De Revisor. Jaargang 29
(2002)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |
S. Sjahrir
| |
[pagina 30]
| |
intellectueelen. Zij zijn intellectueelen op westersche wijze. Hun cultureele schat is niet alleen de westersche wetenschap maar ook de westersche kunst en literatuur. Zij leven met die westersche literatuur en cultuur omdat voor hen werkelijk geen andere literatuur en cultuur bestaan, die hun geestelijk leven bevredigen. Hierdoor ook zijn hun idealen ten opzichte van de cultuur geen andere dan de idealen die men in de westersche cultuur aantreft. Deze duidelijke waarheid hoeft niettemin het gehalte van de door jong-Indonesië verlangde cultuur niet te verlagen. Want aan den anderen kant is wat wij wenschen niets anders dan wat de tijden brengen. Tegelijk met het moderner en sterker worden van de indonesische samenleving versterkt zich ook de positie van de jong-Indonesië met zijn idealen. Deze indonesische jeugd, die men vaak als ontworteld ziet, groeit en bloeit in wezen op een nieuwen grond, op nieuw-Indonesië, waarvan velen niets willen zien en weten. Hoe moderner Indonesië wordt, des te dieper gaan hun wortels, des te grooter wordt hun invloed op de indonesische samenleving. De maatstaf die men moet aanleggen voor deze cultuur is dus geen andere dan die men bij westersche cultuur pleegt aan te leggen. Volgens die maatstaf is de literatuur die zij vertegenwoordigen nog ten achter. Dit feit hoeft ons echter niet teleur te stellen. Deze literaire beweging is nog zéér jong. Zij is nog vol fouten en tekortkomingen die nu eenmaal aan de jeugd eigen zijn. Zij is nog zeer verwijderd van de distinctie der grijze haren. Evenwel zijn deze eigenschappen een voordeel voor haar in dezen tijd. Zij is nog vol geestdrift en nog niet behept met het scepticisme en pessimisme van het oude Westen. Haar ziel kan nog ontvlammen voor idealen die den europeeschen scepticus slechts doen glimlachen. De beweging van '80, die in Europa reeds als verouderd wordt beschouwd, kan haar nog bezielen. Zij vecht nog met problemen die in Europa als oude kleeren werden afgedragen. Wat voor Europa verleden is, is voor haar nog toekomst. Op dit oogenblik staat haar cultuur nog niet op de hoogte van de westersche, maar eens zal zij die hoogte bereiken. Tot nog toe heeft zij eenige phasen, die in Europa vele jaren duurden, doorloopen in korten tijd. Ook zijn er één of twee onder haar vertegenwoordigers die van het europeesche modernisme reeds geproefd hebben. Van de verzadiging en moeheid van de cultuur die men in Europa vindt, is ze nog verre. In handen van deze aziatische jeugd heeft de cultuur nog een jeugdig voorkomen. Zoodat velen in Europa zelf meenen dat haar cultuur de europeesche cultuur, die reeds zoo oud is, eens zal vervangen. Dit is een vergissing. De cultuur van deze oostersche jeugd is één met de westersche, en de vernieuwende geest kan slechts de europeesche cultuur vernieuwen, in een zelfde richting en tegelijk met de vernieuwende krachten die in Europa zelf aanwezig zijn. Met het ouder worden van deze beweging zullen de idealen van haar cultuur duidelijker | |
[pagina 31]
| |
worden, stijgen tot de hoogte der idealen van cultuurvernieuwing, die aanwezig zijn over heel de wereld. De vernieuwende cultuurbeweging in Indonesië is als het ware slechts een literaire beweging. Op andere cultuurgebieden, behalve het godsdienstige en wetenschappelijke, is de vernieuwende geest nog niet aanwezig. Van deze literaire beweging hangt echter af in welke richting de indonesische cultuur zal gaan. Als bijdrage tot haar behoeften in haar verdere streven zet ik haar in dit artikel enkele gedachten voor. •
