maakte om te voorkomen dat ik teveel met Arvi te maken zou krijgen.
In dat voorjaar had ik voor het eerst de lakens en mijn roze onderbroek met bloed bevlekt. Moeder had ze zwijgend gewassen en grootvader had meteen aan de waslijn gezien wat er was gebeurd.
‘We hebben er weer een hoer bij, moet dat jong verdomme nu ook al met haar kont gaan draaien?’ Ik schaamde me voor grootvader en in mijn boosheid kon ik ternauwernood uitbrengen: ‘Achter jou kont loopt niemand meer aan, je bent al zo goed als dood.’ Mijn beloning daarvoor was een pak slaag met de steel van een hooivork. Grootvader sloeg zo hard dat het zweet op zijn voorhoofd parelde.
Verlamd van boosheid keek ik hem aan: ‘Sla maar, ouwe zak!’
Ik ving de spottende blik op van moeder, die uit het raam van de kamer toekeek. Zij had al partij gekozen.
Ik wist dat Arvi in september weer in de auto zou stappen. Begin, of eind september. Ik had besloten wat ik had besloten.
Toen het verrotte hooi was aangestampt achter de schuur en toen de zon een nieuwe lente deed ontstaan, verkaste Arvi naar de schuur bij het meer om er een nieuw spaanderdak op te spijkeren. Hij timmerde van 's morgens tot 's avonds en pas na negenen kwam hij het erf op om naar de vliering te gaan. Op een avond toen de zon de ene helft van de hemel in vuur en vlam zette en de andere helft paars kleurde, ging ik na negen uur naar de oever. Ik ging onder een grote den zitten en liet mijn blik rusten op het gladde oppervlak van het meer. Arvi kwam naar beneden, ging iets verderop zitten en stak een sigaret op. ‘Je bent een vrouw geworden,’ begon hij en voor het eerst bekeek hij me nauwkeurig van top tot teen. Mijn maag kromp samen en er steeg een blos naar mijn wangen. ‘Ook je borsten groeien zienderogen,’ zei hij, en glimlachte. Ik was tegelijkertijd trots en beschaamd. Ik had mooie grote borsten en een slank figuur.
Er volgde een lange en ontspannen stilte. Het riet stond er prachtig bij met zijn stevige stengels en zijn groene bladeren. Het krioelde van de muggen boven het water aan de oever en jonge visjes staken af als zwarte vlekjes tegen het zand op de bodem.
‘Wat tante Lea betreft...,’ begon ik en keek Arvi schuins aan.
‘Daar hebben we het niet over,’ zei Arvi en doofde zijn sigaret. ‘De dood en zo... het is beter eh... denk jij daar maar niet over na.’
Ik liet mijn lange haren voor mijn gezicht glijden en alles wat tante Lea had gezegd leek vanzelfsprekend. Ik hoefde daar niets van te vertellen. Ik hield het voor me en dat zou tot aan mijn dood zo blijven. Daar aan de oever begreep ik dat er niets uit te leggen viel. Het was niet nodig om iets te zeggen en ik had het gevoel dat Arvi dat al veel eerder had geweten dan ik.
Ik begon me prettig te voelen en ik kreeg zin om lief te hebben. Arvi keek teder naar me. Ik trok mijn kleren uit en ging zwemmen. Arvi bleef op de oever naar me zitten kijken. Mijn tepels werden hard en zwollen op en mijn hart bonsde toen ik naar de oever kwam en op Arvi afstapte.
‘Ga met me naar bed,’ zei ik.
Zonder iets te zeggen keek Arvi me aan, stond op, gaf me mijn kleren en liep naar het huis. Ik kleedde me aan. De tranen stroomden over mijn wangen. Die nacht kliefde de bliksem de noordelijke hemel in tweeën. Er was geen donderslag te horen en er vloog geen druppel tegen de ruiten. Ik bleef de hele nacht wakker en staarde naar het lege bed van moeder.
De volgende morgen stapte Arvi in zijn auto.