Stendhal
Hartenboer
Ik vraag verschoning dat ik een anekdote opneem die alom bekend is en die mijnheer de Boufflers zo goed wist te vertellen.
Voor de Revolutie speelde men graag kaart bij mevrouw de hertogin De Polignac; haar huis was het middelpunt van de beau monde. De graaf De Coigny kwam er dikwijls, volgens sommigen ook een beetje omdat mevrouw De la Suze, een pas getrouwde jonge vrouw, er elke avond te vinden was. Op een dag klaagde de graaf over zijn gebrek dat hij met open mond sliep waardoor hij drie of vier keer per nacht wakker werd, en dat op een hoogst onaangename wijze. Een Duitse arts die dit hooggeboren gezelschap aangenaam bezighield, zei hem: ‘Ik zal u genezen, meneer de graaf, en wel met een speelkaart; die rolt u op en voor u zich aan de slaap overgeeft steekt u hem als een pijp tussen uw lippen in uw mondhoek.’ Toen ze die avond uitgespeeld waren en mijnheer De Coigny verhalen vertelde en met de speelkaarten speelde, zei mevrouw De Polignac tegen hem: ‘Hier, graaf, neem deze hartenboer mee, die zal u vannacht genezen.’ De volgende dag te zelfder ure, nadat het kaartspel was afgelopen en het gezelschap rond de tafel zat - mevrouw De Luz inbegrepen - arriveerde mijnheer de baron De la Suze uit Versailles. Na zijn nieuwtjes verteld te hebben ging hij zo verder: ‘Ik ben vanavond vroeg hier, maar gisteren was ik pas om vijf uur 's ochtends thuis. Wat ik zeggen wilde, u leert mijn vrouw ondeugden, mevrouw de hertogin; ze kan niet meer ophouden met kaartspelen; raad eens wat ik in haar bed heb gevonden: een hartenboer!’ En de baron zocht in zijn zak en liet de tot een pijpje gerolde hartenboer van de vorige avond aan het verblufte gezelschap zien. De baron De la Suze begon door te krijgen welk effect zijn verhaal gesorteerd had, maar mevrouw de hertogin De Polignac had de tegenwoordigheid van geest hem voor enige tijd mee te tronen naar een raamnis onder het voorwendsel dat ze met hem wilde spreken over zaken die in Versailles moesten worden afgehandeld.