Stuart Dybek
Lichten
In de zomer posteerden wij ons, in afwachting van de nacht, op straathoeken tegen het avondrood, en keken hoe het verkeer door de buurt kruiste. Soms ging er een auto zonder zijn koplampen aan voorbij en dan riepen we allemaal: ‘Lichten!’
We bleven ‘Lichten!’ roepen tot de lichtbundels aanflitsten. Dat was meestal onmiddellijk - en de bestuurder toeterde bedankt, of kromp in verlegenheid gebracht ineen achter het stuur, of raasde met een extra dot gas voorbij, en dan zagen we zijn rode achterlichten aanflitsen.
Maar soms gebeurde het dat - wie weet waarom? - de bestuurder dronken, high, of gewoon verdwaald in die glijvlucht ergens anders heen, zonder lichten aan door bleef rijden, en dan hoorden we langs de hele straat, vanuit deuropeningen en winkelportieken, stoepen, en op volgende hoeken, stemgeroep als het getwinkel van vuurvliegjes: ‘Lichten! Je lichten! Hé, lichten!’