Raymond Carver
Kleinigheden
Eerder die dag was het weer omgeslagen, en de smeltende sneeuw veranderde in vuil water. Het liep in strepen over het raampje dat op schouderhoogte uitkeek over de achtertuin. Buiten op straat, waar het donker begon te worden, zwoegden auto's door de brij. Maar ook binnen werd het donker.
Hij was in de slaapkamer bezig kleren in een koffer te proppen toen ze bij de deur kwam staan.
- Blij dat je weggaat! Blij dat je weggaat! zei ze. Hoor je me?
Hij bleef zijn spullen in de koffer stoppen.
- Klootzak! Wat ben ik blij dat je weggaat! Ze begon te huilen. Je kunt me zelfs niet aankijken, hè?
Ze zag de foto van de baby op het bed liggen en pakte hem.
Toen hij naar haar keek, veegde ze haar tranen af en keek hem strak aan voordat ze zich omdraaide en terugliep naar de huiskamer.
- Breng dat hier, zei hij.
- Pak je spullen en verdwijn, zei ze.
Hij gaf geen antwoord. Toen deed hij de koffer dicht, trok zijn jas aan en liet zijn blik door de slaapkamer glijden voordat hij het licht uitdeed. Hij liep naar de huiskamer.
Ze stond met de baby op haar arm in de deuropening van het keukentje.
- Ik wil de baby, zei hij.
- Ben je gek geworden?
- Nee, maar ik wil de baby. Ik zal iemand sturen voor zijn spulletjes.
- Van deze baby blijf je af, zei ze.
De baby huilde nu en ze schoof de deken rond zijn hoofdje wat omlaag.
- Ach ach, zei ze, met haar blik op de baby.
Hij liep naar haar toe.
- In godsnaam! zei ze. Ze deed een stap achteruit de keuken in.
- Ik wil de baby.
- Weg jij!
Ze draaide zich om en probeerde de baby met gestrekte armen in een hoek achter het fornuis te houden.
Maar hij kwam dichterbij, reikte met zijn armen over het fornuis en greep de baby stevig vast.
- Laat los, zei hij.
- Ga weg, ga weg! riep ze.
De baby was rood aangelopen en krijste. Bij hun worsteling sneuvelde een bloempot die achter het fornuis hing.
Toen perste hij haar tegen de muur om haar te dwingen los te laten. Hij bleef de baby vasthouden en duwde met zijn hele gewicht.
- Laat los, zei hij.
- Hou op, zei ze. Je doet de baby pijn, zei ze.
- Ik doe de baby geen pijn, zei hij.
Er kwam geen licht door het keukenraam. In het bijna-duister probeerde hij met één hand haar samengebalde vingers los te maken en hield met zijn andere hand de krijsende baby onder een oksel omhoog.
Ze voelde hoe haar vingers weggetrokken werden. Ze voelde de baby wegglijden.
- Nee! schreeuwde ze op het moment dat haar handen loslieten.
Die baby was van háár. Ze greep naar het andere armpje, pakte het polsje en leunde achterover.
Maar hij wilde niet loslaten. Hij voelde de baby uit zijn handen glippen en gaf een harde ruk.
Zo werd het pleit beslecht.