| |
| |
| |
August Hans den Boef
Een geval van vervreemding
Teun A. van Dijk en zijn lamlendige kruistocht tegen Komrij en de Nederlandse elite
‘Jullie bidden niet meer tot een God, jullie bidden tot een godsdienst.’
Jezus, in Gerrit Komrij's De redders (1985)
De afgelopen jaren moest ik geregeld vernemen dat journalistiek een monopolie is van oudere, witte mannen. Degenen die deze misstand genadeloos aan de kaak stelden, waren meestal... oudere, witte mannen. Opvallend is dat ze het nooit hebben over het monopolie van oudere, witte, heteroseksuele mannen. Dat doen ze niet omdat ze vinden dat homoseksuelen in de journalistiek genoegzaam zijn vertegenwoordigd, maar in de wetenschap dat degenen die zij verdedigen - vrouwen en eigenlijk vooral gekleurde mannen - het niet erg op homoseksuelen hebben.
Vervang journalistiek door wetenschap en je ziet hetzelfde patroon. Veel van de multiculturele vaandeldragers die in dienst van de wetenschap strijden tegen elke vorm van belediging, discriminatie en racisme jegens allochtonen - alsof justitie slaapt - wonen in comfortabele woningen in de Amsterdamse grachtengordel, dan wel in de ketens van fraaie, groene dorpjes in en om de Randstad. Dat maakt hun uitspraken op zich niet minder betrouwbaar en die prettige woonomgeving is hun van harte gegund, maar je voelt je een beetje ongemakkelijk bij hen, net als bij de oudere witte mannen die pleiten voor meer diversiteit in de journalistiek. Het ongemakkelijke gevoel dat je krijgt in het gezelschap van wereldvreemden, terwijl je zelf boodschappen doet in Amsterdam-Oost.
Deze academische vaandeldragers publiceren her en der opiniestukken, geven lezingen, laten zich interviewen en produceren daarbij louter ideologische teksten. Dat recht hebben ze en hun meningen zijn vaak zeer behartenswaardig, maar ze maken dikwijls oneigenlijk gebruik van de status van hun wetenschappelijke werk als legitimatie voor hun ideologisch ingegeven stukjes. Net als de opinie van professor Pim Fortuyn over de islam noch te maken had met het vakgebied waarin hij was gepromoveerd, noch met dat waarin hij enige tijd zijn leeropdracht heeft vervuld.
Zo ook heeft het domein van professor Teun A. van Dijk - tekstwetenschap - weinig te maken met de gecompliceerde en dynamische ontwikkelingen van moslimmigranten in de Nederlandse grote steden en de reactie van de niet-islamitische bevolking daarop. Van
| |
| |
Dijk is z'on oudere, witte man die ideologisch geladen en in zijn geval zelfs be-laden stukken schrijft, maar daarbij altijd vergeet zijn toga uit te trekken.
Deze tekstwetenschapper staat daarin niet alleen. Hij heeft in Nederland gezelschap van islamologen, migrantenonderzoekers, onderwijskundigen, taalwetenschappers en mediadeskundigen. Een aantal van hen is in hun vakgebied en onder opdrachtgevers tamelijk populair. Zie het recente debat over het Verwey-Jonker Instituut en de vermeende ideologische vooringenomenheid van de betrokken onderzoekers annex hun betrokkenheid bij het integratiebeleid als voormalige adviseurs. Van Dijk past uitstekend in deze wetenschappelijke ‘traditie’, zij het dat collega-professor Jan Willem Duyvendak misschien niet als ideoloog, maar wel als keurige wetenschapper mijlenver boven hem uitsteekt. Duyvendak c.s., alsmede hun politieke netwerk zou je paradoxaal genoeg kunnen beschouwen als deel van de elite waartegen Van Dijk zich nu juist zo hevig verzet.
De reden dat Van Dijk emigreert en ook niet meer in het Nederlands wil publiceren, heeft dan ook minder te maken met het niet honoreren van zijn ideologie, maar meer met het feit dat hij buiten de multiculti-industrie valt. Hij keert zich tegen het elite-racisme dat de media uitdragen, dan wel indirect steunen, in laatste instantie wil hij denk ik weg omdat die industrie hem als buitenstaander in zijn kruistocht tegen Komrij te weinig heeft gesteund. Hij voelt zich door hen miskend, maar kan zich koesteren in zijn internationale netwerkje van anti-racistische onderzoekers.
| |
Het racistische pamflet
Dertien jaar geleden verscheen De ondergang van Nederland. Land der naïeve dwazen. De auteur, Mohamed Rasoel, was tevoren al aanwezig op de opiniepagina van NRC Handelsblad, waar de redactie hem introduceert als de in Iran geboren en in de islamitische wereld getogen ervaringsdeskundige, die werkt aan het boek waarin hij de Nederlanders zal uitleggen wat voor slechts ze van de moslims kunnen verwachten. De naam, zo stelde de auteur zelf in de boekpublicatie, is een pseudoniem. (Die van de vertaler Serke Pronkheer zag er uit als een anagram van René Kurpershoek.) De reacties op het boek waren even voorspelbaar als saai. Obligate instemming in media rechts van het midden, afwijzing aan de linkerkant. Zo ook de bijdrage van professor Teun A. van Dijk, die meende dat Gerrit Komrij achter de mystificatie zat (‘met 95% zekerheid!’). Maar hoe lees je na 13 jaar De ondergang van Nederland? Als een wrakkig, generaliserend en slecht onderbouwd betoog.
