De Revisor. Jaargang 29
(2002)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |
Anton Havelaar
| |
[pagina 138]
| |
Finland, een zogenaamd westers land, dat zelfs lid is van de Europese Unie, heel andere gewoonten en gebruiken bestaan dan bijvoorbeeld in Nederland. Op het eerste gezicht lijken de Finnen net zo West-Europees als wij, maar wie het land en zijn bewoners beter leert kennen, ontdekt aanzienlijke verschillen. De Finnen vormen een afzonderlijk volk in Noord-Europa met een taal die zeer sterk afwijkt van die van de buurlanden Zweden, Noorwegen en Rusland. Waarschijnlijk zijn de voorouders van de Finnen ver voor onze jaartelling uit de omgeving van de Zwarte zee naar het huidige Finland gekomen. Het Fins is daardoor meer verwant aan het Hongaars, hoewel de overeenkomst met die taal hoofdzakelijk is terug te vinden in de structuur. Semantische overeenkomsten zijn er maar heel weinig. Finland behoort dus niet tot de Scandinavische landen, het Fins niet tot de Scandinavische talen maar tot de Fins-Oegrische talen en, misschien komt dit toch nog als een schok: Finnen zijn over het algemeen niet lang en ook niet blond.
Finnen zijn dus ‘anders’. Ze zitten vaak in een bloedhete sauna (het is niet helemaal duidelijk of ze die ook hebben uitgevonden), en springen daarna bij dertig graden onder nul in een wak om af te koelen. Ze verzinnen allerlei idiote wedstrijden zoals sleetje rijden achter een rendier, maar dan zonder slee, of wildwatervaren zonder kano. Er worden kampioenschappen vrouwdragen georganiseerd. Een geliefde bezigheid is vissen op een ijslaag van een meter dikte door een gaatje met een doorsnede van tien centimeter. Dat ze bij deze activiteit weinig praten ligt misschien voor de hand, dat is normaal voor vissers. In Finland is het echter normaal voor iedereen. In Finland wordt een man die veel praat zelfs gewantrouwd. Een Finse kennis van me vertelde me het verhaal van een buurman wiens broer lang geleden naar Zweden was vertrokken om daar als houthakker de kost te verdienen. Niemand hoorde ooit meer iets van hem. Toen hij na dertig jaar weer opdook was het eerste dat hij aan zijn familieleden vroeg: ‘Jullie zijn toch niet boos dat ik zo weinig van me heb laten horen?’.
Een van de oorzaken voor de Finse terughoudendheid is de traumatiserende geschiedenis van het Finse volk. Zeshonderd jaar lang was Finland ingelijfd bij het Zweedse koninkrijk. Het land was een arme uitgebuite kolonie waarin alle bazen Zweeds spraken. De Finnen hadden slechts een knechtenrol. Zelfs hun taal werd ze afgenomen. Iedereen die iets in de melk te brokkelen had, of dat nu in de politiek was of in de kunst, sprak Zweeds. Toen eindelijk, aan het begin van de negentiende eeuw de Zweden vertrokken, kwam Finland in handen van de Russen. Van de regen in de drup. Pas in 1918, na een bloedige burgeroorlog in de stijl van de Russische revolutie, werd Finland een onafhankelijke staat. Ook in de Tweede Wereldoorlog werd het land buitengewoon zwaar getroffen. Zowel de enorme verliezen aan manschappen als het | |
[pagina 139]
| |
afstaan van een belangrijk deel van hun grondgebied (aan Rusland) hebben de toch al weinig opgewekte Finnen geen al te optimistische inborst bezorgd. Finland heeft dan ook, na Hongarije, het hoogste zelfmoordcijfer van Europa. Geen wonder dat ze zo zwijgzaam zijn. Geen wonder ook dat de Finnen een zeer sterk nationaal bewustzijn hebben. Hoe jonger een land, hoe sterker het gevoel van nationale eenheid. Zo verdacht als iedere vorm van nationalisme in Nederland is, zo vanzelfsprekend is die in Finland. Dan is er nog het klimaat. De zeer strenge winter duurt, zeker in het noorden, van oktober tot mei. De helft van het jaar is het bovendien donker. Zelfs in het zuiden is het midden in de winter maar een paar uur per dag licht. Weinig mensen gaan in die omstandigheden gezellig hun buren, die twintig kilometer verderop wonen, opzoeken. In die context is het niet verwonderlijk dat er weinig overbodige woorden worden gebruikt. Het is eerder begrijpelijk dat er een zogenaamde ‘high context society’ is ontstaan; een relatief gesloten samenleving met een eigen taal en omgangsvormen waarin men elkaar ook zonder al te veel woorden wel begrijpt. Buitenlanders waren altijd onderdrukkers geweest, gastarbeiders of politieke vluchtelingen hadden tot voor kort zelden de weg naar Finland gevonden. Het poldermodel (low context society), hadden ze niet nodig. Finnen hebben onder elkaar aan een half woord genoeg.
