Yasunari Kawabata
Nagels in de ochtend
Het arme meisje bewoonde een huurkamer op de eerste verdieping van een schamel huis. En daar wachtte ze tot haar bruidegom zou komen.
Maar iedere nacht waren het weer andere mannen, die de kamer van het meisje bezochten. Er speelde geen ochtendzon om dat huis. Op versleten mannengetaGa naar voetnoot* deed het meisje vaak aan de achterdeur de was.
's Nachts zeiden alle mannen: ‘Wat? Heb je zelfs geen muskietennet?’
‘Vergeef het me alstublieft. Ik blijf de hele nacht wakker om de muggen van u weg te jagen.’
Bangig stak het meisje dan de groene anti-muggen-wierook aan. Ze deed het licht uit en terwijl ze naar dat ene gloeiende puntje van de wierook keek, dacht ze altijd aan haar kinderjaren. Ze waaide het lichaam van de man met een waaier koelte toe. Als in een droom zo oneindig lang bleef ze met haar waaier waaien.
De herfst was al aangebroken.
Wonderlijk genoeg klom een oude man de trap naar het armzalige kamertje op.
‘Hang je geen muskietennet op?’
‘Vergeef het me alstublieft. Ik blijf de hele nacht wakker om de muggen van u weg te jagen.’
‘Zo? Wacht maar even,’ en de oude man stond op.
Het meisje hield hem tegen: ‘Heus, ik blijf de hele nacht wakker om de muggen bij u weg te jagen. Ik zal geen ogenblik slapen.’
‘Stil maar. Ik kom direct terug.’
De oude man ging de trap af. Het meisje liet het licht branden en stak de anti-muggen-wierook aan. Alleen gebleven onder het lamplicht kreeg ze zelfs geen kans om aan haar kinderjaren te denken. Na een uur kwam de oude man terug. Het meisje sprong op.
‘Mooi, haken hangen er tenminste.’
De oude man hing een gloednieuw wit muskietennet in het armzalige kamertje op. Het meisje kroop eronder en terwijl ze de randen van het net rondom over de grond uitspreidde, deed de aanraking met het fris gesteven gaas haar hart van vreugde opspringen.
‘Ik wist wel dat u terug zou komen. Ik wachtte met het licht aan. Onder het licht wil ik nog lang naar dat witte net blijven kijken.’
Maar het meisje viel voor het eerst sinds maanden in een diepe slaap. Ze merkte niet eens dat de oude man 's morgens wegging.
‘Hallo, hé, hallo!’ De stem van haar bruidegom maakte haar wakker. ‘Morgen zullen we eindelijk kunnen trouwen. Wat een mooi muskietennet! Alleen al het kijken ernaar geeft je een nieuw gevoel.’
De man, die dat zei, lichtte het muskietennet van zijn haken af. Toen trok hij het meisje onder het net vandaan en gooide haar erbovenop.
‘Blijf daar zitten. Het lijkt wel een grote witte lotusbloem. De kamer wordt er net zo schoon door als jij.’
Het meisje voelde zich door de aanraking met de nieuwe stof een witte bloemenbruid.
‘Ik ga m'n teennagels knippen.’
Zittend op het witte muskietennet, dat het hele kamertje vulde, begon het meisje met overgave haar lange, lang vergeten teennagels te knippen.