Rasoel heeft het over de moslims, maakt geen onderscheid naar land van herkomst en evenmin naar opleidingsniveau. Hij heeft het dus niet over laaggeschoolde plattelanders uit de Rif en Oost-Anatolië als het meest substantiële deel van de moslims die zich in Nederland hebben gevestigd. Niet onbegrijpelijk heeft hij het - vlak na de fatwa voor Salman Rushdie - wel over het Iran van Khomeini. Maar niet over de financiële en andere steun
| |
| |
van fundamentalisten uit Saoedi-Arabië, toen en nu bondgenoot van het westen, en uit Pakistan, nu eveneens een bondgenoot en toen het land van herkomst van Rasoel zelf. Ook zwijgt hij over de destijdse steun van het westen aan de mujaheddin in Afghanistan, onder wie lieden als Bin Laden. Als hij deze elementen bij zijn beschouwing had betrokken, waren er wel meer landen vol naïeve dwazen geweest dan Nederland alleen.
Al met al draagt Rasoels generalisatie niet bij tot een zinnig debat over de islam in Nederland. Sindsdien zijn er voormalige en/of kritische moslims geweest die dit met veel kennis van zaken wel deden. Zij citeerden ook negatievere passages uit de koran dan Rasoel. Het lijkt daarom niet onaannemelijk dat Rasoel geen (geschoolde, kritische, dan wel voormalige) moslim was.
Even generaliserend poneert hij de stelling dat de Nederlanders soft zijn, de moslims hard en daarom zullen overwinnen. Die stelling ontkent de destijdse politieke en religieuze verschillen in Nederland, waarin sommige groeperingen en organisaties wel degelijk zijn mening deelden. Die nuancering had zijn argumentatie versterkt. Hij had op medestanders als Bolkestein kunnen wijzen. Of dit een argument voor een moslim-auteur is, dan wel voor een ‘racistisch collectief’, zoals Van Dijk dat suggereert? ik weet het niet.
Rasoel identificeert moslims met illegalen en criminelen, heeft het over Marokkaanse jeugdbenden, maar zwijgt van Antilliaanse leeftijdsgenoten als ander apert probleem. Dat kan op een strategie berusten: zijn probleemstelling strekt zich nu eenmaal slechts uit tot moslims.
Hij gebruikt authentieke citaten om zijn betoog te ondersteunen, maar vooral uit de krant of tv. Nooit verwijst hij naar wetenschappelijke onderzoeken. Hij noemt dan ook de islamologen niet als bedenkelijke publicisten die het Nederlandse publiek woestijnzand in de ogen strooien. Evenmin verwijst hij naar andere wetenschappers, alsmede politici en journalisten die - tegen beter weten in - uit ideologische of pragmatische motieven de realiteit bagatelliseren. Passen ze niet in zijn visie van ‘naïeve dwazen’?
De jeugd van Rasoel zou een auteurscollectief bij elkaar hebben kunnen geplukt uit een aantal interviews met islamieten uit de Rushdie-tijd, voorzien van de bekende verhalen over slaan, domheid en fanatisme. Van Dijk had dat in een omdraai kunnen aantonen, maar heeft ingewikkelde redeneringen nodig om te bewijzen dat het om een Nederlander gaat.
Met de kennis van nu, na al die (ex)moslims die zich na de coming out van Ayaan Hirsi Ali negatief over de religie hebben uitgelaten, is de stelling verdedigbaar dat het om een moslim gaat die is uitgetreden. Rasoels voorbeeld van een Nederlandse vrouw ‘die haar geloof inruilt voor de islam’, is typisch voor een moslim. Die gaat er meestal niet van uit dat de vrouw tevoren ook ongelovig had kunnen zijn.
Merkwaardig is dat Rasoel de koran vergelijkt met het Nieuwe Testament. Niet omdat die vergelijking automatisch uitvalt in het voordeel van de christelijke tekst, maar omdat christenen ook het (joodse) Oude Testament als sacrale tekst beschouwen. Een vergelij- | |
| |
king met de joodse tekst zou echter niet zo snel in het nadeel van de koran uitvallen. Integendeel.
Zijn observatie dat moslims liegen en zich positiever voorstellen, is sindsdien door de realiteit van christen-, joden-, vrouwen- en homohatende preken van imams enigszins afgezwakt. Rasoels observatie dat de meeste moslims weinig van de Nederlandse samenleving weten, zich daarvoor juist in het geheel niet interesseren, lijkt daarentegen de laatste tijd uit te komen, waarin ook politieke organisaties als de Arabisch-Europese Liga die afwending van de samenleving expliciet en nadrukkelijk als de juiste attitude propageren.
De voorspelling dat Nederland in 2050 wordt ingedeeld in een islamitische en niet-islamitische helft lijkt hilarisch, maar de demografische contouren komen anno 2003 al enigszins in het verschiet als je naar de populatie van de grote steden kijkt. Rasoel rept dan ook van de hoge nataliteit uit moslimmoeders die voor een onstuimige groei van de islam in Nederland zorgt. Die voorspelling is exact uitgekomen, alsmede het daaruit voortvloeiende probleem dat hij verwachtte.
