schien nog ergens goed voor, had hij gedacht.
‘Gadverdamme,’ zei ze. De krant met de foto sloeg ze agressief uit zijn handen.
‘Wat een weerzin opeens tegen de medische vooruitgang,’ zei hij.
‘Vooruitgang?’
Ze keek hem verbaasd aan, maar toen hun ogen elkaar troffen, zag hij de verbazing overvloeien in argwaan en ergernis.
‘Hoezo opeens?’ vroeg ze fel.
Hij trok een onschuldig gezicht en haalde zijn schouders op. Ze wilde kwaad worden, dat kon hij zien aan hoe ze haar mondhoeken optrok en aan haar dwalende blik, maar ze wist zich te beheersen.
‘Oké,’ zei ze rustig. ‘Oké, je hebt gelijk... opeens dan... opeens... oké.’
Ze schonk hem een gemaakt lachje en liep de kamer uit. Hij hoorde haar de trap oplopen en de deur van Stevens kamertje openen. En daar klonken de sussende, liefkozende woordjes, de tatatataatjes, de joejoejoetjes, de gissegissegissetjes, de woezewoezewoezetjes. Hij wist dat ze er op haar mooist bij lachte. Ze nam hem uit het wiegje en strooide kusjes op zijn wangetjes, zijn rugje, zijn billetjes, ja soms zelfs op zijn piepkleine dingetje. Er school wellust in de manier waarop ze haar borst ontblootte en hem haar tepel aanbood. Maarten keek naar boven en zag haar door het plafond heen zitten, op het afgedankte tweezitbankje, met Steven in haar armen en een glimlach die volmaakt geluk uitdrukte.
Ze zeiden dat Steven zijn ogen had.
Hij stond op en liep langzaam naar de badkamer.
Al bijna een jaar was hij in zijn eigen huis op de vlucht voor zichzelf en steeds weer keerde hij tegen zijn zin in terug naar de plaats waar hij de schaamte het hevigst voelde: de badkamer. Een grote onzichtbare hand leek hem daar vast te houden. Verscholen in de hoeken stonden ze te lachen, de mannen die hij niet kende, naakte, goedgeschapen mannen. Opgewonden. Polsbewegingen. Door niets lieten ze zich tegenhouden. Altijd vonden ze een manier om in de badkamer te komen. Maar als hij op hen toestapte, losten ze op in het niets of glipten weg tussen de tegelnaden. Zwetend, met kloppend hart stond hij daar. Soms duurde het maar een paar seconden, soms langer dan een minuut. Dan lieten ze hem gaan.
Nu duurde het bijna twee minuten voordat hij de deur wist te openen. Uitgeput schuifelde hij naar de kamer. Hij voelde zich afgestroopt. Zijn vel hing op zijn enkels.
Dit was gekte, dacht hij. Gekte, godverdomme. Er knaagde houtworm in zijn hersenen, wat in zekere zin weer het gevolg was van dood zaad in zijn ballen. Het was eigenlijk geen zaad. Het was een belachelijke, witte, lobbige vloeistof. Zijn sperma was een nutteloze uitstoot van een vruchteloos opgewonden lichaam. Zijn wellust