Stuart Dybek
Ongebruikt materiaal
De plaatsaanwijzer kijkt of zijn naam op de aftiteling voorkomt.
Zijn beroep is stilzwijgen.
Maar er komt een dag dat het verhaal een legende zal worden: hoe hij werd ontdekt, een doodgewoon joch van de straat, terwijl hij stond te kijken hoe een fabriek afbrandde. Het was de directeur van het theater die hem uit die bijna gezichtsloze menigte van gapers pikte die rampen aantrekken. Het was de directeur van het theater die hem later uitlegde dat hij als enige van alle toeschouwers het met een halo omgeven profiel van een pyromaan had, dat in een zwart-witte nacht de vlammen in technicolor over zijn gezicht hadden gedanst.
Hij had dat toen niet tegen de directeur van het theater gezegd, maar hij was er niet aan gewend dat mensen zo theatraal tegen hem spraken.
‘Ik denk dat jij dat hele speciale hebt, jochie. Kom morgen naar het theater, klokslag elf uur. Je laat de middagvoorstelling beginnen.’
Dat was alles. Zo simpel was het.
‘Hou je van Bugs Bunny, jochie?’
‘Ja, ik vind Bugs wel leuk.’
‘Bugs, hè, tutoyeren, hè? Je hebt lef. Jochie. Je gaat het helemaal maken.’
Dus gaven ze hem een zaklantaarn die gloeide als een elektrische roos. Openden de kasten met kleren voor de plaatsaanwijzers; daarin hing het kastanjebruine uniform: een jasje met epauletten en een gouden koord, zoals Brando zou kunnen dragen als meneer Christian. Zo werd hij navigator van de nacht. Hij, het joch dat naar een brand keek alsof hij hem zelf had aangestoken, wiens andere kostuums die van misdienaar waren geweest, krantenjongen, een door en door Amerikaanse jongen, zoals Mickey Rooney die rol had kunnen spelen.
Ze leerden hem hoe hij zachtjes op popcorn moest stappen, hoe hij een schaduw moest worden zo transparant als filmmuziek zodat zijn stoffelijk lichaam nooit de lichtstraal van operateur verduisterde.
Ze leerden hem hoe hij tussen liefdesparen door moest glijden, leerden hem de sprong met gespreide armen - een gewaagde samensmelting van Fred Astaire en Tarzan - vanaf het balkon over het publiek van dromers heen, die allemaal hun eigen droom zaten te dromen, leerden hem om over hun eigen droomtoestand heen te zweven op zoek naar een lege stoel.
Hij werd een nachtdier, een lid van een geheim genootschap dat zichzelf buiten het doek gesloten wist, maar dat net als het ongebruikt materiaal een deel van de film bleef uitmaken.