Over komende schisma's onder moslims kreeg Rasoel enigszins gelijk. In Amsterdam-Oost besloten Marokkanen die geen Arabisch spreken ooit om een eigen moskee te stichten. In de Pijp vechten Marokkanen aan dat hun moskee is overgenomen door fundamentalisten die de paychecks uit Saoedie-Arabië krijgen.
Gezien al de bovengenoemde ontwikkelingen zou vrijwel elke Nederlandse rechter anno 2003 de auteur van De ondergang van Nederland, ook op basis van recente jurisprudentie, hebben vrijgesproken.
Kortom, Rasoel overdreef anno 1990, maar minder anno 2003. Al met al gaat het om een warrig, onconsistent betoog, waaruit niet is op te maken welke opvattingen uit 1990 Rasoel precies vertegenwoordigde. Veel zinnen doen denken aan het proza van degenen die Nederlands als tweede taal hanteren en vervolgens zijn geredigeerd door een hulpvaardige native speaker uit hun omgeving, zoals sommige ingezonden stukken in de krant die door moslims zijn ondertekend. Niet als vertaald door een goede, redigerende vertaler.
Er staat een heel enkele zin in De ondergang van Nederland die qua stijl en opinie van Gerrit Komrij afkomstig zou kunnen zijn. Of van Theo van Gogh, Youp van 't Hek, Karel van het Reve, Bob Polak, Louis Ferron, Pim Fortuyn, Jan Blokker, Boudewijn Büch, Robert Loesberg, August Hans den Boef en Teun A. van Dijk. Meer nog van Bart Croughs.
Er zijn soms verschillen in stijl. Maar dat bevestigt weer het beeld van een samenraapsel. Een argument voor een collectief in tijdnood, maar ik zie geen duidelijke anti-islam ‘school’ uit 1990 terug.
Een collectief waarin bovenstaande publicisten hadden gezeten, inclusief de door Van Dijk genoemde Kurpershoek, zou een beter geschreven boekje hebben gemaakt. Met een betere stijl, een helderder stellingname, een consistenter betoog, een bredere argumenta- | |
| |
tie. Gerrit Komrij zou onder pseudoniem een briljant geschreven aanklacht tegen een vermeende islamitische dreiging kunnen formuleren. Hij is namelijk ook een bekwame pasticheur. Iemand als Van Dijk zal tegenwerpen dat Komrij in zo'n geval juist opzettelijk slecht Nederlands zou schrijven. Haar opzettelijk slecht schrijven is nogal moeilijk, zelfs voor een bekwaam stilist als Komrij.
Wie zich verschool, dan wel verscholen achter het pseudoniem Mohamed Rasoel, ik zou het niet weten. De auteur heeft zijn doel - Nederland wakker schudden voor een islamitische dreiging - evenwel niet bereikt. De ondergang van Nederland is een curiosum dat als pamflet in het Nederland van 1990 geen werkelijk serieuze bijdrage heeft geleverd aan het debat over de islam in ons land. Ondanks een aantal aardige observaties. Maar de generalisaties en de uiterst gebrekkige argumentatie maakten het betoog als geheel irrelevant. Waarom dan al die commotie? Waarom de reputatie van een alom geacht literator in het geding gebracht? En waarom het Nederlandse publiek en Komrij dertien jaar na dato lastigvallen met een heel boek?
| |
Het onderzoek
De Rasoel-Komrij Affaire van Teun van Dijk is een wrakkig, politiserend en slecht onderbouwd betoog. Het bestaat uit zeer verschillende delen. Een voorwoord uit 2003. Een beschrijving en interpretatie van De ondergang van Nederland en een vergelijking met uitspraken van Komrij. - Het onderzoek. Een samenvatting van de reacties daarop in de pers. Opmerkingen over het proces dat de Anne Frank Stichting aanspande tegen Rasoel (Zoka van A.). Opmerkingen over het proces dat de Komrij aanspande Van Dijk. Een toets. Een kwalificatie van Komrij als columnist. Een interview met Rasoel. Een interpretatie van ‘De Groep’. Een beschouwing over racisme en elites. Een bibliografie. Een nawoord uit 2003.
Maar alles tussen voor- en nawoord is oude koek uit de periode 1991-1995, die sindsdien op de Van Dijk-site was te lezen. Die koek is nu verwijderd: de zelfbeheerde bakkerswinkel van uitgeverij Critics moet immers draaien.
Van Dijk schrijft dat hij negen jaar met het boek heeft geleurd, maar geen uitgever kon vinden. De reden is denk ik niet dat uitgevers het boek zo slecht vonden - er verschijnt erger - maar dat hij niet zoals sommige islamologen die vergelijkbare door ideologische verblinding ingegeven wartaal verkondigen over racisme en islam, in het juiste uitgeefnetwerk zit.
Het Van Dijkse netwerkje zien we verzameld in zijn bibliografie van vier bladzijden. Een soort ‘aanrader’ voor wie verder wil lezen over elite-racisme, zoals door de internationaal erkende professor Teun A. van Dijk in de hele wereld bedreven, behalve in het lullige land van de naïeve, elitaire dwazen.
Mooi zendingswerk, maar waar is de reguliere bronnenlijst? Ik wil in een oogopslag kunnen zien wanneer en waar al de genoemde publicaties van Komrij verschenen en op welke
| |
| |
pagina ik daarin moet zoeken. Dat geldt ook voor publicaties in de pers. Wie, wat, waar en wanneer van de vele journalisten en wetenschappers die Van Dijk aanvielen en de weinigen die hem steunden. Maar er is geen bronnenlijst, er is slechts dat missielijstje met het internationale antiracisme netwerk. De tekstwetenschapper was ook te belazerd een register voor zijn boekje te maken. De eerste de beste student doet het beter.
