De Revisor. Jaargang 30
(2003)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| |
Sybren Polet
| |
[pagina 74]
| |
het op den duur zo ver dat De Bezige Bij mijn werk niet langer wilde uitgeven; bijna alle nog leverbare boeken werden verramsjt, als ik mij goed herinner zeven of acht in getal. De kritiek haakte op de algemene afkeer van alle afwijkende geschrijf maar al te graag in en na het eerst af te kraken werd het nu doodgezwegen, wat veel effectiever was: discussie ongewenst, dit werk mocht er heel eenvoudig niet zijn. Iemand als Arnold Heumakers bijvoorbeeld schreef in de Volkskrant dat bij hem Ander proza ongelezen in de kast verdween.Ga naar margenoot1 En ik herinner me dat Gerrit Komrij, het huidige Sufferdje des Vaderlands, eens honend opmerkte dat ik tegen de stroom inging, want dat hoorde niet. En plotseling bleek ik geen tegenstanders, maar vijanden te hebben, volgens H.C. ten Berge zelfs ‘vele vijanden’. Ik heb het gemerkt en dat louter en alleen vanwege het hebben van een bepaalde literatuuropvatting, niet een politieke! Ik ben hier enigszins uitvoerig op ingegaan omdat het geval exemplarisch is. Het gaat hier namelijk niet om de een of andere expliciete of geïmpliceerde ideologie, maar om cultuur in het algemeen, en het toont de grenzen die aan het toelaatbare van een afwijkende poëtologie gesteld worden. De literaire kritiek speelt hier wel degelijk een meebepalende rol; over andere elementen die in het geding zijn aanstonds. De cultuur en de culturele poëtica-in-brede-zin betreffen in het bovenstaande geval: het al of niet hebben van nieuwsgierigheid, ontdekkingslust, experimenteerlust; zin hebben voor het onbekende, het onverwachte; het aanvaarden van onzekerheden en onbepaaldheden, enzovoort. Is een cultuur, een literatuur die deze dingen beoogt ongewenst, dan geraakt ze in een benarde positie. Want er zijn welwillende en ter zake kundige critici nodig om het werk in te bedden en te presenteren, er zijn welwillende lezers nodig en er zijn boekhandelaren nodig die hun plankruimte ter beschikking willen stellen - en ten slotte zijn er uitgevers nodig die niet-rendabele literatuur willen blijven uitgeven. Zo niet, dan blijf je als schrijver nergens, ook al bestaat er een Fonds voor de Letteren dat schrijvers subsidieert en een Literair Produktiefonds dat incidentele werken subsidieert. In de jaren zeventig al - dus in een tijd dat ook het Fonds voor de Letteren zijn beslag kreeg door het ijveren van een actiecomité van schrijvers - gingen we ook nadenken over een situatie zoals ik die hierboven schetste, en daarbij ging het om alle moeilijk verkoopbare literatuur, poëzie, essayistiek, niet alleen om experimenteel proza. We voorzagen de wenselijkheid van een garantiesubsidie voor alle categorieën literatuur die het nodig hadden - onder anderen Vogelaar en ik zaten in het actiecomité - en dat betekende in feite: het onttrekken van literatuur aan het marktmechanisme. Natuurlijk kwam het er niet van en de directeur van De Bezige Bij, destijds een schrijverscoöperatie, voelde er niets voor een gesubsidieerde uitgeverij te leiden. Anderen evenmin. Maar ondertussen zijn we wel beland in een situatie dat de meeste boeken weinig verkopen, niet een minderheid. Was vroeger de vuistregel: 10% maakte veel winst, | |
[pagina 75]
| |
