Yves Pagès
Niet naar den vleze
Na de paardenslagers sluiten nu ook de afvalslagers hun deuren. Overal verdwijnt de tweede kwaliteit van de snijbank. De klant wil van het geslachte dier alleen nog het in standaardplakken gesneden vlees zien. De rest, lever, hart, tong, nieren enzovoort, veegt hij verwaten van tafel. Kwestie van smaak, naar het schijnt. Kwestie van knaken ook, voor wie hardnekkig blijft zoeken naar bijzonder voedsel en nu constateert dat het onbetaalbaar is. De moderne carnivoor wenst rood of wit vlees, maar zonder de van slechte smaak getuigende klieren, nieren en lever, hij wil alleen maar een idee van vlees voor zijn neus. En vooral zonder pens en hersenen, die bij het afwegen hun metafysische extra dimensie zouden verliezen. De liefhebber van biefstuk krijgt niet graag de gedachte voor zijn kiezen dat zijn eigen vitale functies plaatsvinden in organen van een dermate vulgair soort. Hij prefereert dood vlees.
Dat is in hoofdlijnen wat mij werd toevertrouwd door een slagersjongen, die na een nipt diploma werd aangesteld als keukenpiet en vijf maanden later ontslagen. En niet voor niets. Laten we hem voor het gemak Pierre noemen.
Pierre, zeventien jaar, sappelde in de achterkeuken van een café-restaurant in een provinciestadje. Toen zijn tijdelijke contract eenmaal was aangepast, had hij het in zijn hoofd gehaald drie weken op de intensive care te gaan liggen. Zijn baas hield het op een onschuldige hartruis, de chef de clinique constateerde een blijvende hartafwijking: een lekkende mitraalklep. Er was weliswaar niet direct een transplantatie of pacemaker nodig, maar hij kon wel elk moment opnieuw problemen krijgen. In het medisch rapport noemde een psycholoog als andere mogelijke gevolgen: intermitterende geheugenstoornissen en op middellange termijn depressieve periodes.
Na het verlaten van het ziekenhuis constateerde Pierre dat zijn plaats al was ingenomen door een leerjongen. Hij werd niet bedrijfszeker genoeg bevonden. Spierarbeid zou de herstellende waarschijnlijk nog wel uit zijn mouwen schudden, maar volgens de restauranthouder ‘was hij met zijn hart niet meer bij het werk, met zijn hoofd al evenmin, en had hij de kloten niet meer om zich uit te sloven bij de ovens’. Het was een geval van anatomisch ontslag: voortaan miste hij bepaalde organen om zijn functie te vervullen. Pierre voelde zich een uitgebeende braadkip, kortom fundamenteel gedemotiveerd, zoals zijn voormalige baas op het formulier van de arbeidsinspectie concludeerde.