In elk menschelijk en cultureel leven moet een romantische phase doorlopen worden. Zoo ook in de jong-indonesische literaire beweging. Die phase is de phase waarin gebrek aan ervaring en kennis worden aangevuld door gevoel. Het oog is niet, nog niet, beheerscht door het verstand, maar door het gevoel. De gedachte is passief, nog niet actief. De dynamiek in het leven is dynamiek van het gevoel, nog niet van het verstand. Zoo wordt de rede veelal aangevoeld als een rem in het leven. Het gevoel wordt veel meer gewaardeerd dan het verstand, welks macht men niet kent. Het gevoel wordt verheerlijkt, gevormd tot een wereld op zichzelf. [...] Hierboven sprak ik van problemen in verband met cultuur en volk. In Indonesië worden die problemen niet gevoeld en eigenlijk is dat een voordeel voor ons. Algemeen gelooven wij in Indonesië dat de Aufklärung - opvoeding en voorlichting in den ruimsten zin - noodig en nuttig is. Wat hier een probleem is, is slechts hoe die opvoeding en voorlichting moeten bewerkstelligd worden. Zoo ook met het probleem van literatuur en volk. Hier luidt de vraag niet: is het noodig dat de literatuur aan het volk wordt voorgelegd? maar: hoe moet die literatuur zijn om het meeste nut te hebben voor het indonesische volk? [...] Als we de lectuur van het gemeene volk, buiten datgene dat literatuur mag heeten, bezien, dan blijkt, dat het veel houdt van boeken over vreemde landen en avonturen en van goedkoope sentimentaliteit, niet alleen à la Courts-Mahler, maar ook als in het lied van Jan Koloniaal die met zijn moeder spreekt door de radiotelefoon, en andere straatzangersentimentaliteit. Volgens de wil van de massa moet literatuur grof-realistisch zijn, d.i. naturalistisch, en anderzijds sentimenteel. Moet nu deze wil van het volk zoo maar gevolgd worden? Moeten alle schrijvers die voor het volk willen schrijven, uitsluitend Zola tot leermeester nemen? M.i. niet! Vooral niet in Indonesië. [...] Het is niet noodig dat aan het volk naturalistisch of sentimenteel voedsel wordt gege- | |
[pagina 32]
| |
ven. Vooral in onzen tijd is dit fout, en men geeft dan allicht verouderde opvattingen in zijn boeken. Zola had niet de bedoeling op te voeden. Hij beeldde armoede en ellende niet in de eerste plaats uit om ze te doen verdwijnen, maar volgens eigen zeggen om de uitbeelding en verklaring ervan zonder meer. Wij trachten het volk op te voeden, trachten de armoede en ellende te liquideeren, wij strijden voor een nieuwe cultuur. Onze literatuur moet niet laag gesteld zijn, om de huidige geestelijke behoefte van een volk dat nog niet gevormd is, dat nog primitief is, te bevredigen, onze literatuur moet het volk kunnen opvoeden, opdat het eens gedachten en gevoelens zal kunnen waardeeren uit de allerfijnste letterkunde. Onze boeken moeten de gedachten en gevoelens van het volk kunnen optrekken naar een hooger plan. | |
IIWaar kan de verbinding verkregen worden tusschen een reeds hooge letterkunde en de gevoelens en gedachten van een volk, dat nog primitief is? In beider levensgebieden, in de samenleving. De literatuur voor het volk moet sociaal-geaard zijn. En om dat sociale leven te kennen, moeten wij een scherpe en oplettende blik hebben, een koel en helder verstand, moeten wij realistisch zijn. De letterkunde voor het volk zij dus niet naturalistisch, maar realistisch en sociaal. [...] Ik heb getracht de beteekenis van het realisme in de tegenwoordige cultuur en voor de toekomstige aan te geven, zoo ook de verhouding ervan tot het moderne rationalisme. Het grove realisme, bij het volk aanwezig, waardoor het aangetrokken wordt tot het naturalisme, moet in de literatuur verfijnd worden tot modern realisme. De cultuur voor het volk moet modern-realistisch gegrondvest zijn; de stijl zakelijk; zoo ook de letterkunde. [...] Elke schrijver die het volk dient, kan van dezen leeren; zijn literatuur moet hij brengen op de hoogte van het moderne realisme. Hij is vrij om zijn kleuren te kiezen en te mengen, ze aan te passen zoowel aan eigen kunnen als aan de gedachten en gevoelens van het volk. Het volk in Indonesië en zichzelf behoort hij te kennen om de kleur van het realisme, dat hij kiezen zal voor zijn literatuur, te bepalen. Kan nu de slagzin van Poedjangga Baroe, die een nieuwe cultuur inluidt, niet worden vermeerderd tot: met het modern realisme de dynamische geest leiden naar een cultuur voor het indonesische volk? | |
[pagina 33]
| |