 12, 13, (daer nae heeft se my ... fenijn willen gheven ✕ se my ... f.h.w. gh.) 39, 17. Afhankelijke zin. D: onderw. - bep. - ww. ✕ C* E: onderw. - ww. - bep. (datse op de verradery niet en dachte ✕ n.e.d.o.d.v.) 13, 1; evenzoo 25, 4; 57, 14; 67, 25; 83, 21. Wederom Fransche invloed? Doch ook omgekeerd: 3, 13; 15, 16. | |||||
[pagina 162]
| |||||
Afhankelijke zin. D: onderw. - bep. (aanw. vnw.) - ww. ✕ C * E: bep. - onderw. - ww. (alse de coninghinne dit hoorde ✕ a. dit d.c.h.) 13, 10; 21, 20; 44, 5; 61, 23; 81, 3. Doch omgekeerd: 73, 16. Beknopte bijzin. D: bep. - ww. ✕ C * E: ww. - bep. (om haer verraedtschap te volbrenghen ✕ o.t.v.h.v.) 12, 14 v., 19; 38, 10; 55, 10; 65, 13. Nogmaals Fransche invloed? Of moet hier en elders aan een verschillend gevoel voor ‘zinsrhythme’ gedacht worden? Andere gevallen van verschillende woordschikking: 3, 9; 9, 4, 8; 66, 4. Dit overzicht geeft een denkbeeld van de wijze, waarop de boekkeurder van 1618/9 de oude volksboeken naar inhoud, geest en vorm voor Zuidnederlandsch schoolgebruik pasklaar heeft gemaakt. In menig opzicht is zoodoende inderdaad iets geheel anders ontstaan dan de oorspronkelijke Historie.
Alle latere Antwerpsche drukken kunnen herleid worden tot de in 1619 gewijzigde editie. Het is overbodig de verschillen tusschen deze uitgaven onderling uitvoerig op te sommen. Wij mogen zeker wel aannemen dat er in de 17de eeuw nog verscheidene nu onbekende uitgaven zijn geweest. Naar een daarvan moet G zijn nagedrukt; immers enkele afwijkingen doen zien, dat E niet het voorbeeld kan zijn geweest. Men zie slechts: (10, 7) DG bystaet, E bewaert, (21, 26) DG heeft E baert, waar de lezing van G met D overeenkomt en E gewijzigd heeft, (9, 29) D toe tast en, G toe-tasten, E toe rocsten, (24, 21) D onder correctie, G op de correctie, E op u correctie, (25, 14) D oft sy, G of zy, E oft ick, op welke plaatsen E door een drukfout onverstaanbaar geworden is; en (66, 3) D schoonheyt ende weselijcheyt, G schoonheyt ende wijsheyt, terwijl in E de door den censor van 1619 gewijzigde woorden zijn uitgevallen. Heeft G dus in sommige gevallen de oorspronkelijke lezing bewaard, waar die in E verbasterd is, op andere plaatsen vertoont G een gemoderniseerde en veranderde redactie. Zoo b.v. (3, 15) E versolageren, G solageren, (8, 19) E van vieren en alderley ander ghenuchten, G van alderleye ander genuchten, (8, 27) E onbekentheyt | |||||
[pagina 163]
| |||||
(d.i. onverstand), G onbedachtheyd, (11, 5) E in biechte, G in stilte, (17, 24) E maer byder gratien Godts quam, G alleen quam, (42, 6) E als ghy my siet draghen, G gelijck gy my siet dragen, (42, 22) E als wy saten ende aten daer wilde appelen int bosch, soo vont ons, G als wy wilde appelen aten vont ons. - Maar wij treffen ook wijzigingen aan, die tevens toevoegingen zijn; b.v. (17, 27) E honger, soo creegh hy ooc droefheyt, ende hy weende ende bewantse inden mantel, G honger, sprongen hem de tranen uyt zijn oogen en al weenende nam hyse op, en wontse in den mantel, en (51, 25 v.) waar de lezing van DE vervangen is door: Den Coninck dede den verrader met de beenen aen een galge hangen naer zijn verdienste. De overige Antwerpsche uitgaven van het volksboek komen in hoofdzaak overeen met G en zijn blijkbaar naar elkaar nagedrukt. In I is de ouderwetsche spelling van G gemoderniseerd. J is geheel gelijk aan I, behoudens natuurlijk enkele drukfouten; ook de verdeeling der woorden over de bladzijden is dezelfde, ofschoon de houtsneden niet altijd van eender grootte zijn. Ook N is een getrouwe herdruk van I, doch de spelling is hier en daar een weinig gewijzigd en sommige woordvormen zijn gemoderniseerd (b.v. en voor ende, had voor hadde). S is eveneens te herleiden tot een druk dezer soort; hier en daar zijn echter kleine wijzigingen aangebracht en een enkele maal is de tekst door misverstand zonderling vervormd, b.v. blz. 6, r. 5, waar Oriant tot Beatris zegt: gy hoeft veél van my te houde, i.p.v. dat gy van my moet houden, gelijk door een drukfout in het voorbeeld stond (in den zin: ik mag in dit land wel komen, dat gy van my te leene moet houden). U staat dicht bij S, doch het is zeker dat Herleyn niet dezen druk van Thys heeft nagedrukt; de spelling Efmeri voor Esmeri bewijst dat hij een uitgave met lange s heeft gebruikt. De druk is slordig. Op vele plaatsen wordt de zin verduisterd door uitgevallen woorden en andere drukfouten. Het opmerkelijkste is echter, dat het slot van het volksboek in U ontbreekt, ofschoon de drukker nog 2½ witte bladzijden te zijner beschikking had. Het verhaal eindigt namelijk in het hoofdstuk, getiteld: Hoe Pousius in 't wederkeeren van Jeru- | |||||
