Raymond Queneau
Op de vlooienmarkt
Op de vlooienmarkt vindt de liefhebber twee voorwerpen die rijmen. Wat te doen? Hij onderhandelt over de prijs en moet daarvoor van de ene handelaar naar de andere gaan, de gebruikelijke beweging, die voortvloeit uit de aard van de plek. Hij volgt dus het gebruik maar krijgt genoeg van die verplaatsingen, vooral omdat hij bang is dat een andere kenner de krachtige assonantie tussen de twee tot verschillende verzamelingen behorende voorwerpen zal opmerken. Een dergelijk individu bestaat overigens niet. De gelijkluidendheid is maar voor één persoon zichtbaar. Die probeert zijn oordeel te schragen met behulp van andere zintuigen: hij tast, hij ruikt, hij luistert, hij proeft. Hij vraagt zich af of het rijm zuiver of onzuiver, staand of slepend is. Hij sluit een holorijm niet uit. In dat geval vormen de twee voorwerpen een paar en kunnen ze voor identiek doorgaan, als we buiten beschouwing laten wat Leibniz zegt over de twee bladeren van de boom, de boom der wetenschap natuurlijk. Een voor een sluiten de kraampjes en de nieuwsgierigen verwijderen zich in drommen. De liefhebber sluit zich bij een daarvan aan, de twee voorwerpen overlatend aan hun stof, hun sluimering, hun misschien wel ongewisse rijm.