Bovendien, als hij de zaak toch in eigen beheer uitgeeft, heeft hij immers honderd procent controle daarover, waarom heeft hij het boek dan niet geactualiseerd? Waarom dan alleen een nieuw, rancuneus voorwoordje en een afsluitende jeremiade? Waarom niet zijn bête noire gevolgd tot en met 2003? Evenals de elitaire publicisten die zijn jeremiade opwekten?
Van Dijk deed zijn onderzoek naar het Rasoel-project niet uit eigener beweging: hij had een heuse opdrachtgever, het Nederlands Centrum voor Buitenlanders. Dat werd toen nog geleid door Mohamed Rabbae, die later als GroenLinks kamerlid van alles en nog wat wilde verbieden: het werk van Salman Rushdie, toneelstukken waarin de vrouw van de Profeet - zijn naam zij geprezen - werd opgevoerd, grappen over Osama Bin Laden. Tegenwoordig is hij als wethouder de Schrik van Leiden.
Van Dijk dekt zich in met de mededeling dat het niet om een wetenschappelijke publicatie gaat. Wat is het dan wel? Het is een hybride, een samenraapsel van een verontwaardigde, zelfbenoemde opinion leader die zich in de battledress van een wetenschapper hult en zich op het aalgladde pad van de onderzoeksjournalist begeeft. Hij glijdt daarbij hevig uit en laat de academische lans telkens uit zijn handen vallen.
Het ‘onthullende’ interview met Rasoel is negen jaar oud. Onthullend is het niet. Niets over Komrij daarin, hoogstens over een ‘Groep’. De ‘Zoon van Tarzan’ (onder die naam trad de door de rechter veroordeelde Zoka van A. op als artiest) zal spreken als het boek is verschenen, heeft hij zijn interviewer in 1994 beloofd. Strekt die belofte zich uit tot 2003? Hopelijk laat Tarzan zich dan door een professionele journalist interviewen. Ik heb tot nu toe geen enkel interview gezien.
Van Dijk gaat er vanuit dat Komrij bij het Rasoel-project is betrokken en stelt daarom dat de auteur natuurlijk niet komriana als ‘treurbuis’ zal gebruiken. Maar met het woord ‘zwerfhond’ laat Komrij zich toch in de kaart kijken, concludeert speurhond Van Dijk.
Rasoel heeft een grote voorkeur voor metaforische redeneringen die hij aan de (huis)dierenwereld ontleent. Daarnaast zijn er redeneringen waarbij hij A en B gebruikt. van Dijk wijst op beide categorieën, omdat die ook bij Komrij voorkomen. Hij verzwijgt dat Rasoel zich na enige tijd hopeloos verstrikt in dit type redeneringen en de Dichter des Vaderlands nooit.
Substitutietrucjes zoals Van Dijk ze toepast, zijn geen bewijzen. Als je in de zin ‘de meeste Nederlandse moslims van de eerste generatie zijn achterlijke plattelanders’ het
| |
| |
woord moslims vervangt door joden, ja dan oogt dat akelig. Los van de onjuistheid van zo'n vergelijking is het effect van die substitutie geen bewijs voor het racistische karakter van de observatie, maar een suggestie van de manier waarop een lezer die vergelijking zou kunnen opvatten.
Puzzeltjes als die in Van Dijks toets houden geen rekening met de context. Uitspraken zonder context lijken immers al gauw op elkaar. Een beetje handig sprokkelen en klaar is Teun. Volgens zijn toetsmethode kan ik aantonen dat een aantal beschouwingen van Komrij door W.F. Hermans zijn geschreven. Sommige zelfs na de dood van Hermans, via een medium.
Nog fantastischer: volgens mij heeft Komrij in Niet te geloven (1997) reeds de vernietiging van het wtc door moslimwapens voorspeld. Hij heeft het daar namelijk over de ‘Zeer Grote Wolkenkrabber’, waarin zijn idee van beschaving zetelt, ‘die de strijd aanbindt met de woestijntent’.
Van Dijk noemt overigens in zijn nawoord 11 september 2001 wel, maar net als zijn warhoofdige collega's onder islamologen beschouwt hij die aanslag niet als een door veel (fundamentalistische, islamistische) moslims bewonderde aanval op het Symbool van het Decadente Westen. Neen, 9/11 heeft gezorgd voor een wereldwijde golf van islamofobie. Zij het dat veel islamologen deze omgekeerde complottheorie slimmer formuleren dan Van Dijk. De Amsterdamse professor hanteert ook een andere merkwaardige omkering. Mao Tse Tungs pragmatische perversie van ‘de vijanden van mijn vijanden zijn mijn vrienden’, past Van Dijk conform zijn netwerk toe op racisten: Komrij bestrijdt een aantal uitspraken van antiracisten en is dus een racist. Merkwaardig dat Van Dijk deze (dis-) kwalificatie van zijn methode in zijn boekje expliciet ontkent. Als het jongentje dat met de pruimen in de hand wordt betrapt.
| |
De bengels
Ik weet niet precies hoe ik Van Dijks politieke opvattingen moet omschrijven. Wereldvreemd? Doorgeslagen? Paranoïde? Overpolitiek correct? In ieder geval vormen ze de basis van zijn aanval op Komrij.
