Opeens hoorde ik naast mij een doffe klap. Koos was tussen de benen van Nel onwel geworden. Twee behulpzame biljarters droegen hem weg.
‘Wat nu?’ hoorde ik mijn buurman vertwijfeld vragen, terwijl ik plichtsgetrouw mijn rondjes in deze droge dragonder draaide.
Het werd hoe langer hoe donkerder. Ik sloot mijn ogen maar, want het weinige dat ik zag ontnam me mijn allerlaatste gevoel van eigenwaarde.
‘Hier is de invaller,’ hoorde ik ver weg de boomlange boomkweker met de eeltige handen roepen.
‘Ja, we gaan door!’ riep mijn buurman.
Nog geen twee minuten later brulde Nel als een varken in een baringsnood.
Ze bleef komen en schreeuwde zo hard dat ik niet eens het fluitsignaal hoorde dat het einde van de tweede etappe aankondigde.
‘Ik ben anders helemaal niet gekomen,’ zei Lydia. ‘Wat een fantasieloze likker was dit zeg.’
Net op tijd voorkwam mijn buurman dat zij haar blinddoek verwijderde. Ik kreeg weer een glas bier, maar moest wel meteen doorlopen naar Nel, want de competitie diende voor sluitingstijd van het café beslecht te zijn.
Het beeld van een asgrauwe Koos die de biljartzaal horizontaal had moeten verlaten, maakte dat ik met de nodige weerzin mijn neus tussen Nels dijen duwde, want duwen moest ik. ‘Kom maar schatje,’ zei Nel. ‘Pappie, wees eens lief voor mammie.’ In het schemerduister dat de waxinelichtjes overlieten zag ik zoveel rollen vet dat zij zelfs niet door een elftal overtolligvetafzuigslangen weggespoten zouden kunnen worden.
‘Lik me maar schatje,’ fluisterde Nel, maar ik voelde de hik weer opkomen.
Ze spreidde met haar dikke vingers dat wat tussen haar dijen hing, waardoor een grote teen zonder nagel te voorschijn kwam.
‘Lik me maar, geil beffertje van me.’
‘Hoe staat het hier?’ vroeg mijn buurman over mijn schouder.
‘Kom op jongen. Nog even en je bent de befkoning van “De Hoek”! Hier beffen!!’
Hij duwde mijn gezicht tussen de dijen van Nel en het was of hij mijn hoofd onderdompelde in de Dommel.
Naast mij werd weer luid gejuicht. Voor mij wasemde een emmer de geur uit van haringen die al drie weken hadden liggen rotten. Ik likte dunne mosterd van de huid tussen haar strontgat en sjofele schede, pus van bedorven oesters, slijm uit een omgevallen sputumpot van een longemfyseempatiënt, en kots, kots, kots ... Ja, kots voelde ik opkomen. Voor ik het kon voorkomen kwam een golf braaksel uit mijn mond en sproeide ik die uit over Nels vette vulva die zij nog steeds voor mij openhield.
‘Ja, spuug mij maar vol, geil beffertje van me, zeik me maar vol met je mondgeil en nou beffen en dan ga ik jou onderspuiten!’