De Revisor. Jaargang 29
(2002)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
Ida Nasution
| |
[pagina 14]
| |
kampen hebben, is ook voor republikeinen merkwaardig genoeg om er zich in stilte over te verbazen. Wij kennen deze kolonie van ambtenaren en economen al van voor de oorlog als iets volkomen negatiefs op cultureel gebied maar in het licht van de huidige strijd waar een cultuur alle moeite doet om zich staande te houden, doet deze statische groep wel als iets heel unieks aan. Haar aanmatigende houding ten opzichte van alles wat niet op haarzelf lijkt en op haar manier denkt, maakt het moeilijk een vorm van samenwerking te vinden die niet op incidentele, door de nood der omstandigheden opgelegde gronden berust.
De republikeinse propaganda voor nationale eenheid lijkt ontegenzeggelijk veel op het lugubere grapje van bepaalde mogendheden, die hetzij door economische zwakheden hetzij als verzet tegen buitenlandse tariefmuren, hun toevlucht namen tot de sentimentaliteit van het volk dat zich aaneensloot in nutteloos zelfbeklag, en zich een nationalisme aanmat. Zij duidt echter ook op een bitterheid tegenover het niet begrijpen van de andere partij die vriendelijk-onverschillig het recht van de bevolking op vrijheid erkend heeft, maar kennelijk slechts belangstelling heeft voor de economische en politieke zijde van het geval. Het is jammer, dat de republiek zich in deze defensieve stelling heeft laten dringen en daardoor haar oorspronkelijke plan van vrijheid eigenlijk heeft laten varen. Door het in mootjes te hakken en te zeggen: eerst dit en later dat, heeft zij zich verzwakt. | |
Onder de culturele loupeZowel de nationale als de sociale eenheidsgedachte zijn voor de cultuur van weinig stimulerende waarde. Eerder vormen zij een belemmering door hun eenzijdig binden aan de verantwoordelijkheid ten aanzien van een bepaalde groep. Zij impliceren de fabricatie van talloze wetten die de verhouding van de groep met andere groepen omschrijven moeten, maar ook het wegmoffelen van eigen fouten. Noch de willekeurige wetten, noch de verzwegen fouten, bieden een vruchtbare voedingsbodem voor de cultuur; om ethische en aesthetische redenen. Theoretisch heeft men het begrepen uit de religieuze eenheidsgedachte, de enige die niet aan anderen tekort doet wanneer zij zich versterkt; practisch voelt men zich aan handen en voeten gebonden door de omstandigheden, het practisch nut. | |
De religieuze eenheidBlijft dus over: de religieuze eenheid. Sedert de Christelijke Middeleeuwen en de Moslimse overheersing kennen wij echter geen cultuur meer die zo sterk van het religieuze besef doortrokken is. Sociaal gegroepeerd, vormen de religieuzen thans een partij als elke andere. De tolerantie als gevolg van het beter begrijpen van andere godsdiensten voor- | |
[pagina 15]
| |
komt de vorming van een nieuwe cultuur op godsdienstige basis. Een lekengemeenschap van louter Katholieken of anderszins, die van ingrijpende invloed is op het denken van deze tijd, is niet meer in te denken. | |
Is een nationale cultuur mogelijk?Nemen wij het woord in de strikte betekenis ervan, dan kunnen wij de vraag niet anders dan ontkennend beantwoorden. De wereld is, zoals we vaak genoeg lezen, klein geworden; de verbindingen met en invloeden van het buitenland doen ons dichter bij elkaar wonen; de oceaan die de culturen figuurlijk scheidde is niet meer dan een smalle geul geworden waar men gemakkelijk overheen kan kijken. Maar zij is in zoverre geen waanbeeld, dat de nationale taal een wezenlijk bestanddeel van de cultuur kan vormen, en haar een eigen kleur kan geven, die anders dan de rest is. Dit kan men echter pas naderhand constateren, men kan niet beginnen met het vooropgezette doel die nationale kleur er aan te geven. Het uitgangspunt moet zijn dat men zichzelf verwerkelijkt en niet dat men anders dan anderen is. Het eerste betekent originaliteit, het tweede excentriciteit. Op het tweede werd nog geen enkele beschaving opgebouwd. Het volkskarakter zal haar zeker van de omringende landen doen verschillen, maar toch niet zo dat men van iets specifiek Indonesisch kan spreken. Het geforceerde uiterlijk dat de nationale taal toch al heeft, belooft een krachttoer voor de aanstaande vestigers van de Indonesische cultuuur. | |
Het IndonesischEr wordt genoeg over geschreven, meest speculatief, maar uiterst ‘planlos’ en zonder het besef dat de taalveranderingen, vooral in deze overgangsperiode van bahasa daerahGa naar margenoot1 naar bahasa nasional, van verstrekkende betekenis zijn voor het toekomstige culturele leven. Zij mist nog alle soepelheid, er zullen vele jaren overheen moeten gaan voordat zij als andere cultuurtalen is. Terwijl de wereld met slogans leurt als: kunsten en wetenschappen zijn internationaal, waarmee zij natuurlijk net niets zegt, verklaren onze cultuurspecialisten enthousiast dat wij een eigen cultuur gaan opzetten, wat net zo weinig zegt, omdat ze er nooit bijzeggen wat ze ermee bedoelen. Voor zover het mogelijk is in dit geval over voordelen te spreken, heeft de vraag wat voor voordeel een nationale cultuur bieden kan, behalve een strelen van het nationale gevoel van ijdelheid, iets aantrekkelijks voor zondige mensen als wij, die niet voor de cultuur leven, maar de cultuur voor ons laten leven. |