Van Dijks kwalificatie ‘elite-racisme’ is een warrig begrip. Enerzijds lijkt hij op een complot te doelen dat duistere lieden als Komrij via het juridische, politieke en journalistieke establishment beschermt. Anderzijds lijkt het meer op een stijlkwestie, racisme dat niet wordt geformuleerd zoals de man op straat dat doet, maar via literair, dus minder grijpbaar taalgebruik. Minder grijpbaar voor de rechter. Deze methode doet denken aan de enige publicatie in de door Van Dijk aangeraden literatuurlijst die bij Nederlanders bekend is: P. Esseds dissertatie Understanding Everyday Racisme (1991). Maar die werd destijds nu juist van alle kanten neergesabeld. Essed bewees ook iets dat zij niet bewees: juist omdat er in Nederland weinig alledaags racisme viel te meten, moest er wel bij de burgers een onder- | |
| |
huidse vulkaan van racisme sluimeren die de openlijke variant bij de buurlanden in de schaduw stelde. Zij had de twijfelachtige eer de enige promovendus te zijn van de van oorsprong Londense opbouwwerker Mullard, die opgestuwd door het politieke klimaat van de jaren tachtig het helemaal tot hoogleraar bracht in Amsterdam, maar op beschuldiging van frauduleuze praktijken al snel weer geloosd werd. Essed oordeelt Van Dijk kennelijk als belangrijker dan bekende antiracismepublicisten als Stuart Hall of Edward Said, die op zijn lijstje ontbreken.
Een voorbeeld van wereldvreemdheid is zijn oordeel over de Nederlandse media. Aan het eind van de jaren tachtig is er nog maar één links blad voor hem, het weekblad Forum, de opvolger van het dagblad De Waarheid. Nu vond ik als voormalig communist in die tijd Forum niet onsympathiek en evenmin oninteressant, maar om te suggereren dat iemand die zich destijds links voelde, De Groene Amsterdammer, Vrij Nederland, de Nieuwe Revue en Hervormd Nederland totaal ongelezen kon laten? Het is de wereldvreemdheid van iemand die de kwaliteitsmedia beschuldigt van ‘elite-racisme’, maar voor de juridische consequenties terugdeinst en spreekt van te weinig tegenwicht en platform bieden aan racistische geluiden. Nee, dan Forum, dat zijn aanval op Komrij afdrukte.
In ieder geval meent Van Dijk dat het elite-racistische complot in 1993 gedaan heeft gekregen dat de abjecte haatzaaier Komrij de prestigieuze PC Hooftprijs ontving.
Complot? Wie in 1992 een heterogeen gezelschap kenners van het Nederlandse ‘beschouwende proza’ om een topvijf van nog niet gelauwerde auteurs had gevraagd, zou op de lijstjes altijd Komrij hoog hebben aangetroffen. Wanneer het criterium van hoge literaire kwaliteit in het geding is, tellen immers de politieke of andere ideeën minder. Teun van Dijk lijkt in zijn beoordeling van Komrij's kwaliteiten sterk op Elco Brinkman, die als minister van wvc destijds weigerde om Hugo Brandt Corstius de prijs uit te reiken omdat hij politieke bezwaren had tegen diens oeuvre.
Los van zijn omschrijving van elite-racisme is ook Van Dijks definitie van racisme in engere zin vreemd. Hij ziet racisme als een diskwalificatie van sociaal zwakkeren. Over het algemeen beschouwen we - ook juridisch - racisme als een vorm van discriminatie die zich richt op erfelijke uiterlijke kenmerken. Daarom is Van Dijks kwalificatie van De ondergang van Nederland als racistisch pamflet in het licht van Zoka van A.'s veroordeling niet geheel juist. Belediging, discriminatie en haatzaaien, deze drie stelde de rechter weliswaar bewezen, maar het racisme gold slechts de enkele opmerking die Rasoel tegen gekleurde rijksgenoten heeft gemaakt.
Want anders dan religie is huidskleur geen keuze. Het discrimineren van moslims kan dan nooit als racistisch worden betiteld, tenzij de discriminator zijn vizier verschuift naar hun huidskleur.
Analoog hieraan omschrijft Van Dijk racisme uitsluitend als een eigenschap van blanke westerlingen. Het langzamerhand vertrouwde verschijnsel dat Noord-Afrikanen zich -
| |
| |
ook hier - beroepen op de lichtere huidskleur dan hun zuiderburen, dat Nederlandse Chinezen worden lastiggevallen door Nederlandse moslims, Van Dijks netwerk houdt zich daar niet mee bezig. Er bestaat een uiterst interessante Amerikaanse site (meldt u aan via portsideMod@netscape.net) die in de sfeer van de internationaal zo gewaardeerde professor opereert. Deze site roerde onlangs het probleem aan van Native Americans, die weliswaar ergens wel een zwarte voorouder hadden, maar over een bloodline beschikten die veel indianen hen benijdden. Zij worden echter zowel door de Amerikaanse overheid als door de officiële vertegenwoordigers van de Native Americans gediscrimineerd als hun huid iets te donker is en de neus aan de brede kant. Niemand uit Van Dijks netwerk was in de discussies hierover op portside te vinden.
