Michel Houellebecq
Parijs-Dourdan
In Dourdan creperen de mensen als ratten. Tenminste, dat beweert Didier, een secretaris op mijn afdeling. Om een beetje te kunnen dromen had ik de dienstregeling van lijn C van de rer gekocht. Ik stelde me een huis, een bulterriër en petunia's voor. Maar het beeld dat hij me van het leven in Dourdan schetste was een stuk minder idyllisch: je komt om acht uur 's avonds thuis, er is geen enkele winkel open; nooit krijg je bezoek; in het weekend loop je een beetje rond te hangen tussen je diepvries en je garage. Hij hield kortom een waar anti-Dourdanrequisitoir, met als ongenuanceerde slotzin: ‘In Dourdan zou je creperen als een rat.’
Toch ben ik over Dourdan begonnen tegen Sylvie, zij het in bedekte termen en op ironische toon. Dat meisje, dacht ik 's middags terwijl ik met een sigaret in mijn hand liep te ijsberen tussen de koffieautomaat en de frisdrankautomaat, is precies het type dat in Dourdan zou willen wonen; als ik één meisje ken dat in Dourdan zou willen wonen, is zij het; ze heeft echt de kop van een pro-Dourdanese.
Natuurlijk zijn dit nog maar de contouren van een eerste aanzet, van een traag tropisme dat me naar Dourdan doet neigen en misschien wel jaren nodig zal hebben om zijn doel te bereiken, ja zijn doel waarschijnlijk nooit zal bereiken, gehinderd en tenietgedaan door de stroom der dingen, de eeuwig verpletterende werking der omstandigheden. We kunnen met vrij grote zekerheid stellen dat ik Dourdan nooit zal halen; waarschijnlijk ben ik zelfs al vóór Brétigny kapot. Wat niet wegneemt dat ieder mens behoefte heeft aan een plan, een horizon en een houvast. Domweg, domweg om te overleven.