[pagina 164]
| |||||
salem Helias vond, en wel met de woorden: Ha (lees Hy) antwoordde: ja, want zy beminnen hunnen zoon Helias zoo zeer, dat zy verlaten hebben Lillefoort (zie onzen herdruk blz. 80, r. 14); iets lager staat dan, halverwege de bladzijde: einde. Vermoedelijk heeft Herleyn dus een defect exemplaar nagedrukt, waaraan de laatste bladzijden ontbraken. Of het voorbeeld van S en U soms geweest is L, kunnen wij niet nagaan, zoolang geen exemplaar der uitgave van Gimblet aan het licht komt. De Gentsche drukken van het volksboek die wij kennen hangen samen met de Antwerpsche. Van Paemel heeft echter in zijn herdruk den tekst op vele plaatsen veranderd, zoodat R dikwijls van de oudere Antwerpsche uitgaven afwijkt. Die veranderingen bestaan veelal in het moderniseeren van oude woorden en zinswendingen, maar zijn soms ook vergissingen. Men zie b.v. 3, 15 G solageren, R vermaecken; 8, 28 G een simpel J., R een gemeyne jongvrouwe; 13, 15 G sloegh voor haer herte, R sloeg voor haere borsten; 14, 6 G maer Godt hebt lof die't al belieft heeft, R maer hebt Godt lief, die 'tal belieft; 21, 10 G vertrecken, R verhaelen; 21, 20 G stijven, R bevestigen; 22, 3 G daer hy ontsliep, R en viel in slaep; 25, 9 G sonder oor, R zonder erfgenaem; 25, 30 G overdaet, R misdaed; 31, 24 G goudtsmit, R zilversmid; 65, 30 G vredelijck, R met vrede; 71, 24 G gekrijsch, R gedruys; 72, 28 G wilt se houwen, R wilt haer ten houwelyk besteden. Op verschillende plaatsen is echter ook de geheele zin gewijzigd. Zoo b.v. 49, 15 v. riep hy: ô valschen verraeder, meynd gy my ook te verraeden, is 't u niet genoeg geweest, dat gy myne moeder verraeden hebt, waerom wilt gy haeren zoon ook ter dood brengen? 66, 28 om de eere Gods, om de myne en van die edele vrouwe; 69, 20 te Nimwegen in Gelderland, met alderleye musicaele instrumenten (met weglating van: daer groote geneuchte ghemaeckt was enz.). Blz. 66, 4 is: die hem wel beviel vervangen door: zoo verliefde hy op haer.
In de reeks van Volksboeken, in 1846 begonnen door J.F. Willems en F.A. Snellaert, naar het voorbeeld van de Volksbücher | |||||
[pagina 165]
| |||||
van Marbach en Wolff, werd ook opgenomen de Geschiedenis van den Ridder met de Zwane. Deze uitgave (T) is eene bewerking van R. De toen in Vlaanderen meest verspreide tekst van het volksboek werd door Snellaert in verbeterden vorm opnieuw in het licht gegeven. Hij heeft daarbij Van Paemel in hoofdzaak gevolgd, maar doorloopend, waar hij dat noodig vond, de woordenkeus veranderd. Ook ging hij hier en daar critisch te werk, doch hij heeft niet getracht het volksboek in zijn oorspronkelijke gedaante terug te brengen. Toch heeft hij blijkbaar een der Amsterdamsche uitgaven van het volksboek in handen gehad en geraadpleegd. Daaruit heeft hij b.v. het in 1619 door de censuur geschrapte hoofdstuk over Helias' dochter Yda en hare kinderen (76, 10-78, 3) in verkorte redactie weer in het boek opgenomen. Daaraan ontleende hij ook den naam van den ‘graef van Frankenberg’, die in R een ‘graeve van Ardennen’ was geworden. Ook wordt de ‘oude man’ die de te vondeling gelegde koningskinderen grootbracht wederom een ‘heremyt’ genoemd. Doch overigens bevat het volksboek van Snellaert een even onbetrouwbare lezing van het verhaal als de andere tot deze groep behoorende drukken. Ook de eigennamen zijn onkritisch veranderd (R: Pirion, Rooze, Esmeri, Pousius; T: Perion, Roosje, Esmer, Poesius). T is verschillende malen door andere uitgevers nagedrukt, zoowel in België als in Nederland. V en W zijn beide vrij getrouwe herdrukken, doch de Vlaamsche spelling is natuurlijk gewijzigd en ook de bewoordingen werden hier en daar verhollandscht. Y stemt bijna geheel met T overeen, behoudens de gemoderniseerde spelling en enkele onbeteekenende veranderingen. X daarentegen is eene zeer vrije bewerking van het verhaal, waarbij de lezing van T gevolgd wordt, doch de schrijver de geschiedenis op zijne wijze inkleedt. Z eindelijk bevat de oorspronkelijke Brabantsche, later in Noord-Nederland bewaard gebleven redactie, naar een der oudere drukken daarvan met geringe wijzigingen en in moderne taal vrij naverteld. |
|