Typisch Van Dijk is dan ook de keuze voor de omslagfoto voor zijn boek, een detail van Delacroix' schilderij Femmes d'Alger. Een zwarte slavin bedient twee Arabische dames, van wie er een zich laaft aan de waterpijp. Wat wil hij daarmee laten zien? Dat Arabieren al in de negentiende eeuw met drugs bezig waren? Dat de nakomelingen van de slaven ook van Arabieren verontschuldigingen en herstelbetalingen moeten eisen? Een verfrissende stellingname die een nuttige wending zou hebben gehad in het debat dat hier de laatste jaren over slavernijmonumenten woedde. Ik vrees dat Van Dijk bedoelt dat zowel Arabische als zwarte dames voor ons, lid van de blanke elite, vreemd zijn. Van Dijk die als de aap van de voortreffelijke Edward Saïd een eigen voorbeeld van ‘orientalism’ bijeen knutselt.
Van Dijk meent dat antisemitisme in Nederland niet zo virulent is omdat er een schroom heerst vanwege de holocaust. Voor hem bestaat het antisemitisme van Nederlandse moslims in het geheel niet. Hij is zelfs te lui om de bekende praatjes over te nemen dat het islam-antisemitisme eigenlijk een authentieke betrokkenheid met de Palestijnse broeder-moslims in Israël betekent.
Vreemd is ook zijn observatie dat een racistische publicist niet voor homo's opkomt (wat Komrij misschien zou vrijpleiten). Maar in zijn nawoord spreekt Van Dijk over Pim Fortuyn als exponent van ‘racistisch rechts’, van wie je toch niet kon ontkennen dat hij voor homo's opkwam. Zo'n fenomeen mag misschien onmogelijk zijn in het Amerika van Teuns netwerk, maar in het land der naïeve dwazen kan dat inderdaad bestaan.
Van Dijks wereldvreemdheid culmineert in zijn omschrijving van de problemen die groepen jonge Marokkanen in de grote steden veroorzaken. Hij bagatelliseert die met een opmerking over ‘een handjevol Marokkaanse bengels die de binnenstad (een beetje meer) onveilig maken’. Het staat er echt! Slechts een zeer klein aantal Marokkanen en toch al onveilige binnensteden. Ik geloof niet dat veel Amsterdammers de wijken Geuzenveld, de Baarsjes of Bos en Lommer tot de binnenstad rekenen. De term ‘bengel’ spant uiteraard de kroon - Pietje Bell uit de Rif - en daarmee plaatst van Dijk zich definitief buiten elk serieus debat. De meeste islamologen en migrantendeskundigen laten zich de laatste jaren voorzichtiger uit over het opvallend agressieve gedrag van jonge Marokkanen dat onlangs nog
| |
| |
het leven kostte van een weerloze Duitse junk. Alleen politieke carnavalsfiguren als de sociaal-democratische, Amsterdamse deelraadwethouder Fatima Elatik ventileren anno 2003 nog dit soort meningen.
| |
Het oeuvre: een gekte geschiedenis
Het grootste verwijt dat je Teun van Dijk kunt maken, is dat hij bij de publicatie van De Rasoel-Kamrij affaire onvoldoende betrokken is bij zijn onderwerp, zowel in wetenschappelijk als in journalistiek opzicht. Dat is in laatste instantie de reden dat hij niemand van zijn gelijk kan overtuigen. Ook de meest doorgeslagen actievoerder niet, die al zijn wereldvreemde ideeën deelt en niet maalt om wetenschappelijke en journalistieke codes. Laat staan burgers als ik die een tweedeling in de samenleving zien ontstaan waarvan kansarme moslim-Nederlanders onherroepelijk het slachtoffer zullen worden. Is die geringe betrokkenheid veroorzaakt door het gegeven dat de miskende racismebestrijder Nederland en ook de taal - zoals G.K. van het Reve in de jaren vijftig? - voorgoed verlaat? En dat hij slechts als een rancuneus afscheidscadeau aan het land van de elitair-racistische dwazen een boek wil droppen dat hij in acht jaar niet kreeg uitgegeven? Als hij werkelijk meent dat Komrij een literaire bijdrage aan het elite-racisme levert en als onderdeel daarvan betrokken was bij het Rasoel-project, had hij het werk van na 1990 moeten blijven volgen en het werk van voor dat jaar nauwkeuriger en completer moeten bestuderen. Spreekt Komrij in zijn talrijke stukken en bundels van na 1990 nog op denigrerende wijze over moslims? Heeft hij de door Van Dijk gewraakte stukken later nog in anthologieën verzameld, zoals het fraaie tweedelige Inkt. Kapitale stukken van vorig jaar, verzameld door René Puthaar? (Nee, geen pseudoniem van René Kurpershoek)
Niet alles van Komrij is in boekvorm gebundeld. Voor een deel van de verspreide stukken had Van Dijk bijvoorbeeld vanaf 1997 in de pcm-Krantenbank kunnen kijken. Behalve in NRC Handelsblad publiceerde Komrij intussen ook in het Algemeen Dagblad. In een seconde heb je een lijst van 214 Komrij-bijdragen. Via de verkleinfunctie kun je dat corpus in een paar seconden onderzoeken op woorden als ‘moslim’, ‘islamiet’, ‘zwerfhond’ en ‘professor’.