20 à 30% bedroop zichzelf, de rest kostte geld. Nu is de verdeling: 10% verkoopt zeer goed, de rest niet of weinig, aldus Anthony Mertens in een gesprek. De vraag die mij voor vanavond gesteld is, luidt: wat is er sinds de jaren zeventig met mijn ideologiekritiek gebeurd? Antwoord: wat de literatuur betreft niets. In de literatuur speelt ideologie geen primaire, wezenlijke rol. Links of rechts bepalen niet je poëtologie.Ga naar margenoot2 Poëtologie bepaalt welk soort vormgeving je kiest, welk vormprincipe, welke structuur, welke procédés en kunstgrepen; de thematiek kan zich naar een bepaalde politiek-sociale voorkeur richten, maar op de vormgeving komt het aan. Al is het ook weer niet zo, zoals het moderne adagium luidt, dat het er niet toe doet wát je zegt, maar hoe je het zegt. Het gaat erom hoe je wat zegt, en soms wanneer.Ga naar margenoot3 Overigens geniet vormgeving, en vooral een complexe, experimentele of, algemener, een van standaardmodellen afwijkende vorm, bitter weinig belangstelling in de kritiek. Het verhaal, de psychologie, naturalistische natuurlijkheid is wat telt, nog steeds of opnieuw. En daarbij speelt literatuurpolitiek wél een beslissende rol en volgens deze wordt dan geselecteerd. Zo leggen Trouw en Vrij Nederland het afwijkende meestal gewoon naast zich neer. Om een persoonlijk voorbeeld te geven: van mijn laatste zeven literaire werken werd er in Trouw niet een besproken en in Vrij Nederland alleen De hoge hoed der historie, een boek vol verhalen, maar hier en elders werd aan de vele intertekstuele en historisch-modernistische procédés geen woord gewijd. En zo is ook de algemene tendens. En opnieuw vallen termen als ‘élitair’ en subsidie-proza voor vormen van cultuur en literatuur die ‘de mensen’ niet aanspreken en die dus ongewenst zijn. Terwijl cultuur en literatuur er bij uitstek zijn om nieuwe gebieden te exploreren, nieuwe vormen, existentiemodellen, wijzen van ‘indirecte communicatie’ uit te vinden - de laatste term is van Kierkegaard -, kortom uit een medium, uit de taal te halen wat er aan mogelijkheden en virtualiteiten in zit. Althans, dat is mijn poëtologie.Ga naar margenoot4 Wat de literatuur aan mogelijkheden te bieden heeft is bij lange na nog niet allemaal verkend. En wat de taak van de politiek zou kunnen zijn, is om de dingen die ik hierboven genoemd heb veilig te stellen en te bevorderen; een kwestie van cultuurpolitiek dus, waarbij ik niet kan laten op te merken dat de terreur van het goede gemiddelde minstens zo groot is als die van de slechte smaak of geen smaak: binnen zekere grenzen mag je best je boekje te buiten gaan, maar vooral niet ‘een brug te ver’, zoals ik eens te horen kreeg: het mag wel anders, maar niet te anders. Veelzeggend is natuurlijk dat juist dit soort literatuurpolitici er als de kippen bij is om ieder vormexperiment binnen de kortste keren als ‘verouderd’ te benoemen, als achterhaald - ‘het is al eens gedaan’ -, of men ‘herhaalt zichzelf’. Terwijl de meer conventionele vormen blijkbaar nooit verouderen en eindeloos herhaald kunnen worden. Maar een feit is dat juist nieuw aangeboorde (schrijf)procédés het zogenaamd ‘inhoudelijke’ kun-nen beïnvloeden en het gebruikte (taal)materiaal mee kunnen bepalen. In die zin | |
[pagina 76]
| |
is het ‘medium’ wel degelijk min of meer of mede de ‘message’. En ten slotte, laten we niet vergeten dat ook de wetenschap een ál fictiever, fictioneler karakter krijgt, van abstracte wiskunde tot quantumtheorie en aan literatuur noties en namen ontleent. En neemt fictionaliteit niet een al groter deel van ons vrijetijdsleven in beslag? Omgekeerd is de schrijver erbij gebaat in brede zin kennis te nemen van de buitenliteraire werkelijkheid, met inbegrip van natuurwetenschappen, nieuwe geestesstromingen en wat er verder aan de hand is.Ga naar margenoot5 Literatuur als preferente vorm van intercommunicatie en indirecte communicatie. Dat is en blijft mijn utopie. |
|