Menno Lievers
De hardloper en de popgroep
Ik was bezig met mijn comeback als hardloper. Het ging goed. Ik mocht mee met een Engelse popgroep naar Israël: zij zouden optreden en ik was uitgenodigd voor internationale wedstrijden. Voor ik op reis zou gaan diende ik eerst met hen mee te gaan om ergens in Noord-Holland, boven Amsterdam, een wedstrijd te lopen. Ik liep mee in de kopgroep, ik had daarbij een bijna extatisch gevoel, maar een paar honderd meter voor de finish hield een donkere vrouw met grote borsten mij tegen door voor mij te gaan staan en snerpend op een fluitje te blazen.
‘Never mind,’ zeiden de Engelsen. Zij namen mij mee naar een Amerikaans uitziende stad, waar toch Nederlands gesproken werd. Ik leidde hen rond. Op een gegeven ogenblik zat ik met mijn voorhoofd voorover op een plastic tafel aan een terras dat in de schaduw van hoge flatgebouwen stond. ‘Do you believe he is an alcoholic?’ hoorde ik hen aan elkaar vragen. Een van de groep antwoordde dat ik hen kon horen, hoewel het net leek of ik sliep.
We moesten naar het vliegveld over een lange weg door weilanden. We reden in een stationcar. Opeens stopte de leider van de popgroep. We zouden door de douane aangehouden worden en hij moest zich ontdoen van allerlei spullen. We gooiden onze koffers in het gras tussen halfhoge bremstruiken en begonnen angstig in onze bagage te wroeten.
Ik voelde me opeens ongemakkelijk. Ik hoorde niet thuis bij deze groep. Ik sleepte mijn koffers door de brem naar een open plek, iets van de weg af. Daar belde ik mijn buurman, die beloofde mij onmiddellijk op te komen halen.
De groep werd agressief en ging mij belagen, terwijl in de verte de politie al naderde. De komst van de politie maakte mij angstig. Gelukkig arriveerde de buurman. Hij parkeerde zijn auto, ook een stationcar, maar om de één of andere reden pasten mijn koffers niet in zijn auto. Het was onvermijdelijk dat ik zou worden opgepakt. Hij zei dat hij niets meer voor mij kon doen.