Ondanks de enorme omvang van Komrij's oeuvre bestaat Van Dijk het om zijn aanval in feite te baseren op twee columns uit het eind van de jaren tachtig, conform zijn gemakzuchtige sprokkelmethode. Weliswaar heeft hij het ook over columns die na De ondergang van Nederland zijn verschenen, maar dat is louter omdat Van Dijk daarin zelf wordt aangevallen. Waarom heeft hij zijn corpus van bedenkelijke Komrij-teksten niet groter gemaakt? Ik denk dat Van Dijk geen raad weet met een schrijver als Komrij die principieel niet bij een politieke richting wenst te horen. Dan deel je hem maar zelf in en maal je niet om consistentie en continuïteit in zijn oeuvre?
Laat ik niet hypocriet zijn. Een enkele keer ergerde Komrij als columnist mij destijds
| |
| |
ook, bijvoorbeeld als hij in termen van islamitische horden sprak, maar ik nam mij voor dat de column in kwestie tot het domein van de literatuur behoorde. Bovendien is de auteur hiervoor in hetzelfde NRC Handelsblad onmiddellijk op zijn vingers getikt door de keurige K.L. Poll. Met het merendeel van Komrij's politieke stellingnamen was ik het eens. Voor iemand als ik, die in het eind van de jaren tachtig nog maar nauwelijks afscheid had genomen van het cpn-gedachtegoed, was dat soms even slikken. Een stuk in Het boze oog (1983) over het Amsterdamse openbare meubilair, signaleert feilloos dat er in de armere buurtjes geen fraaie gietijzeren ‘Amsterdammertjes’ staan, maar scheve houten palen. Zo'n observatie las ik toen direct als een ‘progressieve’ uitzondering in Komrij's tirades. Ik maakte dezelfde fout als Van Dijk. Want Komrij behoort niet tot de progressieve of reactionaire kampen uit 1983, 1993 of 2003. Hij lijkt van beide deel uit te maken, maar dat is schijn. Komrij is Komrij. En het kost inderdaad tijd, inspanning en een zekere vaardigheid om dat te ontdekken.
Het oeuvre van Gerrit Komrij als geheel laat zich in chronologische volgorde lezen als een kroniek van allerlei vormen van gebeurtenissen, incidenten, tendensen en ontwikkelingen die in de ogen van de auteur evenzo veel vormen van domheid, onlogica, absurditeit en gekte in de samenleving vertegenwoordigen. Een gektegeschiedenis van Nederland. Het land waarvan Komrij de Narrenkoning is, zoals René Zwaap dat twee jaar geleden in De Groene Amsterdammer fraai omschreef.
Sommige verschijnselen zijn we intussen vergeten en doch, dat maakt Komrij's signaleringen daarvan niet gedateerd, het duidt slechts op het aangename feit dat akelige dingen langzaam maar zeker uit ons geheugen wegsijpelen.
Opvallend is dat Komrij die verschijnselen niet beschrijft als een modieuze chroniqueur, genoeglijk surfend op de hypes en wanen van de dag, de oren nauwkeurig gericht op het verwachte applaus vanuit de oever, maar telkens opereert vanuit een eigenzinnige visie op zijn omgeving. Alleen al zijn stukken over literatuurkritiek bieden tezamen een consistent en zinnig program. Waarmee ik het niet altijd eens ben, maar daarover gaat het nu niet.
Komrij mag een misantroop zijn, maar dan wel een met een consistente visie op wat hij om zich heen signaleert. Daarom alleen moet je hem als auteur serieus nemen. Wie een paar stukjes uit zo'n groot en samenhangend oeuvre peutert om de schrijver van racisme te kunnen beschuldigen, zo iemand is geen professionele wetenschapper, zo iemand is evenmin een professionele journalist. Gezien de strafrechtelijke lading van de term racist behoort Van Dijk niet eens meer tot de civil society van de gewone burger. In dat licht kun je zijn zelfgekozen Ausbürgerigung dan ook alleen maar toejuichen, ook al beoogt de miskende professor met zijn demonstratieve stap het tegengestelde effect.
Komrij heeft in de jaren voor en na 1990 allerlei personen en groeperingen geattaqueerd. Politici uit PvdA en cda, de partijen zelf, modieuze literatuur, antiracisme, feminisme - ook in het fraaie verhaaltje Het kroost van Aagt Morsebel (1982) met aandoenlijke muizen- | |
| |
tekeningen van Fritzi ten Harmsen van der Beek - ongewenste intimiteiten en wat dies meer zij. Ook minderheden en de manier waarop zij door meerderheden worden gekoesterd. Daarbij spaart hij de georganiseerde homoseksuelen evenmin, zie de indrukwekkende verzameling stukken in Averechts (1980) onder de noemer ‘Van de verkante keer’.
Zijn aanval op het koude Nederlandse asielbeleid en de praktijk daarvan is dan ook niet atypisch, want ‘progressief’, zoals Van Dijk suggereert, maar past naadloos in Komrij's gektegeschiedenls. Zo'n stuk is een uitzondering, stelt professor Van Dijk vast. Maar waarom doet hij dan geen enkele geleerde poging om dit stuk te rijmen met de columns waarin hij racistische elementen meent te ontdekken? Waren er destijds niet rechtse kuttenkoppen als Elbarda Haars belast met het vreemdelingenbeleid? Hielden marechaussees toen op Schiphol niet graag huis? Viel Komrij in dezelfde tijd niet ook het cda aan?
