Gabriele Romagnoli
Telefoon voor Simon
Simon belt Laura op. Maar zij antwoordt niet. Wel is er een op band opgenomen stem die zegt: ‘Dit is 592241; als u na de piep een boodschap achterlaat, wordt u teruggebeld.’ Simon spreekt. Hij smeekt haar om vergeving. Om een teken van leven. Hij zegt zoete woordjes. De tweede piep dwingt hem op te hangen. Laura belt niet terug. Simon probeert het opnieuw. Weer die stem. Hij wacht en vervolgens laat hij een ander bericht achter, vol droefenis. En daarna elk uur één, tien dagen achter elkaar. Ook 's nachts. Hij slaapt toch niet, Simon, reddeloos verliefd als hij is op Laura. Hij zoekt haar thuis, op het werk. Verdwenen is ze. Een telefoonnummer is het enige wat rest. En een opgenomen stem. Waarna een kortstondige leegte die met woorden opgevuld kan worden. Woorden die van tevoren zijn bedacht, om die ruimte beter te benutten.
Een nummer en die stem. Niet die van Laura bij nader inzien. De stem van een andere vrouw. Vreemd, onstoffelijk. Simon hoort hem nog lange tijd. Hij blijft Laura wekenlang bellen. Maar met ruimere tussenpozen. Dan een keer per dag. Uiteindelijk geneest hij, vergeet. Hij belt niet meer. Dagen gaan voorbij, weken. Het is nacht wanneer de telefoon rinkelt. Simon neemt op, met kloppend hart. Een stem, vreemd, onstoffelijk en smekend: ‘Dit is 592241; als u na de piep een boodschap achterlaat, wordt u teruggebeld.’