Een van de sterke kanten van het werk van Rosa Liksom is het feit dát het zo Fins is. Net zoals bijvoorbeeld de films van Fellini ondenkbaar zouden zijn zonder Italiaanse couleur locale, zo zijn de verhalen van Liksom onverbrekelijk verbonden met Finland. ‘Finsheid’ (suomalaisuus) is in Finland overigens een heel gewoon woord dat regelmatig opduikt, zeker ook in publicaties over kunst. Deze Finsheid komt op verschillende manieren tot uitdrukking in Liksoms werk: in de eerste plaats door haar landschapsbeschrijvingen of referenties aan het klimaat. Liksom verliest zich niet in uitgebreide detailleringen. Zij heeft genoeg aan een berkenbosje, een laagstaande rode zon of een dikke sneeuwlaag. De setting van de verhalen is duidelijk die van een noordelijk gelegen, uitgestrekt en dun bevolkt gebied. Ze komt ook naar voren in de verbale spaarzaamheid, de moeite met communiceren en de daarmee samenhangende eenzaamheid die zo diep verankerd liggen in het wezen van de Finnen. Het zijn dan ook de hoofdthema's in Liksoms werk. Ze beschrijft alledaagse situaties waarbinnen moeizame liefde, eenzaamheid, pessimisme en angst de boventoon voeren. Haar hoofdpersonen zijn bijna altijd mensen zonder veel gevoel van eigenwaarde, vaak losers die ze niet meer allemaal op een rijtje hebben. Ze zijn altijd op zoek naar zichzelf en naar elkaar. Ze zijn niet in staat om contact te leggen met anderen, trekken zich vervolgens steeds meer terug of worden gewelddadig. | |
[pagina 140]
| |
Meestal gaat het verhaal over een man en vaak is hij het enige personage. Hij is nooit gelukkig en tevreden, behalve als er duidelijk een steekje aan hem los is. Bijvoorbeeld in het verhaal van een man die in een stinkende flat, onder tropische planten in het zand slaapt, papegaaien houdt en droomt over valken. Of de man die zich het lekkerst voelt als hij 's zondags op zijn roestige motorslee de wildernis in scheurt, weg van de mensen. Er is een verhaal over een jonge man die ‘de eerste keer’ niet te boven kan komen, en een over iemand die zichzelf verminkt om gedachten aan vrouwen uit te bannen. Soms zijn ze zielig en wekken ze medelijden op, soms lijken ze ongevoelig geworden rotzakken, maar bijna altijd zijn ze eenzaam.
Liksoms stijl is beknopt en doeltreffend. Die beknoptheid levert soms verhalen op van nog geen halve pagina. Er is er zelfs een waarin ze slechts één bladzijde nodig heeft om een heel mensenleven weer te geven. Juist door die kortheid schildert ze daarin heel raak de inhoudsloosheid van dat leven. Haar sterkste wapen is een soort milde, verborgen ironie die doet denken aan de films van de Finse cineast Aki Kaurismäki (‘Het meisje van de luciferfabriek’ bijvoorbeeld). Net als in zijn werk is het onvermogen van de mensen om met hun gevoelens om te gaan, laat staan om die te uiten, consequent en bijna meedogenloos neergezet. De uitwerking op de lezer/kijker is zowel bij Kaurismäki als bij Liksom vaak absurdistisch of tragikomisch. Hoewel er weinig wordt gelachen in de verhalen van Rosa Liksom, is het dus toch geen deprimerende lectuur. De afgebeelde personen treuren, maar de lezer grinnikt. Het is overigens niet zo dat Liksom zich uitsluitend hiertoe beperkt. Er zijn ook verhalen waarin de toon ronduit hard is, een aantal andere wekt juist ontroering op, of zelfs medelijden. Dialogen komen, dat zal inmiddels niemand verbazen, weinig voor. Vaak wordt een verhaal door middel van een monoloog van de hoofdpersoon aan ons verteld.
Tot slot nog iets over de vertaling. Hoewel Finland slechts ruim viereneenhalf miljoen Finssprekende inwoners heeft, komen er zeer veel dialecten voor. Het is zelfs zo dat men het algemeen beschaafd Fins dat door bijvoorbeeld nieuwslezers wordt gehanteerd, als nogal gekunsteld ervaart. Het wordt aangeduid met de naam ‘boekentaal’. De overgrote meerderheid van de Finnen spreekt een of ander dialect. Rosa Liksom gebruikt in haar werk ook nogal wat dialect. De hulp die Lili Ahonen verleende bij de vertaling, was vooral daarbij onontbeerlijk. Ik heb geen Nederlands equivalent gezocht voor de vertaling van dat dialect. Met name bij de plattelandsverhalen heb ik me geprobeerd voor te stellen hoe mijn opa, die zijn leven in een klein dorpje doorbracht, bepaalde dingen zou hebben gezegd. Door hier en daar zijn, licht archaïsche, woordenschat toe te passen, heb ik geprobeerd de oorspronkelijke sfeer van de verhalen zo goed mogelijk te bewaren. |
|