Waarom schrijft Komrij over moslims zoals hij doet? Is er een ontwikkeling dan wel continuïteit te bespeuren sinds - ik noem maar wat - ‘La llaha llaha’ uit 1983 (Dit helse moeras)? Een centrale tekst van Komrij die zijn verhouding tot religie laat zien, veel directer dan in zijn min of meer autobiografische teksten, is de trialoog Niet te geloven, in 1997 nota bene als boekenweekessay de meest verkochte publicatie ooit van de huidige Dichter des Vaderlands. Daaruit blijkt dat hij alle vormen van godsdienst, inclusief de daaraan verbonden vormen van religieuze onderdrukking afwijst. Een opvatting die Komrij zijdelings al dikwijls in eerder werk had laten zien.
Maar Van Dijk stopte met zijn ‘onderzoek’ toen hij met zijn boek ging leuren.
Wat schreef Komrij over Van Dijk na 1993? De hoogleraar duikt op onder de letter D in De buitenkant. Een abecedarium (1995). Komrij stelt daar dat hij zelf als allochtoon in een vreemd land woont en dat niemand hem een racist moet noemen omdat hij aan vreemdelingenhaat zou lijden. Komrij als vreemdeling - sinds 1984 had hij zich in de buurt van Coimbra gevestigd - daarvoor heeft Van Dijk geen enkele belangstelling. Komrij is immers niet gekleurd, niet arm, niet laaggeschoold en beheerst de schone taal van Pessoa en Saramago heel behoorlijk. Toch spreekt hij in Intimiteiten (1993) over de positie van de vreemdeling en in 1996 bundelde hij zijn observaties over het leven in Portugal onder de titel Een zakenlunch in Sintra. Daaruit zijn veel geleerde observaties te halen over de problemen van de allochtoon in Portugal.
Wat bedoelt Van Dijk met de ‘Politieke Correcte Hoofdprijs’ die Komrij in 1993 ontving? Hier past een bescheiden service aan de lezers van zijn boek. Het motto van zijn ‘dankwoord’, De ondergang van het regenwoud, ontleende Komrij namelijk aan het lemma ‘politically correct’ uit Liesbeth Koenen en Riks Smits, Peptalk (1992). Auteurs die volgens Van Dijk aan ‘sociale en intellectuele achterlijkheid’ lijden. Hij verwijt Komrij in dit verband dat die probeerde ‘zelfs steun te zoeken in een boekje van mijn collega's' Grootendorst en Van Eemeren’. Wederom wat service: dat ‘boekje’ over drogredenen is veel en naar tevredenheid in het onderwijs en ook daarbuiten gebruikt. Daarmee alleen al hebben
| |
| |
Grootendorst en Van Eemeren meer maatschappelijke betekenis gehad, dan Van Dijk met zijn hele oeuvre.
De tekstprofessor constateert dat De ondergang van het regenwoud een serie tegen hem gerichte columns vormt (wat is daar overigens tegen?). Potsierlijk is hij in zijn triomfantelijke constatering dat het Amsterdamse College van Bestuur niet inging op Komrij's suggestie om de gewaardeerde tekstwetenschapper te ontslaan. Maar een open brief is iets anders dan een formeel verzoek. Een ordinariaat - dat was Van Dijks positie als hoogleraar - kan alleen maar worden beëindigd als er sprake is van zaken als financiële fraude of verkrachten van studenten. Om die literaire benadering nog eens te benadrukken nam Komrij in 1997 dit slot van Regenwoud nog eens op in de anthologie Pek en zwavel.
In recente bundels als Lood en hagel (1998) en Vreemd pakhuis (2001), noch in de monumentale, tweedelige anthologie Inkt (2002) komt Van Dijk voor. Evenmin in het onlangs verschenen Demonen, zelfs niet in het slotstuk dat ‘Vijand’ heet. Vooral met dat laatste lijkt Komrij te stellen dat zijn Regenwoud-eruptie de hoogleraar te veel eer deed. Helaas moest Komrij wel reageren op de aankondiging dat Van Dijk een afscheidsgranaat naar hem zou werpen. Op 24 juli dit jaar noemt hij hem in NRC Handelsblad een ‘lafbek’ die nooit excuses heeft aangeboden na de uitspraak van de rechter, een ‘grandioze lafbek’ zelfs, omdat hij in de internetversie Komrij geen racist durft te noemen, maar dat wel suggereert. Komrij besluit: ‘Teun A., blanke lafbek en autochtone charlatan van me, ik had me voorgenomen nooit meer over je te schrijven. Maar jij begon weer.’
Om te besluiten: misschien ligt het grootste bewijs van de desinteresse van de tekstwetenschapper in zijn onderwerp in de volgende gemiste kans. Hij had zijn methode namelijk in 1999 opnieuw aan den volke kunnen demonstreren. Dat jaar publiceerde uitgeverij Bart Bakker - waar ook Komrij's legendarische poëzie-anthologieën verschijnen - Erg! lets over de nieuwste literatuur. De auteur was de volkomen onbekende en onvindbare Vlaming Patrick Demompere. Ondanks het feit dat deze, volgens het achterplat ‘assistent-boekverkoper in een der grotere boekhandels van het land’, ook een scheldkritiek wijdde aan Komrij's roman Dubbelster, meenden velen dat het om een pseudoniem van de Dichter des Vaderlands ging. Van Dijk had toen de gelegenheid gehad om zijn methode in een wat minder - juridisch en politiek - belaste tekstuele omgeving toe te passen. Maar waarom al die moeite doen als je toch weggaat?
|
|